door: Gerard Oonk
Vrijhandel EU-India bedreigt armen
De Europese Unie werkt aan een vrijhandelsverdrag met India. Maar
een Kamermeerderheid vindt dat zo'n verdrag er alleen mag komen als de positie van de kastelozen verbetert, kinderarbeid wordt teruggedrongen en goedkope medicijnen beschikbaar blijven voor het grote aantal hiv/aids-patiënten.
Op de laatste dag voor het kerstreces heeft een Kamermeerderheid van CDA, PvdA, SP, Partij van de Dieren, GroenLinks, D66, SGP en ChristenUnie op initiatief van Kamerlid Joël Voordewind een motie aangenomen, waarin de regering wordt aangezegd in de EU alleen genoegen te nemen met een vrijhandelsverdrag met India als daarin een 'robuust duurzaamheidshoofdstuk' staat. Dat lijkt slechts een ondersteuning van het EU-beleid. Toch is de motie belangrijk, want India wil absoluut niets weten van zulke duurzaamheid, en de EU geeft inmiddels signalen dat het ook wel met minder genoegen wil nemen.
De economische belangen zijn groot. Vooral de Indiase investeringen in de EU groeien snel en de wederzijdse export neemt zelfs met dubbele cijfers per jaar toe. In 2008 exporteerde de EU voor 36 miljard naar India en India voor bijna 33 miljard naar de EU. Het doel van het vrijhandelsverdag is handel en investeringen verder op te voeren. Zo zouden alle importtarieven moeten verdwijnen, de wederzijdse toegang voor investeerders en leveranciers van diensten moeten worden vergroot en intellectuele eigendomsrechten nog beter moeten worden beschermd.
Bedreigd
Het bedrijfsleven aan beide kanten heeft grote invloed op de onderhandelingen. Voor maatschappelijke organisaties geldt dat niet of nauwelijks. Onlangs hebben 240 organisaties opgeroepen om de onderhandelingen tussen de EU en India, tenminste tijdelijk, stop te zetten. Zij waarschuwen op basis van wat er nu aan hoofdlijnen bekend is, dat het vrijhandelsverdrag het levensonderhoud van miljoenen mensen in India en Europa bedreigt, de armoede doet toenemen, evenals de verschillen tussen man en vrouw en de kasteverschillen. Wat zullen bijvoorbeeld gesubsidieerde zuivelexporten naar India voor gevolgen hebben voor de negentig miljoen mensen, van wie 70 procent vrouw, die in de Indiase zuivel hun brood verdienen? Hetzelfde geldt voor de visserij, waar zowel wordt gevreesd voor goedkope Europese importen als voor verdere overbevissing door Europese bedrijven. Versterking van de intellectuele eigendomsrechten van bedrijven brengt het aanbod van goedkope Indiase medicijnen voor hiv/aids, malaria en kanker wereldwijd in gevaar, met vooral gevolgen voor arme patiënten.
Wat betreft de arbeidsrechten en de kansen op een 'leefbaar' inkomen komen de mogelijke economische baten van het vrij handelsverdrag niet aan de armen en 'kastelozen' ten goede als niet wordt ingezet op een sterk sociaal beleid. Driekwart van de bevolking leeft nog onder of rond de armoedegrens. Ruim 90 procent van de Indiase werkers heeft geen enkele vorm van arbeidszekerheid en nauwelijks toegang tot sociale voorzieningen. Voor kinderarbeid variëren de aantallen tussen de 13 en 100 miljoen. De sociale tegenstellingen worden nog verscherpt door het kastesysteem, waarvan vooral bijna 200 miljoen kastelozen (Dalits) te lijden hebben. Zij worden niet alleen uitgebuit, maar ook vernederd en feitelijk uitgesloten van veel basisvoorzieningen, beroepen, promoties etc.
Gewelddadige strijd
De EU wil dat alle importbeperkingen op grondstoffen worden opgeheven. Maar nu al heerst er in de grote delen van het land met veel mijnbouw een gewelddadige strijd tussen de regering en maoïstische groepen, vooral omdat in die gebieden elke vorm van rechtszekerheid voor de armen ontbreekt. Met nog meer nadruk op grondstofwinning zonder de rechten van de lokale bewoners te waarborgen, breidt deze brandhaard zich verder uit. En hoe wordt gegarandeerd dat het aantal landonteigeningen zonder compensatie niet nog sterker toeneemt als Indiase en Europese ondernemingen nieuwe landconcessies krijgen?
Het is zeer waarschijnlijk dat het verdrag er komt zonder voldoende zicht op de sociale en milieugevolgen. In zo'n situatie is een stevig hoofdstuk over duurzaamheid, met een permanent in de gaten houden van de gevolgen, goede raadpleging van maatschappelijke organisaties en afspraken over het oplossen van geschillen een minimumvoorwaarde. De EU kan het zich niet veroorloven daaraan niet vast te houden, omdat het integraal deel uitmaakt van het huidige handels- en duurzaamheidsbeleid. Het ontbreken van zo'n hoofdstuk, of een zwakke variant daarvan, zou met terugwerkende kracht alle andere afspraken met (ontwikkelings)landen - recent nog met Zuid-Korea - bijna waardeloos maken. De 'morele invloed' die Europa nu nog enigermate heeft, zou daarmee deels verdampen.
Gerard Oonk directeur Landelijke India Werkgroep
|