Landelijke India Werkgroep
Nederlandstalige versie  terug


Kinderhandel naar de katoenvelden van Gujarat


LIW, 20-1-2015

Artikel van de Landelijke India Werkgroep gebaseerd op het jaarverslag 2014 van Dakshini Rajasthan Mazdoor Union, Udaipur, India.


(foto: The Hans India)

Elk jaar worden duizenden tribale kinderen uit het zuiden van Rajasthan en het noorden van Gujarat verhandeld naar de katoenzaadvelden in Noord-Gujarat om daar te werken. Ze doen vooral de kruisbestuiving van de planten met de hand. Dit werk wordt gedaan in het regenseizoen, van augustus tot september. Al vele jaren is de handel in kinderen voor de katoenzaadteelt een ernstig mensenrechtenprobleem. Dakshini Rajasthan Mazdoor Union (DRMU) [een vakbond uit Rajasthan] heeft als doel de bestrijding van de kinderhandel door deze te documenteren, deze waar mogelijk zelf te stoppen en invloed uit te oefenen via de media, de deelstaatoverheid en andere instellingen. DRMU hielp ook boeren om op tijd betaald te krijgen voor de zaden die ze produceren voor zaadbedrijven, en niet bijvoorbeeld pas na een jaar.

Voorvallen van kinderhandel in 2014
Voor hun werk met betrekking tot kinderhandel richtte DRMU zich in 2014 op een aantal dorpen: de Maadri-Phalasia cluster in Jhadol tehsil (sub-district) in Udaipur district in Rajasthan. Dit is een landelijk gebied voornamelijk bewoond door tribalen die voor hun levensonderhoud vooral afhankelijk zijn van landbouw voor eigen gebruik. DRMU schat dat zo’n 7000 tot 8000 kinderen alleen al uit dit cluster werden verhandeld. Veel

andere gebieden werden niet door DRMU bekeken door gebrek aan menskracht. Grofweg 10% van de totale kinderhandel in 2014 vond plaats in de Maadri-Phalasia cluster.

Om informatie over kinderhandel te verkrijgen voerden DRMU-vrijwilligers een onderzoek uit onder huishoudens in twee dorpen van het Maadri-Phalasia cluster. Bij dat onderzoek werden 14 kindarbeiders gevonden die verhandeld waren om te werken op katoenzaadvelden. Ook verstrekten DRMU-ambtenaren inlichtingen aan de politie over de handel in kinderen. In 40 dorpen werd gelet op de mate waarin kinderhandel plaats vindt. Er werd informatie uitgewisseld met het districtsbestuur, en er was contact met de plaatselijke politie. De politiemeldkamer werd ongeveer 10 keer gebeld en geïnformeerd over mogelijke kinderhandel. Deze inlichtingen resulteerden in het onderscheppen door de politie van vier voertuigen die kinderen vervoerden. In enkele gevallen reageerde de politie traag of helemaal niet.

Voorvallen van kinderhandel in 2014
Sporen wissen Hoewel kinderhandel in de Maadri-Phalasia cluster vaak voorkomt was het niet gemakkelijk om voorvallen in detail te documenteren. Via een netwerk van ronselaars, plaatselijk mates (’helpers’) genaamd, worden de kinderen verhandeld. Mates hebben zich bekwaamd in het gebruik van allerlei methoden om hun sporen uit te wissen, waaronder het vervoer van kinderen in de nacht, het meenemen van kinderen met het openbaar vervoer tussen de andere passagiers, het omkopen van de politie op controleposten onderweg en het te voet oversteken van deelstaatgrenzen door bosrijk terrein. Bovendien geven ouders die hun kinderen om economische redenen meegeven voor werk, dit niet gemakkelijk toe. Bovendien staan boeren niet toe dat buitenstaanders hun katoenzaadvelden betreden, waardoor het moeilijk is om het precieze aantal verhandelde kinderen en kinderarbeid in de katoenzaadindustrie van Gujarat te onderzoeken.

DRMU documenteerde details van 4 gevallen van kinderhandel die werden ingediend bij de politie in 2014. Eén van deze gevallen is het resultaat van de inlichtingen die door DRMU werden verschaft. In 2013 werd mensenhandel voor loonarbeid erkend als een misdaad en werd het opgenomen in het Indiase Wetboek van Strafrecht (IPC) als artikel 370. In 2014 werd dit artikel voor de eerste keer toegepast. Van de 4 gevallen werden er 2 onder criminele jurisprudentie gebracht via artikel 370 van het strafwetboek. Zie hieronder het verhaal over Reshma, een van de ingediende gevallen.

Het verhaal van Reshma

Reshma is een 12-jarig tribaal meisje dat woont in een dorp op 10 kilometer afstand van Phalasia, een groot dorp in Jhadol tehsil. Reshma zat op de dorpsschool en rondde de vijfde klas af in de tweede helft van 2013. Ze werd vervolgens toegelaten tot de zesde klas. Haar vader, Shanti Lal, is een kleine boer die tijdens het laagseizoen wordt gedwongen te migreren voor loonarbeid. Hij is er erg op gebrand om de continuïteit van Reshma’s onderwijs te waarborgen en zorgde er voor dat zij werd toegelaten tot de bovenbouw van het basisonderwijs in klas 6. Reshma is de 6e kind van haar ouders. Ze heeft drie getrouwde broers en een getrouwde zus. Geen van haar familieleden is ooit voor werk naar Gujarat geweest. Volgens de traditie in de tribale gemeenschap verlaten zonen na het huwelijk het huis om apart van hun ouders te wonen.

In juli ging Shanti Lal naar Udaipur, zo’n 100 kilometer van hun huis, om als loonarbeider te werken op bouwplaatsen. Tijdens de afwezigheid van haar vader werd Reshma door Ramesh, een ronselaar uit de buurt, overgehaald om te gaan werken op de katoenzaadvelden in Gujarat. Ramesh vertelde haar dat ze in Gujarat naar school zou kunnen blijven gaan. Ze zou slechts twee uur per dag moeten werken. Hij vertelde haar niet welk loon ze in Gujarat zou ontvangen. Er werd aan Reshma geen voorschot betaald, een gangbaar gebruik bij het werven van arbeiders. Reshma ging mee met Ramesh zonder haar familie in te lichten. Ze werd door Ramesh en zijn moeder naar Gurajat gebracht samen met een groep van 8 tot 10 andere meisjes. Reshma was de enige uit haar dorp.

De realiteit in Gujarat bleek heel anders te zijn. Reshma moest vroeg in de ochtend opstaan, om vier uur, en ze werd gedwongen om de hele dag te werken met slechts een pauze voor het ontbijt en de ontlasting. Reshma en de andere meisjes kregen tarwemeel van de eigenaar van de velden en kregen te horen dat de kosten daarvoor zouden worden afgetrokken van hun loon. Ze kregen nooit een vooruitbetaling, en Reshma hield het aantal dagen dat ze werkte niet bij. Maar het zou nog erger worden!

Bijna drie maanden na het begin van haar werk werd ze verkracht door Ramesh toen ze op een dag ‘s ochtends naar buiten was gegaan om zich te ontlasten. Drie dagen later trok Ramesh haar ‘s nachts weg van haar slaapplaats en verkrachtte haar weer. Hij bedreigde haar ook dat hij haar in Gujarat zou verkopen of haar zou verdrinken in een put als ze iemand over de verkrachting zou vertellen. Reshma raakte getraumatiseerd. Ze wist niet wat haar overkwam. Als gevolg van de doodsbedreiging deelde ze haar trauma en klacht met niemand. Ze wachtte op een kans om weg te lopen. Na 4 dagen, om 7 uur ‘s ochtends, ze liep weg zonder iemand te informeren. Haar dorp was honderden kilometers verderop en ze had geen geld bij zich. Ze zwierf bijna 10 dagen lang rond op het platteland, bedelend om voedsel en onderdak bij mensen die ze tegenkwam.

Intussen was haar vader, Shanti Lal, door Ramesh op de hoogte gebracht dat Reshma was weggelopen. Hij vroeg aan zijn familieleden of Reshma met een van hen contact had gehad. Dit was niet het geval. Hij benaderde de politie, maar die maakte geen rapport op, en vroeg hem om in plaats daarvan te wachten. Omdat de politie geen actie zou ondernemen organiseerde Shanti Lal zelf een zoektocht. Samen met enkele familieleden en vrienden huurde hij een ervaren taxichauffeur die bekend was met de kinderhandelroute naar Gujarat. De groep kon Reshma niet vinden en kwam met lege handen terug. Na die eerste zoekactie gingen ze terug met motorfietsen en zochten opnieuw naar Reshma. Ze vonden de locatie waar Reshma had gewerkt. De werknemers op het perceel zeiden dat Reshma met hen had gewerkt, maar dat ze plotseling weggegaan was en dat niemand wist waarom.

Tien dagen na haar verdwijning kreeg Shanti Lal het nieuws dat zijn dochter teruggekeerd was naar huis. Ze was in verwarde staat. Zij had buiten geleefd, bedelend om voedsel van vreemden. Uiteindelijk had ze het geluk een groep arbeiders uit haar dorp te ontmoeten die terugkeerden naar huis. De groep bracht haar terug. Reshma verkeerde in een trauma. Drie dagen nadat ze terug kwam vertelde ze haar vader wat er met haar was gebeurd. Shanti Lal ging weer naar het politiebureau weer. De politie was nog steeds niet bereid om een rapport op te maken. In plaats daarvan brachten ze beide partijen samen en adviseerden ze Shanti Lal om de zaak met de dader af te wikkelen met geld. Shanti Lal kwam ook samen met de dorpsoudsten. De vader van de dader woonde de bijeenkomst bij en zei dat er niets is dat ze voor Reshma konden doen. Haar loon voor ongeveer 3 tot 3,5 maanden werk werd niet betaald.

De zaak kwam in juni, zes maanden later, aan het licht toen een student, die stage deed bij DRMU in het kader van een onderzoek naar kinderhandel, een bezoek bracht aan het dorp waar Reshma en haar familie woonden. Een activist van DRMU nam de stagiair mee naar de familie van Shanti Lal voor het onderzoek. Toen de zaak eenmaal bovenkwam regelde DRMU een afspraak voor Reshma en haar vader met de inspecteur-generaal van de politie in Udaipur. Hij droeg op de zaak weer te openen en Ramesh werd gearresteerd.

DRMU hielp met de rehabilitatie van Reshma door haar ingeschreven te krijgen bij een school. Desondanks kwam haar familie onder constante druk van Ramesh en zijn familie te staan om de zaak terug te trekken. DRMU benaderde de districtsautoriteiten om Reshma in te schrijven in een residentiële school [‘kostschool’] om haar veiligheid te garanderen. Hierna gebeurde er drie maanden nauwelijks iets. Toen bracht DRMU de zaak in de lokale pers. De mediapubliciteit leidde tot onmiddellijke reactie van de overheid. Reshma is nu ingeschreven aan een residentiële school voor tribale meisjes in district Udaipur.


Betrokkenheid van politiepersoneel bij de kinderhandel
DRMU kreeg betrouwbare informatie dat sommige politiemensen actief betrokken waren bij de kinderhandel. Politieambtenaren namen geld aan voor het doorlaten van de voertuigen die kinderen vervoerden bij de deelstaatgrens.

Een geval waarin een DRMU-activist een levensbedreiging ontving ondersteunt de informatie over de betrokkenheid van het politiepersoneel bij de handel. De activist stond de politie bij met de bestrijding van de kinderhandel. Hij was betrokken bij het onderscheppen van een voertuig. De chauffeur werd gearresteerd, maar werd op borgtocht vrijgelaten. Na zijn vrijlating ontmoette de chauffeur de activist en vertelde hem dat de politie hem vroeg om de activist met zijn voertuig aan te rijden omdat die de politie lastig viel door voortdurend klachten in te dienen bij de meldkamer van de politie over mogelijke kinderhandel.

In haar jaarverslag 2014 zegt DRMU dat niet alle politieambtenaren corrupt zijn. Er zijn ook politieagenten die actief hielpen bij de bestrijding van kinderhandel.


  Katoenveld, Jhadol (foto: Seva Mandir)
Tribale zaadboeren slecht of niet betaald
In de afgelopen jaren is er een toename van tribale boeren die door gewetenloze bemiddelaars worden overgehaald om over te gaan op zaadteelt. De teelt van katoenzaad is een ingewikkelde zaak. Boeren worden gecontracteerd door zaadbedrijven om zaden te kweken onder nauw toezicht van personeelsleden van die bedrijven. De uiteindelijke producten worden getest. Als de kiemkracht van de zaden onder een bepaald niveau zakt wordt de gehele partij afgekeurd hetgeen tot hoge verliezen voor de boer leidt. Verder zijn tribale boeren vaak niet ervaren genoeg om volledig het proces en de valkuilen bij elke stap van de productie van katoenzaad te begrijpen. De kleine omvang van hun perceel leidt verder tot een toename van het aantal tussenpersonen, die allemaal een commissie opeisen.

In de afgelopen twee jaar heeft DRMU een groot aantal boeren gezien dat door de zaadbedrijven wordt verteld dat hun oogst mislukt is. Het mislukte aandeel werd erg hoog. Zelfs boeren wiens steekproef goed bevonden was waren een jaar na de oogst nog steeds niet betaald. Na een groot aantal van dergelijke klachten bij DRMU werden bijeenkomsten georganiseerd. DRMU verzamelde de klachten en overhandigde deze aan het districtsbestuur. Er werd ook een sit-in georganiseerd bij het districtskantoor in Udaipur om de kwestie te bespreken.

Bedrog door zaadbedrijven
DRMU bracht de zaken ook ter sprake met verschillende zaadbedrijven, waaronder Nuziveedu Seeds, Ankur Seeds en Monsanto. Een zaak was gericht tegen de in de VS gevestigde multinational Monsanto. DRMU bracht de mensenrechtencommissie van het bedrijf op de hoogte van het verzuim van betaling aan tribale boeren. Het bedrijf reageerde. Na langdurige onderhandelingen met veldstaf en bemiddelaars die voor Monsanto werken betaalde de tussenpersoon een bedrag van Rs. 150.000 aan de zaadboeren onder druk van de officials van Monsanto. Maar die tussenpersoon kwam terug op de overeenkomst en probeerde bij de politie een klacht in te dienen tegen de tribale boeren.

DRMU heeft ook geprobeerd om een politieklacht in te dienen omdat de boeren zijn bedrogen door zaadbedrijven. Op advies van de lokale politie werd de zaak voorgelegd aan het Strafrechtelijk Onderzoek Departement op deelstaatniveau. Er is opdracht gegeven voor een onderzoek met hoge prioriteit.


Lees ook: "Child labour rules Gujarat cotton fields" (The Hans India, 30-6-2014)




Landelijke India Werkgroep - 23 januari 2015