terug

BRIEF

aan de leden van de Vaste Kamercommissie voor Economische Zaken, 10 oktober 2001.

Aan de leden van de Vaste Kamercommissie
voor Economische Zaken


Den Haag, 10 oktober 2001



Geachte mevrouw, mijnheer,

De komende behandeling van de begroting van het Ministerie van Economische Zaken is voor de campagne wereldburgers.nl aanleiding een aantal aspecten van het thema maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) onder uw aandacht te brengen.

Elke Nederlander is, als het om consumeren en vaak ook produceren gaat, een wereldburger. Nationale grenzen zijn daarbij steeds minder van belang maar de groeiende invloed van internationaal opererende bedrijven is dat des te meer. Nederlandse burgers en in Nederland gevestigde bedrijven moeten zich daarom ook als wereldburger gedragen. Datzelfde vragen wij van u als politici.

In het voorjaar van dit jaar hebben tachtig maatschappelijke organisaties via het manifest Profijt van Principes laten weten wat zij van de Nederlandse overheid verwachten waar het gaat om maatschappelijk verantwoord ondernemen. De campagne wereldburgers.nl - voor een belangrijk deel gedragen door diezelfde organisaties - ondersteunt dit manifest en bouwt daarop voort in de navolgende opmerkingen.

Verslaglegging over maatschappelijk verantwoord ondernemen
Als wereldburgers vragen wij een wettelijk verplichte openbare sociale en milieurapportage door bedrijven over hun activiteiten in het buitenland. Rapportage over (een plan van aanpak tot) naleving van de wereldwijd onderschreven fundamentele arbeidsnormen zou daar vanaf het begin deel van moeten uitmaken, terwijl rapportage over andere mensenrechten-, arbeids- en milieunormen de komende jaren gefaseerd zou moeten worden ingevoerd. De OESO Richtlijnen voor Multinationals, de UN Guidelines for Companies maar ook operationele particuliere initiatieven als SA 8000 en het Global Reporting Initiative bieden daarvoor de nodige aanknopingspunten. Vanzelfsprekend moet dergelijke rapportage worden geverifieerd door onafhankelijke instanties.

De Nederlandse overheid kiest helaas voor een vrijwillige benadering. In de Memorie van Toelichting schrijft de minister dat MVO 'maakt dat bedrijven niet alleen verantwoording afleggen over hun financiële prestaties, maar ook over de effecten van hun handelen op de sociale en natuurlijke omgeving' en dat de overheid verantwoordelijk is voor de structuur om bedrijven daartoe te stimuleren.
Staatssecretaris Ybema heeft daartoe eind mei jl. de Raad voor de Jaarverslaglegging gevraagd om advies uit te brengen over het opnemen van maatschappelijke aspecten in de verslaggeving door bedrijven. De adviesaanvraag benadrukt meermaals de vrijwilligheid en eigen verantwoordelijkheid van bedrijven voor de aard van de verslaglegging en de onwenselijkheid van niet alleen wettelijke regelgeving maar ook van 'dwingende richtlijnen'. Hij waarschuwt verder dat van meet af aan rekening moet worden gehouden met de administratieve lastendruk. Tegelijk vraagt de staatssecretaris om een 'richtinggevend kader' voor maatschappelijke verslaglegging dat moet 'bevorderen dat verslaggeving consistent, onderling vergelijkbaar en verifieerbaar is'. Wij ondersteunen deze criteria voor verslaglegging, maar zien niet hoe deze gerealiseerd kunnen worden als de verslaglegging tegelijk volledig vrijwillig is. De vrijwilligheid zoals de regering die voorstaat, betreft blijkbaar niet alleen de keus van bedrijven om al of niet te rapporteren, maar ook de vrijwilligheid om deze selectief en naar eigen inzicht te gebruiken.
Ook het streven om het aantal verslagen met 2% per jaar te laten stijgen duidt - zeker gezien het geringe aantal bestaande jaarverslagen met informatie over MVO - niet op een grote ambitie op dit punt.

Kenniscentrum
De Memorie van Toelichting belooft dat een 'onafhankelijk nationaal kennis- en informatiecentrum' in 2002 operationeel zal zijn. Wij willen graag nog eens benadrukken dat zo'n centrum zich zou moeten richten op de internationale context en ketens waarbinnen Nederlandse bedrijven opereren en de problemen die zich daarbij (kunnen) voordoen. Bevordering van de naleving van internationale verdragen, van de OESO Richtlijnen voor verantwoord ondernemen en van uit die verdragen afgeleide gedragscodes zouden het mandaat moeten vormen voor dit kenniscentrum.
Het behoort, gezien het bestaan van diverse andere initiatieven op het gebied van verantwoord ondernemen, niet tot de taak van het kenniscentrum zich bezig te houden met activiteiten van Nederlandse bedrijven in de puur Nederlandse context noch met activiteiten buiten het mandaat.
Tenslotte vinden wij het, gezien het door ons bepleitte internationale karakter, het enorme werkterrein van een dergelijk kenniscentrum en het beperkte huidige budget (1,5 miljoen per jaar), van groot belang dat ook het Ministerie van Buitenlandse Zaken politieke verantwoordelijkheid neemt voor een kennis- en promotiecentrum voor verantwoord ondernemen en daar ook financieel aan bijdraagt.

Naar bindende internationale spelregels
In de discussie over de verantwoordelijkheid van bedrijven gaan binnen de internationale mensenrechtenorganisaties steeds meer gezaghebbende stemmen op die pleiten voor internationaal juridisch bindende richtlijnen voor internationaal opererende bedrijven. Deels biedt het bestaande mensenrechteninstrumentarium daarvoor al aanknopingspunten, zoals blijkt uit het rapport "Business wrongs and rights - human rights and the developing international legal obligations of companies" van de gerenommeerde International Council on Human Rights Policy. Binnen de VN Mensenrechtencommissie wordt momenteel gewerkt aan UN Guidelines for Companies die niet alleen betrekking hebben op mensenrechten, waaron-der arbeidsrechten, maar ook de op bescherming van het milieu.
Als wereldburgers pleiten ook wij voor internationaal bindende regelgeving voor internationaal opererende bedrijven met betrekking tot hun verantwoordelijkheid op het gebied van mensenrechten en het milieu.
Wij vragen u er bij de Nederlandse regering op aan te dringen om het internationale politieke proces in de richting van bindende maatschappelijke richtlijnen voor bedrijven actief te ondersteunen en daarbij actief het debat aan te gaan met regeringen en maatschappelijke organisaties in ontwikkelingslanden. Wellicht dat een volgende conferentie georganiseerd door de ministeries van Economische Zaken en Buitenlandse Zaken daartoe een aanzet kan geven.


Met vriendelijke groet,

Gerard Oonk
Landelijke India Werkgroep
Marlies Filbri
Novib

De Landelijke India Werkgroep en Novib participeren in de campagne wereldburgers.nl.

c.c.Vaste Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken
mevr. A. Jorritsma, Minister van Economische Zaken
mevr. E. Herfkens, Minister voor Ontwikkelingssamenwerking



terug
pagina VERANTWOORD ONDERNEMEN

begin document

HOME Landelijke India Werkgroep

Landelijke India Werkgroep - 10 oktober 2001