terug
Onderstaand artikel is gepubliceerd in: NRC Handelsblad, 6-1-1984      


Juist de kleine boeren in India zijn gebaat met kunstmesthulp

door:
H. Bartlema

Op de opinie-pagina van 21 december schrijft Gerard Oonk [van de Landelijke India Werkgroep] dat armoedebestrijding en economische verzelfstandiging bij het huidige en toekomstige ontwikkelingsbeleid ten aanzien van India niet gerealiseerd zouden worden. Naar zijn mening komt dat doordat een groot deel van de hulp aan India kunstmesthulp is en doordat de resterende hulpgelden aan verkeerde projekten worden besteed. Het lijkt mij van belang de belastingbetalers nog eens de argumenten te verschaffen die geleid hebben tot de kunstmesthulp aan India, omdat deze slechts zijdelings in het artikel van Oonk aan de orde komen.
In de komende twintig jaar zal er in de ontwikkelingslanden een snel groeiende vraag naar voedsel ontstaan. De oorzaak daarvan is bekend: in die landen is het geboortecijfer voorlopig nog steeds hoog en daarnaast beschikt de bevolking langzaam maar zeker over meer koopkracht. Snelle uitbreiding van de landbouwproduktie in de derde wereld is daarom noodzakelijk en gelukkig ook mogelijk, zoals in een zeer groot ontwikkelingsland als India de laatste tien jaar is gebleken. Meer en beter gebruik van irrigatiewater, van nieuwe graanvariëteiten en van kunstmest zijn dan wel nodig, vooral door kleine boeren, die tezamen meestal het grootste deel van het landbouwareaal in gebruik hebben.
Vaak wordt beweerd dat alleen de grotere boeren voordeel van kunstmest hebben. Deze bewering wordt gebaseerd op het feit, dat landbouwgrond in de ontwikkelingslanden ongelijk verdeeld is en dat daardoor de sociale, politieke en economische macht in handen is van een kleine groep grote boeren. Zo zouden deze grote boeren in staat zijn te beschikken over het weinige dat aan krediet en kunstmest op de markt komt. In deze gedachtengang is het onwaarschijnlijk dat andere boeren, vooral de kleine, profiteren van een groeiend kunstmestaanbod.
Dit soort redeneringen wordt meestal gestaafd met een anecdote of met voorbeelden uit de praktijk, die berusten op oppervlakkige waarnemingen, gedaan tijdens reizen door slechts enkele delen van India. In het algemeen is het echter zo, dat de kunstmestmarkt normaal funktioneert in India, zodat het aanbod van meststoffen bij alle vragers terecht komt, dus ook bij de kleine boeren. Alleen als er een tekort op de markt bestaat ontstaan er zwarte markten en hoge prijzen. Door dergelijke toestanden worden zonder uitzondering de kleine boeren het zwaarst getroffen. In India is de lokale produktie van meststoffen voorlopig nog onvoldoende om aan de vraag te voldoen. Het is daarom essentieel dat er kunstmest wordt geïmporteerd om het evenwicht op de markt te handhaven. Daar hebben dan dus vooral de kleine boeren baat bij.
Door de speciale aandacht, die in de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking wordt gegeven aan het helpen van de arme bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden, lijkt het alsof de regeringen van ontwikkelingslanden géén aandacht zouden hebben voor de minst bedeelden in hun economie. Voor India is dat in ieder geval een absoluut verkeerd beeld. De politiek van India is voortdurend gericht geweest op groei en tevens op het verminderen van de ongelijkheid tussen bevolkingsgroepen. In alle vijfjarenplannen wordt aan de problematiek uitvoerig aandacht besteed. Deze politiek heeft ook in de landbouw zijn uitwerking niet gemist: grote en kleine boeren gebruiken kunstmest en zelfs zó, dat de helft van het kunstmestverbruik in India bij de kleine boeren (dat zijn de boeren met minder dan 4 ha grond) ligt. Boeren met meer dan 10 ha nemen circa 20 procent van het kunstmest verbruik voor hun rekening en niet 70 procent, zoals Oonk stelt. Zeer illustratief voor de situatie in India is ook, dat juist de allerkleinste boeren de meeste kunstmest per ha gebruiken. Dat is niet onlogisch: als je weinig grond hebt, haal je er zoveel mogelijk uit. Die ervaring deelt de Indiase boer blijkbaar met zijn Nederlandse collega's!

Effectief
Kunstmesthulp aan India is dus een effectieve manier om kleine boeren te helpen in hun bestaan te voorzien en om daarnaast het land de benodigde voedselprodukten zelf te laten produceren. Daarbij kan men zich de vraag stellen of de lokale produktie van meststoffen niet beter snel kan worden opgevoerd en of voor de aangekochte kunstmest niet te hoge prijzen worden betaald.
Wat de eerste vraag betreft, de cruciale rol van meststoffen in de voedsel produktie heeft in India geleid tot het verlenen van hoge prioriteit aan de groei van de lokale kunstmestproduktie. Daardoor vormt deze sector het op één na belangrijkste terrein van industriële ontwikkeling. India behoort thans al tot de vier grootste stikstofproducenten in de wereld. Het is het vermelden waard, dat een aantal van de ureumfabrieken in India van Nederlands ontwerp is. Ondanks de indrukwekkende toename van de meststoffenproduktie blijft de komende tien jaar invoer van kunstmest noodzakelijk, vanwege de eveneens indrukwekkende stijging (ca. 10 procent per jaar) in het verbruik.
In verband met de tweede vraag wordt door Oonk gesteld dat de wereldmarkt voor meststoffen een restmarkt is, waar de prijzen sterk fluctueren. Dat laatste is juist, maar de oorzaak ligt in inelastische vraag- en aanbodrelaties, gecombineerd met volledige concurrentie. Dat de Nederlandse stikstofindustrie de wereldmarkt als een restmarkt beschouwt is in strijd met de werkelijkheid. Ureum is de belangrijkste stikstofmeststof die op de wereldmarkt wordt verhandeld. De boeren in Noordwest Europa gebruiken het nauwelijks. De Nederlandse ureumfabrieken zijn derhalve bijna volledig ten behoeve van de export naar ontwikkelingslanden gebouwd. De bezetting ervan is sterk afhankelijk van de mogelijkheden om te concurreren op de wereldmarkt. Dat die mogelijkheden niet altijd aanwezig zijn bij de vigerende prijzen van aardgas - de belangrijkste grondstof van stikstofmeststoffen - is af te leiden uit de aanzienlijke daling van de Nederlandse ureumproduktie in de afgelopen twee jaar.

H. Bartlema is hoofd afdeling markt- en landbouwkundig onderzoek van de Unie van Kunstmestfabrieken, Utrecht.


Voor een reactie op deze brief door de Landelijke India Werkgroep, klik hier...



LIW IN 'T NIEUWS

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Hulp aan India

HOME Landelijke India Werkgroep

Landelijke India Werkgroep - 15 maart 2005