|
|
Op de bodem van de steengroeven, enorme open wonden in de aarde, hakken arbeiders in de felle zon steenplaten uit en dragen deze op hun hoofd naar de wagens. Zwaar, stoffig werk tegen een laag loon (meestal per stuk steen of volgeladen vrachtwagen). Af en toe klinkt een knal. Het is dynamiet, waarmee grote stukken steen worden losgebroken. Tussen de grijze steenhopen slaan kinderen, soms nog geen vijf jaar oud, de mislukte platen en overgebleven brokken steen tot gruis, terwijl de stofdeeltjes zich verankeren in hun longen, waar ze slopende ziektes kunnen veroorzaken. Scholen zijn er niet te vinden op deze afgelegen plaatsen. Een watertank of afdakje dat schaduw kan bieden evenmin, terwijl beide verplicht zijn gesteld door de Indiase overheid.
Onzichtbare slavernij
Veel groeve-arbeiders komen gewoonweg
niet voor in de statistieken van India. Het zijn
meestal migranten, die (met of zonder familie)
van binnen de deelstaat komen of van nog
verder weg. Omdat ze door de groeve-eigenaar
en de lokale overheid vaak niet erkend worden,
kunnen ze maar moeilijk aan officiële papieren
komen, zoals een stemkaart, waardoor ze feitelijk
niet bestaan, of een ration card, waarmee
mensen die onder het bestaansminimum leven
basisvoedsel als rijst en linzen voor een
lagere prijs kunnen kopen. ‘Deze migranten
worden volledig afhankelijk van hun werkgever,
en zijn daardoor makkelijker uit te
buiten dan lokale werknemers’, zegt Nicky
Coninck van de Landelijke India Werkgroep.
‘Ze kunnen straffeloos worden mishandeld
en als ze een ongeluk krijgen wordt er niet
voor de medische kosten betaald.’
Wanneer de arbeiders grote uitgaven
moeten doen, bijvoorbeeld bij ziekte, bij de
geboorte van een kind, voor een huwelijk
(bruidsschat) of crematie, moeten ze geld
lenen. Omdat er geen bank te vinden is
die aan arme groevewerkers geld leent,
kunnen ze alleen terecht bij hun werkgever.
Daardoor komen veel arbeiders in een neerwaartse
spiraal terecht. Ze kunnen de lening
vaak niet terugbetalen en moeten dan deels
onbetaald gaan werken voor de groeve-eigenaar.
Ze krijgen zo nog minder inkomen en
zien zich vaak genoodzaakt opnieuw geld te
lenen voor hun dagelijkse levensonderhoud.
Zo ontstaat een afhankelijkheidsrelatie, die
niet zelden uitmondt in ‘gebonden arbeid’,
een vorm van moderne slavernij. Een
groevewerker in Pune verwoordt het zo: ‘Er
is niemand van ons die geen leningen heeft
lopen bij de baas. Als er een kind geboren
wordt, leen je geld. Als dat kind ziek wordt, leen je nog wat meer. Pas met je dood komt er
een einde aan het lenen.’ Maar zelfs dat is relatief,
aldus Coninck. ‘De crematie wordt vaak
door de oudste zoon betaald, die daar, bij de
groeve-eigenaar, een lening voor sluit en de
openstaande schulden overneemt. Zo worden
de schulden overgedragen aan de volgende
generatie.’
Een eigen groeve
Hoewel hun situatie soms hopeloos lijkt, zoeken
de groeve-arbeiders – daarbij bijgestaan
door lokale ontwikkelingsorganisaties – naar
manieren om hun leven te verbeteren. Zo
wordt het land dat geschikt is voor natuursteenwinning in de deelstaat Rajasthan verloot
onder scheduled castes (Dalits), ex-militairen
en andere gemarginaliseerde groepen.
Het probleem is dat de meesten te arm zijn
om zo’n stuk grond daadwerkelijk te kunnen
kopen. Een groep arbeiders in Rajasthan
richtte daarom een coöperatie op en zamelde
met behulp van een lokale ontwikkelingsorganisatie
geld in om zo’n stuk grond te bemachtigen.
Het werk in de groeve is nog steeds
zwaar, maar in plaats van te zwoegen voor een
groeve-eigenaar, die lage lonen uitbetaalt en
het grootste deel van de winst zelf opstrijkt,
halen deze arbeiders nu tenminste een redelijk
inkomen uit hun arbeid. Gemiddeld verdienen
ze drieduizend roepies (43 euro) meer
per maand dan als loonarbeider, een enorme
vooruitgang. Ook hebben zij, als enige groeve
in de omgeving, wél een watertank en afdak
gebouwd. Het oprichten van de coöperatie
heeft meer positieve gevolgen gehad: steeds
meer arbeiders in naburige groeven eisen
|
Vakbonden en scholen
Voor migranten is een coöperatieve groeve
niet altijd een optie. Zij hebben meer baat
bij het oprichten van een vakbond. Santulan
is een van de vele lokale ontwikkelingsorganisaties
die groeve-arbeiders daarbij helpt.
Hun opzet is om mijnwerkers in de deelstaat
Maharashtra te ‘organiseren’. In eerste
instantie in commissies waarin ze over
hun problemen, en mogelijke oplossingen
daarvoor, kunnen praten. Vaak ontstaan uit
deze commissies kleinschalige vakbonden.
‘Door de vakbonden zijn de migrantenarbeiders
niet meer zo bang voor de eigenaar
– niet zelden een lokale politicus of iemand
met zeer korte lijntjes naar de politiek – en
voor de lokale bewoners’, aldus Bastu Rege,
directeur van Santulan. ‘Ze worden meer gehoord
door de lokale politiek, omdat ze nu
een stemkaart hebben en hun stem kunnen
uitbrengen. Ook worden ze beter behandeld
door de groeve-eigenaren. Bij ongelukken
moeten de eigenaren nu onderhandelen
met de familie, want als daar niets uitkomt
wordt het door de vakbond hogerop
gebracht. Eerder gebeurde er in zo’n geval
gewoonweg niets.’
Ook worden er vaak scholen voor de kinderen
van de arbeiders opgericht, omdat
kinderarbeid ook door de groevewerkers als
een groot probleem wordt gezien en ze hun
kinderen liever een opleiding zien volgen.
Santulan heeft inmiddels scholen opgericht
in twaalf districten in Maharashtra, waar
bijna drieduizend kinderen voltijds onderwijs
krijgen. Doordat de kinderen de hele
dag op school zijn kunnen ze daarnaast niet
werken in de groeve. ‘De regering erkent
onze scholen nu. Dat is een groot succes,
want het zorgt ervoor dat leerlingen naar het
reguliere onderwijs kunnen doorstromen’,
aldus Rege. Door hun kinderen naar school
te sturen, hopen de arbeiders dat hen een
hard leven in de groeven bespaard wordt.