terug
Uit: India Nu 112 (mrt-apr 1998)


Wapenhandel

Hoe Nederland India en Pakistan bewapent


Nederland doet in India en Pakistan niet alleen goede werken. Met instemming van de regering haalt de Nederlandse wapenindustrie vette orders binnen. De wapenwedloop tussen beide landen wordt zo in stand gehouden.

De afgelopen vijftig jaar namen India en Pakistan al drie maal de wapens tegen elkaar op. Onenigheid over de status van Kashmir vormt de rode draad in de steeds weer hoog oplopende spanningen. De kwestie is nooit op een voor alle partijen bevredigende manier opgelost, waardoor de verhoudingen broos blijven.
  Door politieke onwil is de kwestie internationaal niet hoog op de agenda gekomen. De Verenigde Naties heeft al sinds 1948 waarnemers in Kashmir gestationeerd, maar ze oefent weinig diplomatieke druk uit om tot een duurzame oplossing van het conflict te komen. Met de liberarisering van het Indiase economisch beleid lijkt hier ook weinig kans op. Het land heeft een enorm potentieel voor het westerse bedrijfsleven, waardoor men India liever niet te veel in de wielen rijdt. Bemoeienis met wat India beschouwt als een interne kwestie zou deze economische belangen wel eens kunnen schaden.
  Pakistan op zijn beurt gaat in de toekomst mogelijk een belangrijke rol spelen in het olie- en gastransport vanuit de zuidelijke GOS-republieken. Deze optie is onlangs weer door de VS naar voren gebracht, opdat het niet te sterk afhankelijk raakt van transport via Rusland.


Arsenaal

Minstens zo banaal is het dat de internationale wapenindustrie nauwelijks een strobreed in de weg wordt gelegd bij hun pogingen een graantje mee te pikken van de regionale wapenwedloop. Hooguit zijn er tijdelijk exportbeperkingen van kracht. Werkelijk ver strekken dergelijke maatregelen echter niet. Ze hebben de twee landen er nooit van kunnen weerhouden zich op grote schaal te bewapenen: zowel Pakistan als India beschikken over een indrukwekkend wapenarsenaal. Al vele jaren behoren beide landen tot de vijftien grootste wapenimporteurs ter wereld. Daarnaast zijn allebei in staat zelf kernwapens te produceren.

Het zijn vooral de permanente leden van de VN-Veiligheidsraad die schuld hebben aan deze proliferatie (zowel conventioneel als nucleair). In het geval van India vormt Nederland echter een uitzondering op deze regel. Over de eerste helft van de jaren negentig is Nederland na Rusland en Groot Brittannië (en voor bijvoorbeeld de VS) de derde leverancier van wapens aan India (1).


Gekoesterd

India is daarmee voor de Nederlandse wapenindustrie een afnemer die wordt gekoesterd: van de landen buiten de NAVO levert Nederland alleen aan Zuid-Korea en Egypte meer. De afgelopen zeven jaar verleende de overheid exportvergunningen met een waarde van ruim 212 miljoen gulden. Pakistan is een bestemming van iets minder financieel belang, maar tussen 1990 en 1997 was het nog altijd goed voor orders ter waarde van bijna 50 miljoen gulden
(2). Beide landen nemen tezamen ruim 14% van de Nederlandse wapenexport naar niet-NAVO landen voor hun rekening. Nederland is overigens, na de vijf permanente leden van de VN-Veiligheidsraad en Duitsland, nummer zeven op de lijst van 's werelds grootste wapenexporteurs (3).

Het Nederlandse wapenhandelbeleid is altijd al een onderwerp geweest dat door de regering het liefst wordt vermeden. Eind 1996 stond het onderwerp voor het eerst in vijf jaar weer eens in het parlement op de agenda. In dat Kamerdebat kwamen de leveranties aan India en Pakistan terloops ook aan de orde. CDA-kamerlid Van Ardenne stelde voor om op basis van de beleidseriteria geen wapens meer te leveren aan landen als bijvoorbeeld India en Pakistan. Nederland voert immers de politiek dat het geen wapens exporteert naar landen die als 'spanningsgebied' worden aangemerkt. In analyses wordt de regio Zuid-Azië keer op keer als een van de grootste kruitvaten ter wereld bestempeld, dus leek het voorstel van Van Ardenne geen slecht idee. Minister Van Mierlo van Buitenlandse Zaken zag er de noodzaak echter niet van in. "Dat Nederland in het algemeen grote terughoudendheid betracht ten opzichte van leveringen aan India en Pakistan, betekent dat de aard van de gevraagde leveringen grondig wordt bekeken. De bepaald niet afnemende spanningen rond Kashmir kunnen de komende jaren zeker effect hebben op het vergunningenbeleid" (4). Op welke manier dat dan gevolgen zou hebben liet hij wijselijk in het midden.
  De minister blijkt echter bijzonder slecht geïnformeerd op dit gebied. Wanneer nog geen half jaar later de jongste cijfers bekend worden blijkt India in 1996 haar opdrachten aan de Nederlandse industrie juist explosief te hebben verhoogd. In een jaar tijd verleent Nederland exportvergunningen voor een bedrag nog hoger dan het totaal over de periode 1990 tot en met 1995!
  Tenslotte weet Van Mierlo te vertellen dat er maar op beperkte schaal sprake is van de "overdracht van relatief laagwaardige technologie, met name inzake optische apparatuur"
(5). Hieronder wordt in een korte schets van de relaties van de Nederlandse wapenindustrie met India en Pakistan toegelicht waarom deze laatste bewering evenmin hout snijdt.


Champagne

Grootste belanghebbende bij de export van wapens en technologie naar India is het Hengelose Hollandse Signaal Apparaten (HSA). Nederlands grootste wapenproducent onderhoudt al tientallen jaren nauwe contacten met het Indiase leger en de wapenindustrie. Het overheidsbedrijf Bharat Electronies Ltd (BEL) werd zelfs grotendeels door HSA opgezet.
  De grootste klapper maakte HSA halverwege de jaren tachtig met een bestelling van in totaal 252 Flycatchers voor de Indiase landmacht. De Flycatcher is een vuurleidingsradar voor kanonnen en geleide raketten. HSA werkt hiervoor samen met Bharat Electronics, dat inmiddels de Flycatcher in licentie produceert. Dit komt er grofweg op neer dat de meest geavanceerde electronica in Nederland wordt geproduceerd, waarna BEL in India het systeem assembleert. In 1995 wist HSA via BEL voor tientallen miljoenen een vervolgorder van het Indiase leger in de wacht te slepen. Een jaar later mocht het de champagne nog eens vrolijk laten knallen toen alweer een dikke order binnen werd gehaald. Ditmaal ging het om een ander radarsysteem voor de Indiase landmacht, de zogenaamde Improved Reporter.
  De samenwerking met BEL moet worden gezien binnen een breder verband. De Indiase defensiepolitiek is gericht op de ontwikkeling van een zelfstandige wapenindustrie die India op defensiegebied zo onafhankelijk mogelijk moet maken. Dit geldverslindende beleid blijkt (voornamelijk door personele problemen) tot nu toe echter weinig succesvol. Projecten lopen keer op keer vertraging op waardoor alsnog in het buitenland moet worden gekocht. Datgene wat wel als 'inheems' product de fabriekspoort verlaat, zit alsnog vol met duurbetaalde westerse snufjes. Alleen langs een meer geleidelijke weg kan India zijn wapenindustrie op poten zetten. En dat is precies waar HSA van profiteert.
  Naast de grote bestellingen van de landmacht heeft HSA in India in de loop der jaren ook een sterke positie verworven op de markt van maritiem technologisch vernuft. Een groot aantal Indiase fregatten en destroyers beschikt over op Nederlandse leest geschoeide radarapparatuur voor ondersteuning van raketten tegen vijandelijke doelen. Begin 1997 tekende India de nieuwste opdracht voor HSA. Voor ongeveer veertig miljoen gulden levert Nederland vier scheepsradarsystemen voor lucht- en zeedoelverkenning. Tegelijk nam India een optie op nog twee systemen.


Kernproeven

de Arjun: India's eerste zelfgebouwde tank
Ook Delft Instruments is in India een goede bekende. De specialist op het gebied van optische elektronica (tijdens de Golfoorlog berucht geworden door de illegale levering van nachtkijkers aan Irak) opereert in nauwe samenwerking met wederom Bharat Electronics. BE-Delft Electronics Ltd produceert zogenaamde beeldversterkers voor klein kaliber vuurwapens. BE-Delft boert goed. De joint venture heeft in 1996 "zeer omvangrijke opdrachten ontvangen" (6). In een ander project werkt Delft Instruments samen met een Indiaas onderzoekslaboratorium aan de ontwikkeling van de vuurleidingsapparatuur. Dit is een belangrijke component voor de Arjun, India's eerste zelfgebouwde tank. Want zonder vuurleiding geen treffers.

De Nederlandse defensie-industrie leunt in India dus zwaar op partner BEL. De VS lanceerde in 1997 een pakket exportbeperkende maatregelen die de overdracht van technologie aan onder andere BEL zou moeten blokkeren. Het bedrijf komt voor op een Amerikaanse lijst van buitenlandse bedrijven en instellingen die in staat worden geacht massavernietigingswapens of onderdelen ervan te kunnen ontwikkelen. De VS willen hiermee India straffen voor hun weigering het Non-Proliferatie Verdrag en het verdrag voor een verbod op kernproeven te ondertekenen. Tegelijk hopen ze zo de Indiase ontwikkeling van lange-afstandsraketten tegen te houden. Hoewel de beperkingen inmiddels voor een deel zijn opgeheven, houden de VS BEL uitdrukkelijk in de gaten.
  Nederland lijkt zich veel minder druk te maken over BEL. De defensie-industrie kan vrijwel ongestoord zijn gang gaan, gedekt door een minister van Buitenlandse Zaken die het parlement voorhoudt dat onze wapenhandel met India en Pakistan maar weinig om het lijf heeft.

parade in New Delhi Poolster

In 1990 kwam de betrokkenheid van het Nederlandse bedrijfsleven bij de leverantie aan Pakistan van F-16 gevechtsvliegtuigen in het nieuws. De Indiase ambassadeur in Nederland oefende druk uit op de Nederlandse regering om te voorkomen dat zes door Fokker geassembleerde F-16's via het Amerikaanse bedrijf General Dynamics in Pakistan terecht zouden komen. Eerder waren al 39 F-16's geleverd waaraan de Nederlandse industrie (met name, Fokker Woensdrecht en DAF Special Products) minimaal 20 miljoen gulden verdiende
(7). Pakistan kwam in 1993 in betalingsproblemen, en de order werd een jaar later door de VS stopgezet omdat de Pakistaanse regering weigerde het kernwapenprogramma af te breken. Naar alle waarschijnlijkheid zijn de F-16's waaraan Fokker werkte in de VS in de mottenballen gezet.
  Een van de meest omvangrijke transacties van de laatste jaren met Pakistan betrof ongetwijfeld de verkoop van de overtollig geworden Poolster. Het bevoorradingschip van de Nederlandse marine ging in 1994 voor 9,65 miljoen gulden over in Pakistaanse handen. Bevoorradingsschepen vervullen een spilfunctie in de maritieme logistiek, bijvoorbeeld door het bijtanken van gevechtsschepen en het aanvoeren van munitie. De Nederlandse marine is ook betrokken bij de opleiding van Pakistaans marinepersoneel voor zowel onderzeeërs als mijnenjagers.
  Twee andere grote leveranties betreffen die van Stork-Wärtsilä Diesel en HSA. In het eerste geval gaat het om aandrijvings- en schokdempingssysternen voor drie Pakistaanse mijnenjagers, die door een Frans/Belgisch/Nederlands consortium zijn gebouwd. In het geval van HSA gaat het om zes radarsysternen voor Pakistaanse fregatten.
  Tenslotte heeft Pakistan de afgelopen jaren ook het een en ander aan vliegend materieel in Nederland gekocht. In 1994 nam het voor naar schatting twee miljoen gulden vier Alouette helikopters van de Nederlandse luchtmacht over. Verder beschikt het leger over vijf Fokker F-27's, waarvan er drie na 1990 werden aangeschaft.


Smeergeld

parade in New Delhi
In het in 1997 verschenen rapport Human Development in South Asia plaatst de voormalige Pakistaanse minister van financiën Mahbub-ul-Haq de bewapening in de regio in een sociale context. Hij stelt dat een moratorium op wapenaankopen in Zuid-Aziatische landen geld zou opleveren voor onderwijs aan 110 miljoen kinderen, drinkwater voor zeshonderd miljoen mensen en anticonceptienmiddelen voor 55 miljoen paren. De internationale gemeenschap speelt hierin als leverancier een belangrijke rol, maar schuift haar verantwoordelijkheden liever van zich af. Terwijl in het gebied vijfhonderd miljoen mensen in absolute armoede leven, vullen wapenexporterende landen hun zakken met geld, verdiend aan een klassieke wapenwedloop. Berucht werd het voorbeeld van Zweden dat met veel smeergeld eerst kanonnen verkocht aan India, om enige jaren later Pakistan de systemen te leveren waarmee het geschut kan worden opgespoord. Ook voorzag het Pakistaanse oorlogsschepen van torpedo's.
  Nederland heeft wat dit betreft overigens net zo goed boter op zijn hoofd. Zowel de Indiase als de Pakistaanse marine beschikken over vrijwel identieke radarapparatuur van HSA. Ook dubieus is de Nederlandse betrokkenheid bij de bouw van een marinebasis in het westen van India. In 1989 sleepte een Australisch consortium de order ter waarde van ongeveer vier miljard gulden in de wacht. Van Nederlandse kant zijn het architectenbureau Haskoning, Rijkswaterstaat, Grondmechanica Delft en scheepsbouwkundig bureau Nevesbu (inmiddels eigendom van onderzeeërbouwer RDM) bij het project betrokken.
  Haskoning schatte de waarde van het Nederlandse aandeel op zo'n dertig miljoen gulden en goed voor vijftien jaar werk voor vijf mensen. Volgens een woordvoerder staat het project geheel los, van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking. Het berust volgens hem op louter toeval dat de toenmalige minister van Ontwikkelingssamenwerking, Bukman, juist in India het beleid voerde om ontwikkelingsgelden zoveel mogelijk te steken in waterinfrastructuur
(8). Ondertussen zat Pakistan ook niet stil. In 1997 opende het een tweede marinebasis, 240 km ten westen van Karachi, om stad en marine minder kwetsbaar te maken voor eventuele aanvallen van de Indiase marine.

Nederland is een van de grootste financiers van hulpprojecten in India. In 1995 besteedde Ontwikkelingssamenwerking ruim 221 miljoen gulden aan projecten in India. Pakistan ontving dat jaar 57 miljoen aan Nederlandse steun. Van die bedragen vloeit jaarlijks ongeveer een zevende deel terug als betaling voor de aangeschafte militaire apparatuur.

Frank Slijper

(1) SIPRI Yearbook 1996, p.482
(2) volgens SIPRI zelfs $82 miljoen
(3) zie de jaarboeken van het Zweedse onderzoeksinstituut SIPRI
(4) Tweede Kamer, vergaderjaar 1996-1997, 22 054, nr. 25
(5) idem
(6) Delft Instruments, Jaarverslag 1996
(7) berekening gebaseerd op gegevens uit de nota "Het compensatiebeleid 1974-1992...", Min. van EZ, 1992
(8) Trouw, 21 februari 1989




begin document

HOME Landelijke India Werkgroep

Landelijke India Werkgroep - 5 februari 2001