print terug

PERSBERICHT

14 mei 1981



Kiezen politieke partijen voor eigen belang vermomd als hulp?


Het Nederlandse beleid voor ontwikkelingssamenwerking dreigt nog meer af te gijden tot een eenzijdig instrument voor de bevordering van de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven. De twee hoofddoelstellingen van het ontwikkelingsbeleid - het versterken van de ekonomische zelfstandigheid van de ontwikkelingslanden en vooral het verbeteren van de levensomstandigheden van de armste groepen - komen daardoor sterk in het gedrang.

Deze konklusies trekt de Landelijke India Werkgroep uit de resultaten van het bezoek dat een delegatie topambtenaren van de ministeries van Financieën, Ekonomische Zaken, Landbouw en Visserij en Ontwikkelingssamenwerking onder leiding van Prins Claus, in februari-maart jl. aan India heeft gebracht. Ook de Indiase vakbonden hebben scherpe kritiek geuit op de aanpak van deze delegatie.
Gezien de prioriteit die bijna alle politieke partijen geven aan het leveren van een bijdrage aan de oplossing van het ontwikkelingsvraagstuk, vraagt de Landelijke India Werkgroep deze partijen duidelijk stelling te nemen tegen het opofferen van de doelstellingen van het ontwikkelingsbeleid aan de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven.

India is door de Nederlandse regering als eerste uitgekozen om een nieuwe benadering in het ontwikkelingsbeleid in de praktijk te brengen n.l.: een "nieuwe zakelijkheid" in de relaties met Derde Wereldlanden. De aanzet voor de, nieuwe trend is gegeven in de vorig jaar door de Tweede Kamer aangenomen nota: "Ontwikkelingssamenwerking in wereld-ekonomisch perspektief". Met die nota als uitgangspunt is nu begonnen met het, op basis van de bestaande ontwikkelingssamenwerking met India, verder uitbouwen van de ekonomische relaties op het gebied van landbouw, industrie, handel en bankwezen.

De plannen waarmee de delegatie Claus uit India is teruggekomen geven duidelijk aan dat, naast het Nederlandse bedrijfsleven, vooral de Indiase grootgrondbezitters en grote ondernemingen van deze nieuwe vormen van "ontwikkelingssamenwerking" zullen profiteren. Vooral armere Indiërs op het platteland dreigen hiervan de dupe te worden. Wij baseren dit op de feiten en argumenten die aan dit persbericht zijn toegevoegd (zie bijlage).

Als India model staat voor de "nieuwe zakelijkheid" in het ontwikkelingsbeleid, dan dreigen niet alleen de armste groepen in India maar ook in de meeste andere koncentratielanden hiervan de dupe te worden. Dit omdat in die landen de regering vooral de belangen van een maatschappelijke bovenlaag vertegenwoordigd, welke in strijd zijn met de belangen van de armste groepen. Juist nu Nederland zelf te kampen heeft met ekonomische problemen is het belangrijk dat de politieke partijen zich uitspreken over het ontwikkelingsbeleid. Gaat het primair om "nieuwe zaken" doen of staat het belang van de armste groepen in ontwikkelingslanden voorop. Die belangen lopen niet altijd parallel. Waar dat niet het geval is, moet gekózen worden, juist in deze verkiezingstijd, en geen eigen belang als "hulp" of "samenwerking" verkocht worden.



Bijlage

Nieuwe zakelijkheid in het ontwikkelingsbeleid

* De Nederlandse delegatie wil een bjjdrage leveren aan het "verbreden van de ontwikkelingsrelatie" op het terrein van de landbouw, o.a. om "wederzijds voordeel te trekken uit geavanceerde technologie". Er wordt daarbij gedacht aan het oprichten van agro-industrieën en kwaliteitsverbetering en produktieverhoging van landbouw- en tuinbouwprodukten. De bedoeling is deze produkten, zoals champignons, vruchten en bloemen naar het westen te exporteren. Het is precies deze eenzijdige benadering van het ontwikkelingsprobleem zonder dat de mogelijkheden voor het versterken van de positie van kleine boeren en landarbeiders ook maar ter sprake komt, die de positie van de grotere landbezitters verbeterd en leidt tot een verdere verarming van de grote meerderheid van de 500 miljoen Indiërs op het platteland.

* Van de plannen voor industriële en financiële samenwerking kan men zich afvragen of ze wel erg "ontwikkelingsgericht" zijn. Vorig jaar heeft de Indiase regering een aantal maatregelen genomen, die de ontwikkeling van een eigen Indiase industrie dreigen te ondergraven. Belangrijk is o.a. het opheffen van bindende regels m.b.t. produktieomvang en bedrijfsuitbreidingen, welke bedoeld waren om Indiase producenten te beschermen tegen de konkurrentie van grote, vaak uit het buitenland afkomstige, bedrijven. Deze bedrijven moeten nu alleen beloven hun hele produktie "nu of in de toekomst" uit te voeren. In dat geval mogen ze alle benodigdheden voor de produktie belastingvrij invoeren en zijn ze vrij hun winsten te exporteren. Deze nieuwe maatregelen maken het buitenlandse ondernemingen gemakkelijk zich in India te vestigen en op de Indiase markt binnen te dringen.
Een tweede belangrijke ontwikkeling is dat voor een aantal produkten, die ook door Indiase bedrijven geproduceerd worden, invoer mogeljjk wordt gemaakt. Kleine ondernemingen en ook staatsbedrijven dreigen hiervan de dupe te worden. Een kans voor het Nederlandse bedrijfsleven, maar ten koste van wie?

* In de gezamenlijke verklaring van de Nederlandse en Indiase delegatie kan men meerdere malen lezen dat ontwikkelingsgelden, in kombinatie met Nederlandse partikuliere middelen en bankleningen, gebruikt kunnen worden voor financiering van industriële aktiviteiten en landbouwprojekten. De Nederlandse ontwikkelingsgelden moeten dan gebruikt worden voor de niet-kommerciële onderdelen van deze projekten, die natuurlijk altijd wel te vinden zjjn. Op deze manier krijgt ontwikkelingshulp hetzelfde karakter als de pot van 100 miljoen die Ekonomische Zaken beheert voor "ontwikkelingsrelevante projekten": extra subsidies voor Nederlandse bedrijven als orders verloren dreigen te gaan.

* J.P. Verloren van Themaat noemt het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking in het NRC Handelsblad van 2 februari 1981 een machteloos ministerie, omdat de "vakministeries" (vooral bij dit kabinet) als het gaat om konflikten tussen Nederlandse en Derde Wereld belangen, voorrang geven aan het Nederlandse belang.

* De Indiase vakbeweging heeft scherpe kritiek op de werkwijze van de delegatie Claus. De Indiase vakbonden vinden het een misser dat de delegatie alleen met werkgevers heeft gesproken over de rol die het Nederlandse bedrijfsleven in de ontwikkeling van India kan spelen. De mening van de vakbeweging in dat land is niet gevraagd. De Indiase vakbonden betwijfelen of een door het bedrijfsleven aangezwengelde ontwikkeling wel ten goede zal komen aan de 300 miljoen Indiërs die onder de armoede grens leven. De groei van de industrie heeft sinds de onafhankelijkheid van India de kloof tussen arm en rijk alleen maar groter gemaakt. (zie de LIW brochure "Industrialisering in India: wie betaalt de rekening?").

Met deze berichten kwam een FNV delegatie uit India terug, na een 3 weken durend werkbezoek in eind maart/begin april 1981. De FNV delegatie is met de Indiase vakbeweging van mening dat de nadruk van de ontwikkeling in India op het platteland gericht moet zijn. Verbetering van de positie van de kleine boeren en landarbeiders komt 80% van de Indiase bevolking ten goede.



Landelijke India Werkgroep - 28 juni 2004