
Onlangs hebben het Humanistisch Overleg Mensenrechten (HOM) en de Landelijke India Werkgroep een verklaring over de schending van de mensenrechten in India gepubliceerd. die door de partijbesturen van de PvdA, PPR en D'66 en de Tweede Kamerfracties van CDA, VVD, PSP en CPN is onderschreven. De verklaring werd opgesteld in overleg met Amnesty International, die deze ook heeft onderschreven voor, zover het haar werkterrein betreft. In de Volkskrant van 26 juli reageerde de heer Kaushik, eerste secretaris van de Indiase ambassade, op een verslag hierover in de Volkskrant van 21 juli.
Volgens Kaushik is de Landelijke India Werkgroep "kennelijk de voornaamste bron van informatie" waarop de verklaring is gebaseerd. Die informatie komt echter uit een, ook politiek gezien, wijd scala van Indiase publikaties en, voor zover het geregistreerde wreedheden tegen Haryans (paria's) en tribalen (leden van stammen) betreft, uit regeringsstatistieken. Ook in India wordt, door Indiase niet-politiek gebonden mensenrechtenorganisaties en door Amnesty International, duidelijke kritiek geleverd op het uitblijven van effectieve regeringsmaatregelen tegen schendingen van de mensenrechten.
De heer Kaushik zegt in zijn brief dat in onze publikatie over de plattelandsproblematiek in India ("India, oogst van de armoede") zou staan. dat wij de West-Bengaalse oplossing als de juiste oplossing voor de Indiase problemen zouden zien. Dit staat echter nergens in het boek en die mening zijn wij ook niet toegedaan. Wel wordt door ons in positieve zin geschreven over de progressieve coalitieregering in West-Bengalen, evenals professor Breman dat doet in zijn uitgebreide artikel over Calcutta in de Volkskrant van 24 juli.
Daarbij gaat het ons en Breman echter om de daden van die deelstaatregering ten gunste van de armste groepen, bijvoorbeeld pachters en landarbeiders en niet om het meer of mindere "marxistische" gehalte van die regering. Ook een aantal andere organisaties en bewegingen - met verschillende "ideologische achtergronden" - Worden in "India, oogst van de armoede" positief beschreven.
Deze hebben gemeen dat ze de arme en onderliggende groepen praktische middelen en perspectieven bieden om in hun positie van armoede en onderdrukking verandering te brengen. Dat gebeurde bijvoorbeeld in het geval van de gezamenlijke Indiase vissersbonden, die protesteerden tegen financiering van trawlers voor India met Nederlandse ontwikkelingshulp. Wij hebben dit protest gesteund.
De vissersbond in Goa, die volgens de heer Kaushik niet te achterhalen is, is de "Goenchea Ramponkarancho Ekvott". Deze is geregistreerd onder nr. RS/240/76 en maakt deel uit van het Nationale Forum van traditionele vissers.
Afrondend over de "trawlerkwestie" wil ik nog vermelden dat ons protest daartegen brede instemming heeft gevonden ook bij het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking, dat de financiering van trawlers opschortte en wellicht zelfs bij de regering van India, die onlangs van de trawlerleveranties heeft afgezien.
De heer Kaushik verwijt ons, dat wij mevrouw Gandhi als dictatoriaal en impopulair afschilderen, maar volgens hem won zij de verkiezingen "met een tweederde meerderheid van de Indiase kiesgerechtigden". Echter: in 1980 ging 50 percent van de Indiase kiesgerechtigden naar de stembus, waarvan 42 percent op mevrouw Gandhi stemde. Met de stemmen van 21 percent van de kiesgerechtigden kreeg zij door het districtenstelsel een tweederde meerderheid in het parlement. Toch is mevrouw Gandhi inderdaad geen dictator - dat beweren wij ook niet - hoewel het tijdens de door haar uitgeroepen noodtoestand tussen 1975 en 1977 wel die kant opging.
De huidige politieke vrijheden, bijvoorbeeld de relatief grote persvrijheid, zijn echter positief te waarderen. Verder wordt ook nu de democratie ingeperkt door een aantal vrijheidsbeperkende wetten zoals die op de preventieve hechtenis zonder vorm van proces. Het is echter vooral de extreme maatschappelijke ongelijkheid en onderdrukking van bevolkingsgroepen, die de basis voor de democratie in India zeer smal maakt. Dat bepaalt voor een groot deel het door de heer Kaushik ontkende, systematische karakter van de schending van mensenrechten in India.
Als mensen proberen individueel of in georganiseerd verband zich tegen hun onderliggende posities te verzetten wordt eveneens systematisch en steeds veelvuldiger met geweld geprobeerd hen weer op "hun plaats" te zetten. Zo worden regelmatig groepen Haryans vermoord omdat ze weigeren onbetaald werk voor de landheer te doen. Het "systeem van steunverlening" van de Indiase overheid, waarover de heer Kaushik spreekt, bereikt voor zover het wordt uitgevoerd, slechts enkelingen en kleine groepen.
De Indiase overheden lijken echter systematisch na te laten de maatschappelijke positie van de verschillende groepen als geheel te verbeteren. Zo zijn op zich goede landhervormingswetten slechts voor ongeveer 10 percent uitgevoerd, terwijl juist het bezit van land de positie van grote groepen armen fundamenteel zouden kunnen veranderen.
Volgens de heer Kaushik geeft de Indiase regering "systematisch" hulp aan haar armen om "hun onderdrukking te bestrijden". Gezien de blijvende armoede en onderdrukking na bijna 35 jaar onafhankelijk India, tot nu toe helaas echter met weinig succes. Niet gebrek aan geld lijkt ons daarvan de belangrijkste oorzaak, want in India bestaat grote rijkdom naast grote armoede, maar het gebrek aan politieke wil van de Indiase regeringen om die rijkdom beter te verdelen.
Gerard Oonk
Landelijke India Werkgroep