PERSBERICHT
4 oktober 2004
Nederlandse bedrijven nog steeds betrokken bij gevaarlijke kinderarbeid in IndiaBedrijven komen belofte om kinderarbeid in katoenzaadteelt uit te bannen niet na
Ruim 12.000 kinderen werken nog steeds op boerderijen in India (deelstaat Andhra Pradesh) die katoenzaad produceren voor de multinationale bedrijven Advanta (Nederland), Emergent Genetics (VS, investeert samen met Unilever in katoenzaadteelt1), Monsanto (VS) en Bayer (Duitsland). Ongeveer 70.000 kinderen doen hetzelfde werk voor Indiase bedrijven. De kinderen werken lange dagen, veelal als schuldslaven, en gaan niet naar school. Een aantal kinderen is overleden of ernstig ziek geworden door blootstelling aan giftige pesticides.
De belofte van bedrijven in september 2003 om het probleem samen met een gerenommeerde lokale organisatie, de MV Foundation, snel aan te pakken is niet nagekomen.
Dat blijkt uit het rapport 'Child Labour in Hybrid Cottonseed Production in Andhra Pradesh: Recent Developments'2 van onderzoeker Dr. Venkateswarlu en een verklaring van de MV Foundation die vandaag door de Landelijke India Werkgroep (LIW) worden gepubliceerd. De LIW werkt rond dit onderwerp nauw samen met Amnesty International Nederland, de Novib en FNV Mondiaal. Het rapport wordt vandaag ook in India, de VS en Duitsland gepubliceerd.
Nog steeds zes van tien arbeiders kinderen
Het rapport over Andhra Pradesh volgt op een in mei 2003 door de LIW gepubliceerd rapport waaruit bleek dat begin 2002 circa 53.000 kinderen voor multinationale (en bijna 200.000 voor Indiase) bedrijven werkten. Het sterk gedaalde aantal kinderen dat voor multinationale bedrijven werkt is vooral het gevolg van de door droogte sterk afgenomen teelt van katoenzaad. Slechts een kwart is het resultaat van activiteiten van particuliere organisaties zoals de MV Foundation, enkele VN organisaties en de betrokken bedrijven. In 2001 waren circa negen van de tien arbeiders in de katoenzaadteelt kinderen, nu zijn dat er ongeveer zes.
Een tweede vandaag door de LIW gepubliceerd onderzoeksrapport toont aan dat in de Indiase deelstaten Gujarat en Karnataka naar schatting nog eens 117.800 kinderen onder de veertien jaar onder zeer slechte omstandigheden werken voor multinationale en Indiase bedrijven. Deze kinderen én een nog groter aantal jongeren (15-18) en volwassenen, vaak migranten, maken meestal werkdagen van twaalf tot veertien uur en verdienen daarmee 15 tot 35 Indiase roepees (€1 = Rs. 64).
Niet nagekomen beloftes
De multinationale en enkele Indiase zaadbedrijven erkenden vorig jaar, als resultaat van de internationale en lokale media-aandacht en pressie van diverse organisaties, het feit dat zij via hun uitbestedingsketen waren betrokken bij ernstige vormen van kinderarbeid. De Association of Seed Industry (ASI) - hun belangenorganisatie - beloofde in september 2003 in een verklaring dat zij het probleem snel samen met andere betrokkenen aan zou pakken. Daartoe werd nauwe samenwerking gezocht met de MV Foundation.
Zowel volgens het rapport als de verklaring van de MV Foundation hebben de bedrijven een effectieve samenwerking sterk vertraagd. Zo werden de aanvankelijk door de bedrijven aan de MV Foundation beloofde lijsten van productiedorpen en boeren, die onafhankelijke controle mogelijk maken, pas onlangs door drie bedrijven verstrekt. Dat gebeurde na media-aandacht voor de dood van een jongen door blootstelling aan pesticide. Volgens het rapport heeft de vertragingstactiek er toe geleid dat de bedrijven in 2003 nauwelijks positieve invloed hebben gehad op de omvang van de kinderarbeid. De meeste kinderen zijn door de MV Foundation van werk naar school 'begeleid'.3 De onderzoeker wijt de beperkte resultaten tot nu toe ook aan het feit dat de bedrijven zulke lage prijzen aan de boeren betalen voor de zaden dat bijna 'niet anders kunnen' dan kinderen in dienst nemen.
Wat moet er gebeuren?
De Landelijke India Werkgroep, Amnesty International Nederland, FNV Mondiaal, Hivos, Novib, het International Labor Rights Fund en Global March Germany eisen dat alle bij de katoenzaadteelt in India betrokken bedrijven:
- Onmiddellijk een plan uitvoeren om alle kinderarbeid in de katoenzaadteelt in India uit te bannen en te zorgen dat elk kind naar school kan gaan. Dit moet in nauwe samenwerking gebeuren met niet-gouvernmentele organisaties en de overheid. In Andhra Pradesh moet de bestaande samenwerking met de MV Foundation versterkt worden met als doel dat in 2005 geen kinderen meer in de katoenzaadteelt werken.
- Zodanige faire prijzen aan de boeren betalen dat zij in staat zijn om hun tenminste het officiele minimumloon te betalen evenals gelijke lonen voor mannen en vrouwen.
- Elke vorm van schuldslavernij in de katoenzaadproductie in India uit te bannen.
- Het recht van alle werknemers op vrijheid van vereniging en collectieve onderhandelingen respecteren.
- Training aan boeren en agenten van de bedrijven ('seed organisers') geven over het veilig omgaan met pesticide en hen veiligheidsapparatuur en kleding verstrekken.
- Openheid geven over de, onafhankelijk gecontroleerde, uitvoering van deze eisen.
Voor nadere informatie:
Gerard Oonk, coördinator Landelijke India Werkgroep 030-2321340 e-mail: g.oonk@indianet.nl
1 Unilever heeft een belang van 51% in het Indiase Hindustan Lever (HL). HL heeft een belang van 26% in het bedrijf Paras Extra Seeds Growth (PEGS) dat deel uitmaakt van het Amerikaanse concern Emergent Genetics. In maart 2002 verkocht HL/Unilever haar zaadbedrijf aan PEGS. Zowel voor als na die datum heeft Unilever steeds haar betrokkenheid bij kinderarbeid in de katoenzaadteelt ontkent. De huidige eigenaar (PEGS/Emergent Genetics) erkent - evenals de andere zaadbedrijven - wel dat er een kinderarbeidprobleem bestaat. Overigens heeft HL/Unilever aangekondigd volgend jaar haar belang in PEGS te zullen verkopen.
2 In 2003 werkten naar schatting 83.000 op katoenzaad verbouwende bedrijven in de deelstaat Andhra Padesh, India. Daarvan werken 4.950 kinderen voor Emergent Genetics (waarin Unilever een aantal heeft), 1.375 voor Advanta, 4.400 voor Monsanto en 1.650 voor Proagro (een dochter van Bayer). De rest van de kinderen werkte voor Indiase bedrijven. Syngenta had geen productie in Andhra Pradesh in 2003. Zeventig procent van de kinderen zijn in 'schuldslavernij' op basis van een lening aan hun ouders. Het percentage kinderen jonger dan tien jaar is afgenomen van 25% tot 12%. Kinderen ouder dan tien jaar verdienen circa Rs. 20 per dag. Kinderen werken, afhankelijk van het seizoen, tussen de 9 en 13 uur, en worden blootgesteld aan pesticide en extreme weersomstandigheden. Alleen al in juni 2004 zijn drie kinderen (van 8, 12 en 13) door pesticide-vergiftiging overleden. Bij de verklaring van de MV Foundation is ook een lijst van kinderen die door pesticidevergiftiging en ongelukken bij vervoer naar het werk zijn omgekomen.
3 De MV Foundation, mede gefinancierd door Hivos, heeft een lange en succesvolle ervaring in het mobiliseren van dorpsgemeenschappen tegen kinderarbeid en het voorbereiden van kinderen voor hun entree in voltijds openbaar onderwijs. Gedurende de afgelopen dertien jaar heeft de organisatie ruim 250.000 kinderen, onder meer via speciale brugkampen en brugklassen, in het reguliere onderwijs laten instromen. De visie en aanpak van de MV Foundation is ook het officiële beleid geworden van de regering van de deelstaat Andhra Pradesh.
Tussen 2 en 5 november organiseert de MV Foundation samen met de campagne 'Stop Kinderarbeid - School, de beste werkplaats' de internationale conferentie 'Out of work and into School - Children's Right to Education as a Non-Negotiable' in Hyderabad, India. Over zowel de campagne als de conferentie kunt bij Hivos of de Landelijke India Werkgroep nadere informatie krijgen. |

|