print terug

PERSBERICHT

25 september 1992



Groot aantal maatschappelijke organisaties vraagt aan de Tweede Kamer
en minister Pronk van Ontwikkelingssamenwerking:

Richt hulp aan India vooral op 250 miljoen landarbeid(st)ers


Maak landarbeid(st)ers de belangrijkste doelgroep van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking met India. Dat vragen voorzitter Johan Stekelenburg van de FNV en de Landelijke India Werkgroep in brieven die zij onlangs aan de leden van de Commissie voor Ontwikkelingssamenwerking van de Tweede Kamer hebben gestuurd. Hun pleidooi wordt ondersteund door een groot aantal maatschappelijke organisaties waaronder Voedingsbond FNV, CBTB, NAJK, Novib, Hivos, de Nederlandse Missieraad en diverse grote milieu-organisaties.
Aanleiding voor de brieven van FNV en LIW is het mondeling overleg tussen de Commissie en minister Pronk van Ontwikkelingssamenwerking op 30 september a.s. over het Beleidsplan India 1992-1995.

Drie van de vier mensen die in India onder het bestaansminimum leven zijn landarbeiders: landlozen en marginale boer(inn)en die het grootste deel van hun inkomen met losse arbeid op het land van anderen verdienen. Werkloosheid gedurende het grootste deel van het jaar en extreem lage lonen zijn de belangrijkste oorzaken van hun armoede.
Op het platteland van de deelstaat Maharashtra (met Bombay als hoofdstad) bestaat echter al 15 jaar een vrij succesvol werkgarantie-programma. Daarin wordt het op grote schaal scheppen van werk en inkomen gecombineerd met produktieve projecten: irrigatiewerken, landverbetering, aanleg van plattelandswegen en - in sterk toenemende mate - milieubehoud. Het programma heeft door de toegenomen bestaanszekerheid voor de armen geleid tot geboortenbeperking en vermindering van de trek naar de steden.

Een groot aantal organisaties en wetenschappers in India pleiten er voor om een dergelijk programma ook in andere delen van het land uit te voeren. In de zuidelijke deelstaat Tamil Nadu heeft de regering daarmee onlangs een begin gemaakt. De uitvoering van dergelijke programma's wordt echter bemoeilijkt door financiële beperkingen.
Het pleidooi van de Landelijke India Werkgroep en andere organisaties om de Nederlandse hulp aan India daarom voor een deel te gebruiken voor financiële steun aan nieuwe werkgarantie-programma's voor landarbeid(st)ers, heeft bij minister Pronk gehoor gevonden en is opgenomen in het nieuwe Beleidsplan India.

In het Beleidsplan India 1992-1995 ontbreekt echter de expliciete keus voor landarbeid(st)ers als belangrijkste doelgroep van de bilaterale hulp aan India. Deze hulp bedraagt 160 miljoen gulden per jaar. De FNV en de Landelijke India Werkgroep pleiten er bij de Tweede Kamer en de minister voor om deze keus alsnog te maken. Naast steun aan werkgarantie-programma's kan daarbij ook gedacht worden aan beroeps- en informeel onderwijs voor landloze vrouwen, mannen en kinderen, herstel van natuurlijke hulpbronnen (bos, weilanden, visvijvers etc) die door hen geëxploiteerd worden, steun aan produktie- en marketing co-operaties en lokale organisatievorming. De huidige hulp bereikt vooral de plattelandsbewoners die wel over grond beschikken.

FNV en LIW pleiten er tenslotte voor om het middel 'schuldconversie' ook te gebruiken voor werkgarantie-programma's en andere vormen van sociale zekerheid voor de armen. India betaalt aan Nederland jaarlijks meer dan 100 miljoen gulden rente en aflossing op oude hulpleningen. De Kamer wordt gevraagd er bij minister Pronk op aan te dringen om de mogelijkheden voor een 'schuld-voor-werkgarantie' programma in internationaal verband te onderzoeken.

De toekomstige ontwikkelingssamenwerking met India, die door de hongersnoden in Afrika en de zuigkracht van Oost-Europa, politiek gewicht dreigt te verliezen, zou een nieuw en helder perspectief kunnen krijgen door duidelijk te kiezen voor de (bijna)landlozen als belangrijkste doelgroep. Zij komen nog niet als vluchtelingen naar Europa, maar hun mensonwaardige levensomstandigheden kunnen - naast de humanitaire noodzaak deze te verbeteren - in de toekomst een belangrijke bron van conflicten in India én de wereld gaan vormen.
De liberalisering van India's economie zal hun levensomstandigheden op korte en middellange termijn niet verbeteren. De werkloosheid en verpaupering onder hen zal waarschijnlijk toenemen, tenzij de economische hervormingen worden gecombineerd met grootscheepse en effectieve maatregelen om hun recht op een bestaansminimum te garanderen.

Voor meer informatie:
Landelijke India Werkgroep, Gerard Oonk, tel. 030-321340, telefax: 030-322246


Landelijke India Werkgroep - 5 juli 2004