terug
Bijlage bij brief van minister Herfkens
aan de Tweede Kamer (10 november 1999)

INDIA

In India is het lopende OS-programma met name gericht op: drinkwater & sanitatie, land & water (irrigatie), watertransport, basisonderwijs, vrouwen en ontwikkeling en milieu. Sinds 1996 is geen macrosteun of schuldverlichting meer gegeven.

Gezien de enorme omvang van het land en het feit dat de verantwoordelijkheid voor sociale en economische ontwikkeling in belangrijke mate is gedecentraliseerd, zal in India de sectorale benadering op deelstaatniveau worden geïmplementeerd. Eerder dit jaar heeft een zorgvuldig selectieproces plaatsgevonden om het aantal deelstaten waarin Nederland nu nog actief is verder te beperken. Dit beleid sluit aan bij aanbevelingen van de inspectie OS uit 1994 tot verdere regionale concentratie. Leidraad bij de selectie waren dezelfde criteria die bij de landenselectie zijn toegepast, in het bijzonder goed beleid en goed bestuur. Besloten is voor voortzetting van de relatie met de deelstaten Gujarat, Andhra Pradesh en Kerala. Hoewel beleid en uitvoering van het Nederlandse programma zullen worden gericht op de vraag van de overheid en andere actoren in deze drie deelstaten, zal de Indiase centrale overheid wel bij het Nederlandse programma betrokken blijven: door de federale structuur blijft financiering via en overleg met de centrale overheid vooralsnog geboden.

De keuze voor sectoren waarbinnen de samenwerking zich zal concentreren is nog niet afgerond. Om de introductie van de sectorale benadering op verantwoorde en kwalitatief zorgvuldige wijze invulling te geven is gekozen voor een gefaseerde benadering, waarin het proces eerst zal worden afgerond in Gujarat en het laatst in Kerala. Het streven is de totale sectorkeuze medio 2000 te hebben voltooid. De ambassade voert een brede en intensieve bilaterale dialoog op deelstaatniveau. Het kader voor de introductie van de sectorale benadering is uiterst complex, daar ontwikkelingsprogrammgs worden geïmplementeerd door een veelheid aan (vak)departementen op centraal en decentraal niveau. Naast overleg met de overheid vindt een intensieve dialoog plaats met het maatschappelijk middenveld in de drie deelstaten, i.c. NGO's (waaronder partners van Nederlandse MFO's), vakbonden en onderzoeksinstellingen. In de ideaalsituatie zitten overheid en maatschappelijk middenveld zoveel mogelijk gezamenlijk aan tafel, niet alleen voor uitvoeringskwesties, maar ook voor de beleidsvorming zelf. In Gujarat blijkt nu reeds dat de ambassade in dit kader een katalyserende rol kan spelen, maar de realiteit gebiedt vast te stellen, dat de post dit niet zelfstandig zal kunnen bewerkstellingen. Ook om deze reden wordt met andere donoren overlegd over samenwerking en coördinatie. Ook Wereldbank, ADB en DFID, als belangrijkste donoren, hebben voor een (sectorale) benadering op deelstaatniveau gekozen.

In het tot nu toe gevoerde overleg zijn door Gujarat de sectoren gezondheidszorg, basisonderwijs en rurale ontwikkeling, en door Andhra Pradesh rurale ontwikkeling (watershed management) aan Nederland voorgelegd. In Kerala verkeert het overleg nog in een pril stadium. Voor de finalisering van de sectorkeuze is het noodzakelijk in te schatten of en in welke mate een sectorale benadering in de gekozen sectoren mogelijk is. De post zal zich bij de oordeelsvorming hierover mede baseren op de ontwikkelingen binnen de sector, een omgevingsanalyse van de sectoren en bestaande evaluaties. Met het oog op het capaciteitsbeslag voor de Post zal aan de Post gevraagd worden in de dialoog over sectorkeuze te streven naar zoveel mogelijk beperking van het totaal aantal sectoren in de drie deelstaten, door te bezien of overlappende sectorkeuzen mogelijk zijn.

Milieu en vrouwen en ontwikkeling blijven in India sectordoorsnijdende thema's die van belang zullen zijn bij de sectorkeuze. Daarnaast zal kinderarbeid als dwarsdoorsnijdend thema een plaats krijgen in het sectorbeleid.

Het totaal van de aan de Post gedelegeerde OS-middelen voor India (exclusief non-sectorale programmahulp en schuldverlichting) in 2000 bedraagt NLG 62,9 mln.

Voorts is de vraag aan de orde of India opnieuw in aanmerking moet komen voor schuldverlichting. Deze vraag is actueel daar er sprake is van een forse negatieve netto ODA-positie van India ten aanzien van ons land (in 1999 NLG 48,8 mln). Dit is een ongewenste ontwikkeling gezien het'besluit de structurele relatie met India voort te zetten. In dit kader wil ik in kaart brengen welke maatregelen kunnen worden getroffen, op centraal of decentraal niveau, om de balans te herstellen. Daarbij zal ik ook, anders dan tot nu toe het beleid was, laten onderzoeken of schuldverlichting en/of macrosteun aan India op basis van de gebruikelijke criteria tot de mogelijkheden behoort.

Raming uitgaven 2000 (NLG mln)

2000
Totaal thematische budgetten62,9
Non-sectorale programmahulpp.m.
Schuldverlichtingp.m.
Totaal62,9



De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking

Eveline Herfkens



begin pagina

Landelijke India Werkgroep - 20 januari 2000