terug
Onderstaand artikel is gepubliceerd op 15-4-2008

door:
Gerard Oonk
Jetteke van der Schatte Olivier


Geen boycot maar wel handelsmaatregelen tegen kinderarbeid



Hoogleraar Lieten en Minister Verhagen twisten in de NRC (4 en 8 april jl.; zie hieronder) over de beste aanpak van kinderarbeid. Verhagen wil producten van kinderslavernij boycotten en Lieten meent – terecht - dat dit contraproductief is. Beiden gaan er echter onterecht van uit dat kinderarbeid vooral een armoedekwestie is. Verhagen meent – onterecht - dat kindslaven niet voor inkomen zorgen en dat je (mede) daarom hun producten zou moeten boycotten. Lieten zet – eveneens onterecht - ‘armoede als hoofdoorzaak nummer één van de kinderarbeid’ centraal in zijn betoog. Hun analyse en daardoor hun aanbevelingen schieten echter in beide gevallen tekort.

De opvatting van Verhagen dat kindslaven helemaal geen inkomen hebben, houdt in het licht van de praktijk geen stand. Bij veel vormen van ‘hedendaagse slavernij’ krijgen kinderen of hun ouders namelijk een lening met woekerrente of een laag loon, zodat ze totaal afhankelijk worden van de woekeraar of werkgever en dus feitelijk slaven zijn. Er zijn bijvoorbeeld in India, Nepal en Pakistan miljoenen gebonden arbeiders, inclusief talloze kinderen, die nooit van hun schuld afkomen. Maar ze hebben wél een, zij het, extreem laag, inkomen. Dat betekent natuurlijk niet dat (kinder)slavernij, als het maar wat oplevert, aanvaardbaar is.

Verhagen heeft gelijk dat uitbanning van kinderarbeid wereldwijd is onderschreven en dat handelsliberalisering niet ten koste mag gaan van de meest kwetsbare groepen. Maar waarom zou dat alléén gelden voor kinderen (en ook volwassenen) die helemaal niets voor hun arbeid krijgen en niet voor alle kinderen die worden uitgebuit en geen onderwijs krijgen? Daar zit de veronderstelling achter, ook gedeeld door Lieten, dat veel kinderen blijkbaar te arm zijn om niét te hoeven werken. Hun overleving lijkt haaks te staan op het recht om niet te werken.

Is het inderdaad pure armoede die kinderen aan het werk en uit school houdt? Natuurlijk zijn de meeste werkende kinderen arm. Maar het omgekeerde is niet waar: miljoenen arme kinderen gaan gewoon naar school en hebben daarnaast soms een klein baantje of helpen thuis mee. Dat is volgens de internationale verdragen van de ILO bij kinderen van 12 jaar en ouder géén kinderarbeid. Kinderarbeid heeft veel andere oorzaken: slecht onderwijs, administratieve obstakels voor analfabete ouders (formulieren invullen etc.), ontbrekend overgangsonderwijs voor oudere kinderen die nog naar school willen, discriminatie van minderheden als Dalits (‘kastelozen’) en inheemse volken, achterstelling van meisjes, ontbrekende leerplicht, lakse wetshandhaving etc. Een belangrijk negatief gevolg van kinderarbeid is dat het de lonen van volwassenen onder druk zet omdat kinderen goedkope en makkelijk te manipuleren arbeidskrachten zijn. Zonder kinderarbeid kunnen volwassenen vaak een hoger loon bedingen en zo de inkomsten van hun kinderen ‘terugverdienen’. Samengevat gaat het meer om politieke onwil, zeer scheve machtverhoudingen, traditionele opvattingen, dan puur om armoede. Zo gaan in sommige deelstaten van India bijna alle kinderen naar een gewone school omdat er een actieve overheid en een sterke sociale beweging tegen kinderarbeid is. Ook het artikel over de opbouw in het arme Zuid Soedan (NRC 9 april) spreekt over een ‘grote honger naar onderwijs’ onder de teruggekeerde vluchtelingen: een mooi voorbeeld van het relatieve belang van armoede. Conclusie: met goed beleid is dus, óók voor arme kinderen, alle kinderarbeid te bestrijden die hen uit school houden of hun gezondheid schaadt.

In dit licht is het vreemd dat Lieten pleit voor een beleidsfocus op louter ‘de ergste vormen van kinderarbeid’. Werk dat toegang tot onderwijs belet of belemmert valt daar namelijk niet onder. Dat staat wel in Verdrag 138 van de ILO die een minimumleeftijd voor werk vaststelt (minimaal 14 jaar en licht werk als je 12 of 13 bent). Dit verdrag is door vier van de vijf landen geratificeerd. Het is niet uit te leggen dat een kind dat ‘erg werk’ doet wel naar school zou mogen en een kind dat de hele dag ‘minder erg werk’ verricht niet. Landen mogen overigens in hoge mate zelf bepalen wat de ‘ergste vormen van kinderarbeid’ zijn. Werk in de landbouw en het huishouden, beide verre van ongevaarlijk, vallen daar meestal niet onder.

En die handelsboycot, is dat nou wel verstandig? Nee, niet op de manier die minster Verhagen voorstelt. Het is bijna ondoenlijk om precies de producten en de bedrijven te identificeren die - vaak in de leveringsketen - gebruik maken van kinderslavernij. Dus zou je hele bedrijfstakken moeten boycotten waarbij veel werkgelegenheid verloren gaat. Terwijl het de vraag is of je daarmee kinderslavernij terugdringt.
Wij pleiten voor een gefaseerde én bredere aanpak die gericht is op álle vormen van kinderarbeid en de schending van andere fundamentele arbeidsrechten (geen dwangarbeid en systematische discriminatie plus het recht op organisatie). Zo zou Nederland, liefst in EU verband maar zodanig eerst zelf, onderzoek moeten doen naar kinderarbeid in exportsectoren van landen die naar Nederland exporteren. De VS doet dat al jaren en stelt nu lijsten op met producten gemaakt door kinderen. Een tweede stap is het maken van afspraken met landen over controle op kinderarbeid in exportsectoren en het opzetten van verbeterprogramma’s. Juist India heeft daarin een positieve stap gezet. De Indiase regering heeft onlangs, mede door enkele kinderarbeid schandalen die de export mogelijk aantasten, besloten om vijf belangrijke exportsectoren te gaan inspecteren op kinderarbeid. Nederland zou dergelijke afspraken vooral moeten maken met landen waarmee het een sterke economische of ontwikkelingsrelatie heeft. Sluitstuk van dergelijk beleid zou moeten zijn dat kinderen of andere belanghebbenden van wie de rechten door Nederlandse bedrijven zijn geschonden bij een Nederlandse rechtbank terecht kunnen voor een schadeclaim. Daarvoor heeft ook het Europees Parlement onlangs met grote meerderheid gepleit. Maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt zo ook een stuk concreter en minder vrijblijvend. Met deze maatregelen is minister Verhagen werkende kinderen beter van dienst dan met een boycot.

Gerard Oonk
directeur Landelijke India Werkgroep

Jetteke van der Schatte Olivier
coördinator campagne ‘Stop Kinderarbeid – School de beste werkplaats’

NRC Handelsblad, 4 april 2008

Handelsboycot werkt niet bij kinderarbeid

Handelsbeperkingen tegen landen met kinderarbeid verslechteren juist het lot van de armen, en dus van de werkende kinderen. Overleg werkt beter, zegt Kristoffel Lieten.

Minister Verhagen wil het buitenlandbeleid in grote mate oriënteren op de mensenrechtennotitie 'Naar een menswaardig bestaan' met daarin een paragraaf over kinderarbeid. Deze notitie staat volgende week ter discussie.
Nederland heeft een belangrijke rol gespeeld in de totstandkoming van Conventie 182 van de ILO. Hierin wordt gesteld dat in het belang van het kind de strijd tegen de ergste vormen van kinderarbeid (126 miljoen kinderen) de hoogste prioriteit dient te krijgen. C182 bouwt verder op Conventie 138 uit 1973 en is daaraan gerelateerd.
De focus op de ergste vormen van kinderarbeid is wijs en efficiënt. Deze keuze creëert duidelijkheid: het zijn vormen van werk door kinderen waarover geen enkele discussie mogelijk is. Dit schept de mogelijkheid met alle partners in ontwikkelingslanden, ook met overheden, coherent en daadkrachtig beleid te maken.
Het is dan ook prettig te merken dat de Nederlandse overheid het eens is met deze opvatting. Maar toch wil ik waarschuwen tegen de in de Nota en in het Actieplan voorgestelde oplossing. Ik baseer deze opmerking ondermeer op jarenlange studies van IREWOC, het instituut voor onderzoek naar kinderarbeid, in diverse continenten.
De minister gaat uitvoerig in op importbeperkende maatregelen, tegen landen waar kinderarbeid voorkomt. Aan armoede als hoofdoorzaak nummer een van de kinderarbeid wordt weinig aandacht besteed. Studies hebben aangetoond dat handelsboycot een weinig geschikt middel is tegen kinderarbeid. Het is een maatregel die voorkomt uit nimby-overwegingen (not in my backyard). Zo wordt het vraagstuk van de kinderarbeid losgekoppeld van zijn maatschappelijke context.
Ik noem enkele argumenten die pleiten tegen handelsmaatregelen als oplossing:
* Het aantal kindarbeiders dat betrokken is bij exportgerelateerde productie, bedraagt slechts enkele procenten van de kinderarbeid.
* Het is dus beter een beleid te ontwikkelen voor de veel grotere groep van kindarbeiders; dit betekent het ontwikkelen van een coherent beleid op onderwijs en ontwikkeling.
* Door (de dreiging van) een boycot zullen de (ex-)kindarbeiders in een nog slechtere situatie doen belanden; het is een maatregel die voor de meest ontwrichte en verpauperde families in ontwikkelingslanden funest is.
* Het opnemen van handelsbeperkende maatregelen ligt in ontwikkelingslanden, die het Westen graag beschuldigen van protectionistisch beleid, heel gevoelig; gesprekken met regeringen van ontwikkelingslanden, zoals onlangs met India, zullen worden geschaad.
De strijd tegen de kinderarbeid kan niet losgemaakt worden van de strijd tegen de armoede en dient aan te sluiten bij een internationaal collectief gedragen beleid. Dat betekent een beleid dat uitgaat van de heldere aanpak van de ILO als een tripartite van overheden, vakbonden en ondernemers organisaties.

Kristoffel Lieten is hoogleraar Kinderarbeid aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is directeur van IREWOC.

NRC Handelsblad, 8 april 2008

Boycot kindarbeid is wel effectief

Door Maxime Verhagen

Kinderarbeid is een harde realiteit in het leven van tweehonderd miljoen kinderen wereldwijd. Tweehonderd miljoen - dat is een getal waarbij we ons nauwelijks iets kunnen voorstellen. Totdat die kinderen een gezicht krijgen. Dat was het geval toen ik kennismaakte met Om Prakash Gurjar, die in 2006 de Kindervredesprijs won voor zijn inzet voor de kindslaven in India. Prakash werd zelf tussen zijn vijfde en zijn achtste ingezet als kindslaaf. Daarna zette hij zich in voor de afschaffing van lesgeld voor de armste ouders en voor geboorteregistratie door ouders, zodat hun kinderen toegang kunnen krijgen tot onderwijs - sleutel tot een betere toekomst.
Professor Lleten pleit voor het ontwikkelen van een coherent beleid op onderwijs en ontwikkeling, dat de grote groep kindarbeiders uitzicht moet bieden op een beter leven (Opiniepagina, 4 april). Ik ben het van harte met hem eens. Het is ontzettend belangrijk om arme kinderen op te leiden, zodat het stokje van de uitzichtloosheid niet van generatie op generatie wordt doorgegeven. De regering besteedt zo'n 15 procent van de middelen voor ontwikkelingssamenwerking aan onderwijs.
Een prachtig voorbeeld van een brede aanpak is de Bolsa Familia die president Lula van Brazilië - deze week op staatsbezoek in Nederland - heeft ingevoerd. Arme gezinnen krijgen maandelijks een toelage, maar onder voorwaarden: ouders moeten hun kinderen naar school sturen en inenten, en zwangere vrouwen moeten regelmatig op medische controle verschijnen.
Maar met armoedebestrijding alleen is de kous niet af. Vandaar dat ik in de mensenrechtenstrategie - die ik vandaag met de Tweede Kamer bespreek - voorstellen doe om kinderarbeid uit te bannen. Een van die voorstellen betreft een verbod op het op de markt brengen van producten die tot stand zijn gekomen door gedwongen kinderarbeid.
Professor Lieten vindt zo'n handelsmaatregel niet effectief. Dat ben ik niet met hem eens. Het aankondigen van handelsmaatregelen kan belangrijke veranderingen in gang zetten. Lieten draagt aan dat door de (dreiging van) een boycot de (ex-)kindarbeiders in een nog slechtere situatie zullen belanden; het is een maatregel die voor de meest ontwrichte en verpauperde families in ontwikkelingslanden funest is."
Maar bij slavenarbeid is er geen sprake van dat kinderen voor enig inkomen zorgen. Het verbod dat ik voor ogen heb, neemt geen inkomen weg - het richt zich tegen slavenarbeid door heel jonge kinderen, onder de meest afgrijslijke omstandigheden. Ik ben ervan overtuigd dat consumenten deze misstanden niet in stand willen houden. Dat handelsbeperkende maatregelen in andere landen gevoelig liggen, vind ik ook geen goed argument: de uitbanning van kinderarbeid is een wereldwijd onderschreven doelstelling, in het Kinderrechtenverdrag, in conventies van de ILO.
Nederland is een groot pleitbezorger van handelsliberalisering, maar dat mag niet ten koste gaan van de meest kwetsbare groepen. Waar we kunnen aantonen dat de rechten van kinderen met voeten worden getreden, is optreden dus niet alleen gerechtvaardigd, maar ook een morele verplichting.

Maxime Verhagen (CDA) is minister van Buitenlandse Zaken.


terug LIW in de pers Kinderarbeid & Onderwijs HOME Landelijke India Werkgroep


Landelijke India Werkgroep - 15 april 2008