terug
Onderstaand artikel is gepubliceerd in: Algemeen Dagblad, 3-11-1995      


Kindslaven knopen tapijten voor buitenlandse markt

door:
Hans van Zon

De Nederlandse koper van een Indiaas tapijt heeft met het zogenoemde Rugmark geen zekerheid dat zijn karpet nièt is geknoopt door kinderhanden.

Integendeel, de controle op het keurmerk dat vier maanden geleden werd ingevoerd, is zo lek als een mandje. Geld van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) voor de opvang van kinderen in scholen wordt misbruikt. Het verdwijnt in de zakken van eigenaren van tapijtbedrijfjes of de scholen worden bevolkt door kinderen van deze eigenaren en kennissen.
Rudi Rotthier beschrijft de wantoestanden met het Rugmark in zijn onlangs verschenen boek 'Kinderen van de krokodil' over de kinder- en slavenarbeid in India, een 'wereld zonder nooduitgang, bevolkt door mensen met gedoofde ogen'.
De auteur bezocht de tapijtendriehoek Mirzapur-Bhadodi-Varanasi waar een zeer grote concentratie kindarbeiders en kindslaven is te vinden. In een gebied met een oppervlakte van driekwart van de Benelux werken volgens de Indiase socioloog Juyal 425.000 kinderen onder mensonterende omstandigheden in de tapijtindustrie. Deze driehoek bestaat bij de gratie van het buitenland. De lokale Indiase markt van tapijten is te verwaarlozen.
Shamshad Khan, een van de oprichters van het Rugmark, zegt tegen Rotthier: "Ik kan geen garantie geven dat de weverijen en exporteurs die een Rugmark krijgen inderdaad geen kinderarbeid gebruiken."
Rotthier vervolgt: 'Er is geen garantie dat exporteurs en weefbazen die het Rugmark aanvragen al hun weefgetouwen ter inspectie aanbieden. Sommige grote bedrijven hebben minder getouwen opgegeven dan je op basis van hun omzet zou verwachten. Evenals de Indiase wet laat Rugmark familiearbeid toe: kinderen en neefjes van de weefbaas mogen buiten de schooluren tapijten knopen. Dat bemoeilijkt de inspecties. Wanneer is er sprake van schooluren? En hoe maken inspecteurs onderscheid tussen kinderen van een familie en andere kinderen?
'Wat erger is: De inspecteurs rijden rond in jeeps. Men ziet hen minuten van tevoren aankomen. De weefbazen worden gewaarschuwd. Zij sturen hun kinderen snel weg. De inspecteurs worden geregeld geconfronteerd met onverklaarbaar lege plaatsen aan de getouwen, terwijl het tapijt over de hele breedte egaal is geweven - wat er dus op wijst dat kort tevoren alle wevers aanwezig waren.' Gerard Oonk van de Landelijke India Werkgroep die in Nederland het Rugmark promoot, beaamt dat de controles niet honderd procent waterdicht zijn. "Wie zegt dat een fabrikant niet elders weverijen heeft waar wel kinderen zitten opgesloten. Negentig procent van al het tapijtwerk gebeurt in gammele schuurtjes, verspreid over een gebied anderhalf keer zo groot als Nederland. Probeer die maar eens op te sporen. Het label is trouwens geen doel, maar een middel om een maatschappijke discussie over kinderarbeid op gang te brengen."
In ongeveer drie kwart van de gevallen bestaat het vermoeden dat buiten de inspecties kinderen aan het werk zijn. Het controlesysteem moet drastisch worden verfijnd. 'We moeten lokale vertegenwoordigers inschakelen om de controles uit te voeren. Zoals het er nu naar uitziet, wordt enkel de industrie beter van het Rugmark. Zij verhoogt via het Rugmark haar afzetkansen', aldus Shamshad tegenover Rotthier.
Actiegroepen, met voorop de SACCS (de Zuid-Aziatische Coalitie tegen Kinderhorigheid) van Kailash Satyarthi, laten niet los. Zij dwingen de overheid richtlijnen af te geven over kinderarbeid. Daarbij wordt buitenlandse steun, waaronder die van IGEP (de Indo-Duitse Export Promotie), dankbaar aanvaard. De IGEP en SACCS stampten het Rugmark uit de grond.
De industrie verschuilt zich vooral achter woordenstromen die soms onder dwang licht van toon veranderen. Dat leidde tot de volgende ontwikkeling: na een pleidooi voor de 'positieve kanten' van kinderarbeid volgde een strategie van ontkenning die beetje bij beetje werd aangepast. Zo veranderde 'er werken geen kinderen in de industrie' in 'er werken geen kinderen meer in de industrie'.
Deze situatie sluit aan bij de uitlating in Rotthiers boek van Mahaveer Jain van het Nationale Instituut voor Arbeid: "Het is een historisch feit dat wij Indiërs enkel wakker schieten wanneer we in de kont worden geschopt."
De weefbazen blijven intussen naarstig speuren naar kindarbeiders, omdat ze goedkoop en volgzaam zijn, betere ogen hebben dan volwassenen en ook op de afschuwelijkste werkplek langdurig hun concentratie vasthouden, soms zestien uur per dag. Naarmate de leeftijd stijgt worden ze minder geliefd. Op een leeftijd van 15 jaar worden ze te oud, zijn ze lichamelijk ook 'afgeschreven' en worden ze vervangen door jongere kinderen. Geld voor de verrichte arbeid krijgen ze niet, want 'de kosten van opleiding, opvang en voeding' stijgen volgens de weefbazen uit boven 'het loon waar zij recht op zouden hebben'.
Hun lot is onzeker. De eigenaar kan hen terugsturen naar de ouders of hen doorverkopen. "Met een beetje tegenslag komen ze terecht in de prostitutie of worden ze, met moedwillig gebroken of geamputeerde leden, omgeschoold tot bedelaar", aldus Rotthier.
Het kopen van jonge kinderen is geen probleem. Een weefbaas zegt in 'Kinderen van de krokodil': "Voor kleine bedragen hoor, 100 roepia's (f 4,86), 200 roepia's, nooit meer dan 500 roepia's. Of als je zelf geen contacten hebt, kun je ze laten kopen door een sardar, een tussenpersoon. Geen probleem. Ga naar Bihar, ga naar Madhya Pradesh. Ouders staan er te dringen om je hun kinderen mee te geven. Gratis zelfs. Ze smeken je om hun kind te nemen en niet dat van de buren. Omdat ze weten: waar wij wonen blijft het toch altijd hetzelfde - werken werken en werken, 's avonds opeten wat je 's morgens hebt verdiend, en nooit verder komen, nooit genoeg te eten hebben, elke morgen van de honger wakker worden. Alles is beter dan dat - zelfs tijdelijke slavernij."
.....'Vinod was negen toen hij, dwalend door het dorp, werd aangesproken. De man vertelde hem over een oord met veel vertier waar kinderen naar school konden lopen en tegelijk geld verdienen. Vinod ging met de man mee......
Hij kwam terecht in een weverij in de buurt van Mirzapur, waar nog 36 of 37 kinderen werkten. Vinod ontwikkelde de eerste dagen al een wolallergie, de eigenaar dacht dat hij de ziekte voorwendde, hij trachtte Vinod met een pak slaag te genezen. Gedurende drieëneenhalf jaar onderging Vinod Kumar een moordende dagroutine. Werken van 's morgens vroeg tot acht uur 's avonds (de weverij was elektrisch verlicht), zeven dagen iedere week, slecht voedsel tussendoor, slagen, ziekte, diarree, hij hield zich 's winters warm met de afdragertjes van de zoontjes van de baas, leeftijdgenoten die uiteraard zelf niet hoefden te werken. Soms, wanneer er dringend een bestelling moest worden afgewerkt, werd bijna de klok rond gewerkt.....
Een enkele keer kwam zijn vader Vinod opzoeken. De man had van dorpelingen gehoord wie zijn zoon had meegelokt. Hij wist waar deze sardar, die geen onbekende was in het dorp, opereerde. Hij wist ook de weverij te vinden, maar tot ontsteltenis van Vinod nam zijn vader hem niet mee naar huis. Hij slaagde er zelfs niet in zijn vader onder vier ogen te spreken. De vader ontving van de weefbaas 225 roepia's smartegeld, en dat was het dan. Vinod moest blijven slaven'.....
Herhaaldelijk worden kindslaven als Vinod bevrijd uit hun benarde positie door de SACCS die tegen weefbazen soms ook een aanklacht indient. De Indiase justitie werkt evenwel eerder tegen dan mee. SACCS-leider Satyarthi loopt eerder kans op arrestatie dan een weefbaas. En als een van hen wordt veroordeeld tot een hoge boete, wordt dat in tweede instantie teruggedraaid. "We dienen voortdurend klachten in", aldus een activist. "In eerste instantie werden de weefbazen tot 10.000 roepia's veroordeeld. Zoiets maakt indruk. Maar de zaak ging in hoger beroep bij een andere rechtbank, en de straf werd teruggebracht tot 100. Dat gaat hier zo: je schenkt de vrouw van de magistraat een dure sari en in ruil kun je op clementie rekenen."
Het meest schrijnend is dat veel bevrijde slachtoffers zich na hun bevrijding weer aanmelden bij een weefbaas, zelfs bij diegene die hen zo heeft uitgebuit. Socioloog Juyal zegt: "We vechten de oorlog van mensen die niet aan onze kant staan. De ouders werkten mee met SACCS, niet omdat ze tegen kinderarbeid zijn, maar omdat de weverijen niet betaalden. Toen SACCS ook niet bleek te betalen - zo zien ze het - probeerden ze opnieuw hun kans in de weverijen." Zolang de overheid in gebreke blijft, grijpen de ouders elke mogelijkheid tot geldelijk gewin - hoe gruwelijk ook - aan om in leven te blijven.

Rudi Rotthier: Kinderen van de krokodil. Uitgeverij Atlas. 359 blz.




LIW IN 'T NIEUWS

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Kinderarbeid & Onderwijs

HOME Landelijke India Werkgroep

Landelijke India Werkgroep - 3 juli 2003