terug
Onderstaand artikel is gepubliceerd in SER Bulletin, mei 2009

door:
Christel Witteveen

Verantwoord ketenbeheer: een zaak van lange adem


Bedrijven willen zich meer inzetten voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Niet alleen bij de productie in eigen land, maar ook bij de inkoop van producten en grondstoffen in het buitenland. Dat heet duurzaam ketenbeheer. De SER belegde er in april een seminar over.

De SER bracht twee maanden geleden een verklaring uit over Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO). Bedrijven worden daarin opgeroepen werk te maken van verantwoord ketenbeheer. Niet alleen in Nederland, maar ook in buitenlandse productielijnen. De productie moet van begin tot eind verantwoord zijn, zowel qua milieu als qua sociale omstandigheden. Dat vergt in de praktijk veel flexibiliteit en veel geduld, zo bleek in april tijdens het seminar over Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, dat de SER organiseerde.

Staatssecretaris Frank Heemskerk ziet de hele “MVO-kliek”, zoals hij het noemde, aandachtig luisteren naar de keur van sprekers die in de Raadzaal van het SER-gebouw optreden. Aanwezig zijn multinationals als Philips, Unilever en Shell, afgevaardigden van het Productschap Tuinbouw, Modint en de Koninklijke VNP. Deze bedrijven en branches bezinnen zich al langere tijd op de bijdrage die ze kunnen leveren aan het verbeteren van de omstandigheden waaronder hun producten worden gemaakt. Maar Heemskerk wil graag weten hoe de olievlek zich ook kan uitbreiden buiten de in de zaal aanwezige ‘bekeerden’, die het belang van maatschappelijk verantwoord ondernemen al hebben ingezien.

Duurzame revolutie
Dat belang is nog lang niet overal doorgedrongen, stelt spreker Marleen Janssen Groesbeek, schrijfster van Duurzamer ondernemen (uitg. Business Contact). Terwijl er in korte tijd miljarden zijn gevonden om financiële instellingen te redden die door eigen toedoen ten onder dreigden te gaan, zijn er nog altijd geen (snelle) oplossingen om beter om te gaan met onze planeet en de mensen die er op wonen. Zij pleit voor een duurzame revolutie. “Misschien moeten bedrijven die er in 2010 niet in zijn geslaagd om minstens de helft van hun omzet uit duurzame producten te halen, maar eens de helft van hun winst gaan inleveren.”
Dat zou de druk om aan duurzaamheid te werken inderdaad opvoeren, maar een haalbare eis is het niet. Duurzaam ondernemen in een hele productieketen is en blijft een ingewikkeld proces van veel overleg tussen uiteenlopende partijen als bedrijven, (lokale) overheden, ngo’s, vakbonden en ondernemersorganisaties. Kunnen die over milieunormen misschien nog overeenstemming bereiken, als het gaat om fatsoenlijke arbeidsomstandigheden lopen ze tegen veel dilemma’s aan. Wanneer is er bijvoorbeeld precies sprake van kinderarbeid? In Nederland helpen kinderen toch ook mee op de boerderij? En wat is ‘te hoge’ werkdruk – mensen in China willen toch zelf graag zo hard werken om veel geld te verdienen?

Richtlijnen
Ondernemers vinden het vaak lastig om te weten welke regels ze precies moeten naleven om te vermijden dat Amnesty International bij hen op de stoep staat. En als ze de regels al weten, dan blijft controle op naleving ervan in een ver land een grote uitdaging.
De International Organization for Standardization (ISO) besloot daarom vier jaar geleden de ISO 26000 Guidance on Social Responsibility op te stellen. Richtlijnen als die van de International Labour Organization (ILO), de Organi-satie voor Europese Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en het Global Reporting Initiative (GRI) zijn hier allemaal in opgenomen en verdeeld over zeven aandachtsgebieden: milieu, mensenrechten, arbeidsomstandigheden, goed bestuur, consumenten en maatschappelijke betrokkenheid. Het doel van deze internationale richtlijn is om organisaties te ondersteunen bij de invoering van maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Overigens plaatst de organisatie wel een kanttekening als het gaat om verantwoord ketenbeheer: een kleine Westerse onderneming kan in de praktijk aan een grote toeleverancier geen eisen stellen op het gebied van mensenrechten en milieu. Maar een grote onderneming kan zelfs eisen stellen aan de toelevereranciers van de eigen toeleverancier.

Aanklagen
Gerard Oonk, directeur van de Landelijke India Werkgroep (LIW), ook een van de sprekers tijdens het seminar, vindt dat Westerse bedrijven hun verantwoordelijkheid moeten nemen in landen waar ze zo goedkoop hun producten vandaan halen. “De hoofdvestigingen van veel Westerse ondernemingen voldoen vaak aan allerlei MVO-criteria, maar de bedrijven waar ze hun producten inkopen niet.” En dat wringt volgens hem.
De Landelijke India Werkgroep is actief lid van de Schone Kleren Campagne, die arbeidsomstandigheden bij toeleveranciers in de kledingindustrie aan de kaak stelt. Oonk is blij dat de SER zich heeft uitgesproken over verantwoord ketenbeheer, maar dat de SER-verklaring geheel gebaseerd is op zelfregulering, stemt hem minder tevreden. “Internationale arbeidsnormen zijn nu al niet vrijwillig. Wat mij betreft komt er een situatie waarbij slachtoffers een bedrijf kunnen aanklagen als ze jarenlang onder het wettelijk vastgestelde minimumloon betaald hebben gekregen. Ik denk dat bedrijven daardoor sneller verbeteringen in de keten zullen doorvoeren. Ik verwacht niet dat alle misstanden van vandaag op morgen zijn opgelost, maar het zou vertrouwen wekken als bedrijven laten zien wat ze doen aan de verbetering van de arbeidsomstandigheden in de keten.”

Eensgezindheid
Spreker Hans Hofmeijer, als voormalig hoofd multinational enterprises bij de ILO nauw betrokken bij verantwoord ketenbeheer, is optimistisch gestemd over de vorderingen op sociaal gebied. Hij constateert eensgezindheid bij landen als het gaat om het uitbannen van kinderarbeid, dwangarbeid, te lange werkdagen en te lage lonen. Maar een heikel punt blijft volgens hem de vrijheid van vakvereniging. “Met name Latijns-Amerikaanse en Aziatische landen hebben een lange traditie van een negatieve houding van werkgevers ten opzichte van werknemers,” aldus Hofmeijer. “Een vakbond vinden ze maar lastig, die stelt alleen maar eisen. En ondernemers hebben grote invloed op de wetgeving in die landen.”
Hofmeijer vindt het prima dat Nederlandse bedrijven tegenwoordig aan bepaalde MVO-criteria moeten voldoen om in aanmerking te komen voor exportkrediet. Maar volgens hem moet IMVO geen al te verplichtend karakter krijgen. “Als Nederland als enige land in Europa allerlei verplichtingen oplegt aan bedrijven, dan verschuiven die bedrijven hun hoofdkantoor gewoon naar een minder streng land.”
Bedrijven zouden er volgens Hofmeijer goed aan doen om zich beter op de hoogte te stellen van de lokale wetgeving waaronder toeleveranciers vallen. “Westerse bedrijven doen alsof ze de lokale wetgeving kennen, maar dat is meestal niet zo. Door samen te werken met lokale instanties als de Kamer van Koophandel of lokale ondernemersverenigingen kunnen ze nog veel winst boeken.”
Ook Oonk (Landelijke India Werkgroep) benadrukt het belang van samenwerking met lokale organisaties om misstanden tegen te gaan. Dat betreft zowel ngo’s, die ervoor kunnen zorgen dat niet-werkende kinderen naar school gaan, als overheden, die naleving van arbeidswetten controleren. “In de Indiase deelstaat Andhra Pradesh gaan tegenwoordig veel meer kinderen naar school dan vroeger. Verantwoord ketenbeheer kan dat proces versnellen.”


Philips maakt een vuist

Philips won in 2007 de VBDO Verantwoord Ketenbeheer Award. Een mooie opsteker voor Jan Roodenburg, senior vicepresident supplier development & sustainability. Om invulling te geven aan het duurzaamheidsbeleid richting de toeleveranciers, werkt Philips nauw samen met andere bedrijven in de electronica industrie zoals HP, Dell en IBM, vertelt Roodenburg. “Op die manier creëert de sector volume en kunnen we meer invloed uitoefenen in onze eisen aan toeleveranciers.”
Philips maakte een inventarisatie van landen met het hoogste risico op misstanden op het gebied van milieu en sociale aspecten als arbeidsrecht, gezondheid, veiligheid en ethiek. Bij leveranciers in de meest risicovolle landen waar het bedrijf meer dan 100.000 euro omzet, worden audits (controlebezoeken) gehouden. Op een totaal van 20.000 leveranciers gebeurt dat uiteindelijk bij ongeveer 1000 toeleveranciers, veelal in China, Thailand, Vietnam, Mexico en Brazilië.
De toeleverancier betaalt zelf de kosten voor een audit. Maar volgens Roodenburg bedragen die kosten maximaal 2000 dollar. “Dat is voor geen enkele toeleverancier een probleem. Het echt lastige is om na een audit bepaalde onderwerpen daadwerkelijk aan te pakken. In China werken mensen vaak zeven dagen per week in de fabriek. Volgens de ILO-normen mogen ze hooguit zes dagen werken. De fabrieks-directeur moet die situatie veranderen. Dat vergt een enorme inspanning. Om dit soort veranderingen te bereiken, gaan we vanuit de hele electronicasector de dialoog aan met de Chinese overheid.”
Philips wil ook dieper in de keten van toeleveranciers dingen veranderen. “Zodra een toeleverancier een contract bij ons heeft, toont hij zich heel welwillend om op onze eisen in te gaan. Daar maken we gebruik van door ook aan hún toeleveranciers eisen te stellen. Maar het gaat allemaal stap voor stap. Ik verwacht dat we hier over vijftien jaar nog steeds achteraan moeten zitten.”


Cora Kemperman strijdt tegen Indiase misstanden

Toen Gloria Kok, directeur van modebedrijf Cora Kemperman, tien jaar geleden in een Indiase fabriek een glas water liet staan, zat er aan het eind van de dag een centimeter rode verfstof in het glas. Zo vervuild was het water uit de kraan. Dat is nu verleden tijd, tenminste in de streek Tamil Nadu in Zuid-India, waar de fabrieken staan waar Kok zaken mee doet.
“We zijn twaalf jaar geleden gestart met de certificering van de fabrieken, zodat ze zouden voldoen aan onze eisen op sociaal en milieugebied. Het hele proces nam vijf jaar in beslag,” vertelt Kok. “Verder werken we zo veel mogelijk met ecologisch gecertificeerde ververijen en kopen we biologische katoen in.”
Kok merkt dat er in India in de afgelopen jaren veel vooruitgang is geboekt op milieu- en sociaal gebied. India heeft de wetgeving aangescherpt en er vinden strengere controles plaats op naleving van die wetgeving. Onder druk van Amerikaanse bedrijven, ngo’s en consumenten letten exporteurs er steeds meer op of hun producten verantwoord zijn geproduceerd.
Maar ondanks alle vooruitgang kan er nog veel verbeteren. Kok betreurt vooral de positie van vakbonden in India. “In India zijn de vakverenigingen totaal verziekt. Vakbonden komen er niet op voor de rechten van werknemers. Ze worden omgekocht door werkgevers. Het is mijn droom dat er in de stad Tirupur bij het busstation waar ’s middags grote drommen mensen de bus naar huis nemen, een kantoor komt waar werknemers met hun klachten terechtkunnen. Een soort ombudsman die misstanden aan de kaak stelt. Wij hebben geprobeerd zoiets op te zetten met een lokale organisatie, maar de man die er zat, werd fysiek bedreigd. Het zou goed zijn als internationale vakverenigingen iets doen aan deze situatie.”


Verantwoorde grafmonumenten

Bert Reubsaet startte twaalf jaar geleden het Limburgse bedrijf RMP Grafmonumenten. In 2000 bracht hij de productie over naar India en ging hij ter plekke op de motor bedrijven langs die hem graniet konden leveren. Waar andere importeurs zochten naar de laagste prijs, speurde Reubsaet naar bedrijven om een langdurige relatie mee aan te gaan. “Wij ontwerpen en tekenen de grafmonumenten samen met de klant. De mensen in India die het werk uitvoeren, zijn echte vakmensen. We investeren veel in hun opleiding en arbeidsomstandigheden. Al die inspanningen maken onze monumenten een kwart duurder dan de gemiddelde grafsteen. Maar dan krijg je wel een totaal ander product. Ik merk dat klanten, als ze zich bewust zijn van wat er allemaal bij de productie komt kijken, best bereid zijn die hogere prijs te betalen. Als je een T-shirt van 5 euro koopt, weet je gewoon dat het niet op een verantwoorde manier geproduceerd kan zijn.”
Wat de arbeidsomstandigheden bij de eigen toeleveranciers betreft is er het nodige verbeterd. Maar Reubsaet gaat verder. Anderhalf jaar geleden riep hij ook de eigenaren van de steengroeven waar hij materialen van betrekt bij elkaar en legde hen het begrip ‘ketenverantwoordelijkheid’ uit. “Ik wil dat ook de steengroeven zich aan bepaalde spelregels houden. Dat betekent onder meer een verbod op kinderarbeid en het toelaten van de arbeidsinspectie, ook al komt die onaangekondigd.”
“Het probleem is dat in India bepaalde dingen gebruikelijk zijn waar wij echt van opkijken. In plaats van veiligheidsschoenen dragen mensen er slippers als ze machines bedienen. Dichte schoenen vinden ze veel te warm. Bovendien hebben Indiërs met blote voeten meer grip dan met veiligheidsschoenen. Dat maakt het ingewikkeld om onze Nederlandse normen op te leggen. Oplossingen moeten we dan ook altijd toespitsen op de lokale situatie.”


terug LIW in de pers Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen HOME Landelijke India Werkgroep


Landelijke India Werkgroep - 15 februari 2011