terug
Onderstaand artikel is gepubliceerd in: Reformatorisch Dagblad, 15-6-2001      


Overheid dient gedragscode op te stellen

Bedrijf moet rapporteren over mensenrechten

door:
Gerard Oonk

Er moet een onafhankelijk orgaan komen dat controleert of Nederlandse bedrijven wel een goed mensenrechtenbeleid voeren. Over die stelling debatteerden Astrid Kaag van de FNV en André Driessen van VNO-NCW in het Reformatorisch Dagblad van 31 mei. Gerard Oonk is het met de FNV eens dat er zo'n orgaan moet komen, maar vraagt zich wel af waarom de FNV zich verzet tegen een verplichte openbare rapportage van bedrijven.

Toezichthouders genoeg, laat A. Driessen van VNO-NCW met een uitroepteken weten. Hij beweert dat overheden de naleving van de mensenrechten door bedrijven al controleren. Zo algemeen gesteld is dat pertinent onjuist. In veel ontwikkelingslanden, maar ook in een aantal meer ontwikkelde landen, is geen goede wetgeving op het gebied van mensenrechten en arbeidsrechten. En als die wetten er wel zijn, zoals in India, dan houden veel bedrijven zich er niet aan omdat de overheid niet voldoende controleert.
   Dat is echter allerminst een vrijbrief voor bedrijven om in die landen maar hun gang te gaan. In de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) hebben overheden, vakbonden en werknemersorganisaties allerlei bindende verdragen gesloten, bijvoorbeeld waar het gaat om fundamentele arbeidsrechten -en dus mensenrechten!- als het recht op organisatie en het verbod op kinderarbeid, dwangarbeid en discriminatie op de werkplek. Dat betekent dat bedrijven zich ook in landen waar de overheid het op dit gebied laat afweten, toch verantwoordelijk zijn voor naleving van de arbeids- en mensenrechten. Diezelfde verdragen verplichten overheden op zijn minst moreel om erop toe te zien dat Nederlandse bedrijven ook in het buitenland die rechten naleven.

Gapend gat
Dat gebeurt nu echter niet. Er zit dan ook een gapend gat in het internationale rechtssysteem. De beste oplossing zou zijn om via de Verenigde Naties bindende regels voor het maatschappelijke gedrag van bedrijven op te stellen en dat zo nodig via de rechter te laten afdwingen.
   VNO-NCW, de grootste ondernemersorganisatie van Nederland, en de Nederlandse overheid vinden het echter helemaal niet nodig dat zo'n systeem er komt of dat Nederland zelf meer toezicht gaat of laat uitoefenen. Het argument van VNO-NCW is dat allerlei maatschappelijke 'waakhonden' dat wel zullen doen. Dat is ook de mening van de SER in haar recente advies over maatschappelijk verantwoord ondernemen, waarmee ook de FNV heeft ingestemd. Dit advies is door de regering overgenomen. Volgens de SER en de regering worden bedrijven die bijvoorbeeld toch kinderen uitbuiten en hongerlonen betalen, of dat laten doen door hun leveranciers, uiteindelijk wel door consumenten en maatschappelijke organisaties tot de orde geroepen.
   De sociale partners in de SER en regering maken zich wet erg makkelijk af van de principiële verantwoordelijkheid van de overheid om fundamentele arbeids- en mensenrechten te garanderen. Verder wordt zwaar overschat wat particuliere organisaties en de kleine groep kritische consumenten -hoe belangrijk ook bij het aankaarten van maatschappelijke problemen- zonder wetgeving door de overheid kunnen bereiken tegen grote economische belangen van bedrijven.

Kledingindustrie
Neem de kledingindustrie. Deze wordt al jaren bekritiseerd vanwege de slechte arbeidsomstandigheden bij haar leveranciers in ontwikkelingslanden en Oost-Europa. Deze leveranciers zijn afhankelijk van de lage inkoopprijzen die door westerse kledinginkopers worden bedongen. Dat leidt tot extreem lage lonen en ongezonde arbeidsomstandigheden. De werknemers, vaak vrouwen, kunnen zonder opgaaf van redenen worden ontslagen. Kinderarbeid komt nog regelmatig voor. Toch zou onze kleding maar weinig duurder worden als de werknemers wel beter behandeld zouden worden. De loonkosten bedragen namelijk maar een paar procent van de winkelprijs.
   Na jaren van campagne voeren voor verantwoord geproduceerde kleding hebben enkele bedrijven wel positieve stappen gezet, maar is er over de hele linie nog niet veel verbeterd. Elk bedrijf afzonderlijk is bang om zich uit de markt te prijzen als het alleen zelf, en niet de concurrent, zijn leveranciers beter gaan betalen om de arbeidsomstandigheden van de werknemers te verbeteren.
   Veel bedrijven hebben door druk van de publieke opinie inmiddels wel een gedragscode, maar die stelt meestal weinig voor. Bestrijding van kinderarbeid staat er wel in, want dat ligt extreem gevoelig bij consumenten. In de meeste gedragscodes ontbreken echter belangrijke kwesties als uitbetaling van het (lokale) minimumloon, vakbondsvrijheid, gelijke beloning voor gelijk werk en het recht op een arbeidscontract. Ook zeggen de meeste gedragscodes niets over 'uitbesteding' van werk aan kleine naaiateliers en thuiswerksters, terwijl juist daar de arbeidsrechten het meest worden geschonden. Uit een recent onderzoek in India bleek dat het met de uitvoering van zelfs die beperkte gedragscodes droevig is gesteld.

Gedragscode
Wat voor de kledingsector opgaat, geldt ook voor veel andere bedrijfstakken die consumentenproducten in "lage-lonenlanden" laten maken. En als zelfs de veel bekritiseerde kledingindustrie haar toevlucht neemt tot dergelijke 'public-relationscodes', dan is van minder in het oog lopende bedrijven nog veel minder te verwachten. Maatschappelijk verantwoord ondernemen blijft een relatief beperkt verschijnsel als de overheid geen grotere rol gaat spelen. Tachtig Nederlandse organisaties, waaronder Amnesty International, Kerken in Aktie, de Consumentenbond, de Landelijke India Werkgroep, Max Havelaar, Novib en Unicef pleiten er daarom in het manifest "Profijt van principes" voor dat de Nederlandse overheid een gedragscode opstelt zolang internationale bindende regels ontbreken. Onafhankelijke controle op naleving hoort daar natuurlijk bij. De Nederlandse regering zou bedrijven moeten verplichten tot een jaarlijkse rapportage over hun sociale en milieugedrag in het buitenland. Kleinere bedrijven zouden een gezamenlijk brancheverslag kunnen indienen. Voor bedrijven zal zo'n verplichting een aansporing zijn om eens te onderzoeken hoe hun leveranciers in bijvoorbeeld China of India hun producten laten maken. En als het niet goed zit, dan moeten bedrijven natuurlijk een redelijke termijn krijgen om te zorgen dat de leveranciers zich aan de gedragscode (kunnen gaan) houden. Verder zouden onafhankelijke sociale en milieuaccountants -op kwaliteit getoetst door de overheid- steekproefsgewijs moeten nagaan of de beweringen in het jaarverslag kloppen. En omdat een jaarverslag nooit alle maatschappelijke kwesties kan bevatten, zouden ook burgers en organisaties informatie bij bedrijven moeten kunnen opvragen, net zoals de Wet openbaarheid van bestuur dat voor de overheid regelt. Tenslotte is een onafhankelijke ombudsman nodig om klachten te kunnen onderzoeken en daar een oordeel over te kunnen uitspreken.

Wetsontwerp
Dit soort regelgeving doet niets af aan de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven en maatschappelijke organisaties, maar schept juist het "gelijke speelveld" waarop zij samen met de overheid de beste resultaten kunnen bereiken. Het zou bijvoorbeeld een grote steun zijn voor het winkelkeurmerk voor "eerlijke kleding", dat momenteel gezamenlijk door de brancheorganisaties van het midden- en kleinbedrijf wordt ontwikkeld. Elk bedrijf mag echter zelf kiezen of het mee wil doen. Een positieve keuze wordt een stuk makkelijker als ook andere bedrijven op hun gedrag gecontroleerd en mogelijk gecorrigeerd worden.
   De partijen GroenLinks en de PvdA hebben een initiatiefwetsontwerp voor verplichte maatschappelijke verslaglegging van bedrijven klaar liggen. Ook de ChristenUnie lijkt er, gezien het debat over verantwoord ondernemen vorige week in het parlement, wel wat voor te voelen. Het vreemde is echter dat de FNV -en overigens ook het CNV- een dergelijke verplichte verslaglegging afwijst, onder meer omdat bedrijven eerst maar eens gevraagd moet worden om dat vrijwillig te doen. Weinig bedrijven zullen dat echter vrijwillig doen als de concurrent niet hetzelfde moet doen. Het is vreemd dat de FNV wel de naleving van de arbeids- en mensenrechten onafhankelijk wil laten toetsen, maar de eerste aanzet daartoe afwijst.


De auteur is coördinator van de Landelijke India Werkgroep.



naar LIW IN 'T NIEUWS

naar VERANTWOORD ONDERNEMEN

terug

HOME Landelijke India Werkgroep

Landelijke India Werkgroep - 26 juni 2001