Lage lonen, slechte huisvesting en nu het spaarfonds: protest textielarbeiders in Bangalore onvermijdelijkFirstpost, 21-4-2016 De gewelddadige opschudding onder de textielarbeiders in Bangalore aan het begin van deze week mag dan zijn geluwd nu de centrale overheid de wijziging van het verplichte spaarfonds voor werknemers binnen het pensioenfonds ingetrokken heeft, maar duidelijk is dat dit een protest was dat er aan zat te komen. door: Janaki Murali
Voor de werknemers in deze ongeorganiseerde sector, die in erbarmelijke omstandigheden moeten wonen en werken, was het wachten op een aanleiding om in woede uit te barsten. Textielarbeiders steken meubilair in brand bij een protest tegen de wijziging van het spaarfonds in Bangalore PTI Binnen enkele uren verspreidde het protest zich razendsnel, waarbij zo’n 10.000 werknemers uit de omliggende vijf fabrieken waren betrokken. Op dinsdag werden de demonstraties gewelddadig: er werd met stenen gegooid, en bussen en andere voertuigen werden in brand gestoken in belangrijke centra als Hosur Road, Tumkur Road en Jallhalli. Er waren ook protestacties in Madur en Mandya. Verschillende mensen raakten gewond, waaronder politieagenten. Twee van hen werden getroffen door kogels toen de politie in de lucht vuurde om de menigte onder controle te krijgen.
Om een beter begrip te krijgen van wat er in de kledingindustrie scheelt, nam Firstpost contact op met de Garment Labour Union (GLU) [vakbond voor de textielindustrie], opgericht door textielarbeidsters. De GLU heeft slechts vrouwelijke arbeidsters als lid en werkt samen met andere vakbonden, maatschappelijke organisaties en campagnes om de arbeidsomstandigheden in de kledingindustrie te verbeteren. In een toelichting op de problemen in de kledingindustrie vertelde Yashoda PH, algemeen secretaris van de GLU, aan Firstpost dat "de fabrieken hoge productiedoelen hebben, wat een groot probleem is. Als werknemers hun doelstellingen niet halen worden ze uitgescholden en zelfs ontslagen. Er is ook seksueel misbruik, hoewel niemand openlijk zal klagen. Werknemers kunnen geen verlof nemen; als ze dat doen worden ze op staande voet ontslagen als ze terugkeren. De bewaking wordt verteld dat de werknemer niet binnengelaten mag worden en dat de pasjes in beslag moeten worden genomen. Eens per jaar mogen ze 15 dagen tot een maand naar huis, maar wanneer ze terugkeren loopt hun dienstverband niet gewoon door, maar moeten ze opnieuw solliciteren." Over de erbarmelijke levensomstandigheden van de 15.000 tot 16.000 werknemers uit Noord-India zegt Yashoda: "Ze kennen geen vrijheid, zijn ze gehuisvest in hostels, zonder kranten of TV. Ze kunnen niet zomaar naar buiten; uitgaan wordt hen slechts toegestaan op zondag, voor ongeveer twee tot drie uur. De hostelbewaker en de leidinggevenden van de fabriek houden bij hoelang het duurt voor de werknemers om van het hostel naar de fabriek te komen en terug. Zo zal de hostelbewaker aan degene die op dat moment de leiding heeft in de fabriek doorgeven: ‘Ik stuur nu 25 mensen, en het zal hen 15 tot 20 minuten kosten om bij de fabriek te komen.’ De leidinggevende in de fabriek doet hetzelfde als de arbeiders van de fabriek teruggaan naar het hostel." GLU was betrokken bij het tripartiete overleg, bijeengeroepen door de Minimum Wage Board, tussen overheid, producenten en vakbonden om de minimumlonen van de werknemers voor 2013-2014 te bespreken. Yashoda legt uit wat zich voordeed tijdens de bijeenkomst. "We vroegen of de lonen met Rs 500 per dag konden worden verhoogd vanaf Rs 196 per dag. Maar het werd slechts tot Rs 252 per dag verhoogd, inclusief duurtetoeslag, voor 2014. In 2015 werd dit verhoogd tot Rs 272 per dag, inclusief duurtetoeslag" aldus Yashoda. Firstpost sprak ook met Cividep India, dat veel werk verzet in de bedrijfstak. Cividep India informeert arbeiders over hun rechten en voert campagne voor maatschappelijk verantwoord ondernemen samen met andere gelijkgestemde organisaties en individuen. Gopinath Parakuni, algemeen secretaris en medeoprichter van Cividep India, vertelde aan Firstpost dat het een nogal complexe situatie is. "Er zijn zo veel merken bij betrokken met een wereldwijde toeleveringsketen en zo’n 100 verschillende productieprocessen. Het ontwerpen, opbouwen, marketing en beeldvorming voor een product gebeurt in Europa, terwijl de productie plaatsvindt in verschillende landen, waaronder India. In wezen is het een handelskwestie, maar het is een koloniaal overblijfsel dat de industrie beheerst. Het duurde ongeveer 40 tot 50 jaar voor de productie zich naar Azië verplaatste." Over de ongeorganiseerde arbeidskrachten in de kledingindustrie zegt Parakuni: "Het zijn kwetsbare werknemers, misschien hebben ze vier tot vijf jaar op school doorgebracht. Ze komen uit nog feodale gemeenschappen en opeens bevinden ze zich in een stad en moeten ze voor zichzelf zorgen. Er zijn geen lange dienstverbanden in de industrie. Er is een groot personeelsverloop, werknemers blijven maximaal twee tot vijf jaar bij een bedrijf." Over de lage lonen zegt hij: "Het is een 'race naar de bodem', waarbij de markt onder leiding van toonaangevende merken als H&M, C&A, GAP, Inditex, Tommy Hilfiger en Mother Care de prijzen dicteert. Ze gaan voor zo laag mogelijke productiekosten, en de lonen worden dus bepaald door de leveranciers in onderhandeling met de kleinere vakbonden. Er zijn geen formele collectieve onderhandelingen, omdat de fabrieken nooit toestaan dat een vakbond opgericht wordt, uit ervaring met de textielindustrie in Mumbai. En ze staan in hun recht om een vakbond niet te erkennen." Gevraagd waarom de deelstaatregering niet ingrijpt en inspecties uitvoert, zei hij: "Er is geen politieke wil. Zij moeten zowel rekening houden met zowel de fabrikanten als met de arbeiders. Ze inspecteren als ze klachten krijgen of memoranda worden ingediend door de arbeiders. Maar die zijn niet effectief of toereikend. Er is geen vervolging of veroordeling." Laten we ondertussen de moed niet verliezen. Het is niet dat er geen actie plaatsvindt. The Economic Times meldde in maart van dit jaar dat Indiase bedrijven die kleding leveren, ook al is het voor buitenlandse merken zoals Gap, H&M en Marks & Spencer, nu zullen worden onderzocht op oneerlijke handelspraktijken. Deze beslissing werd genomen nadat een samenwerkingsverband van internationale organisaties, waaronder Unicef, Stop Kinderarbeid, en Solidaridad, een convenant ondertekende over deze kwestie.(1) Dit akkoord was een reactie op een paper, in januari 2016 gepubliceerd door de Landelijke India Werkgroep. Het artikel, Unfree and Unfair, belichtte hoe jonge migrant-textielarbeiders in erbarmelijke omstandigheden leven. Unfree and Unfair bestudeerde de omstandigheden voor migrant-werknemers in vier kledingfabrieken: K Mohan, Texport Industries, Arvind Ltd Exports en Shahi Exports.(2) Het is de hoogste tijd dat de regering van Karnataka ingrijpt en maatregelen neemt voordat er meer protesten plaatsvinden. Ze moet niet toestaan dat mensenrechtenschendingen in de industrie doorgaan en moet de daders vervolgen en veroordelen.
Want Make in India [een programma gelanceerd door premier Modi in september 2014 als onderdeel van een breder pakket aan initiatieven om India te transformeren in een mondiaal centrum voor ontwerp en productie: zie http://www.makeinindia.com/about] betekent ook verantwoordelijkheid.
(2) Het Convenant was geen reactie op dit artikel maar op een jarenlang maatschappelijk en politiek debat over misstanden in de wereldwijde kledingindustrie met de Rana Plaza ramp in Bangladesh, rapporten van de LIW & SOMO en een Kamermotie op basis van deze rapporten als meer directe aanleidingen.
[vertaling door de LIW] |