terug


PERSBERICHT

30 maart 1994


Keurmerk tegen kinderslavernij bepleit bij tapijthandel


De Landelijke India Werkgroep (LIW), de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV), Novib en Kinderen in de Knel (het kinderprogramma van de protestantse kerken) vragen 32 importeurs en verkopers van handgeknoopte tapijten, waaronder de Bijenkorf, IKEA en V & D, om hun medewerking bij de introductie van een keurmerk voor niet door kinderen gemaakte tapijten. Een brief daarover is gisteren naar de betreffende bedrijven gestuurd.
LIW, FNV, Kinderen in de Knel en Novib steunen de oproep van de Zuid-Aziatische Coalitie Tegen Kinderslavernij (SACCS) - waarbij enkele tientallen organisaties uit India, Pakistan, Nepal en Bangladesh zijn aangesloten - om alleen tapijten in de Europese Unie te importeren die zijn voorzien van een dergelijk keurmerk. Verder dringen zij er op aan dat de Europese Unie en Nederland steun geven aan de rehabilitatie van (nu nog) werkende kinderen, onder meer via onderwijsprogramma's.

Keurmerk
De besprekingen over de vereisten van een keurmerk voor 'kinderarbeidvrije' tapijten zijn inmiddels in een vergevorderd stadium. De onderhandelingen daarover worden gevoerd door initiatiefnemer SACCS, de Carpet Manufacturers Association Without Child Labour (CMAWCL), waarbij ruim 40 Indiase tapijtfabrikanten zijn aangesloten, en het Indo-German Export Promotion Project (IGEP) van de Duitse overheid. Het keurmerk legt de betrokken fabrikanten de verplichting op om geen kinderen onder de 14 jaar in dienst te nemen en tenminste het minimumloon aan haar werknemers te betalen. Het keurmerk wordt beheerd door de nog op te richten zogenoemde Rugmark Foundation, waarvan het bestuur wordt gevormd door vertegenwoordigers van SACCS, CMAWCL, UNICEF en/of de ILO. De controle zal zowel door een onafhankelijke professionele organisatie als door de leden van SACCS worden uitgevoerd. Inmiddels wordt ook in Nepal een soortgelijk keurmerk ontwikkeld.

De onderhandelingen over het keurmerk zijn mede op gang gekomen door de dreiging vanuit de VS om de import van door kinderen gemaakte produkten te verbieden. De eerste fase van de daartoe ingediende wet (de 'Harkin-Brown Bill'), te weten een onderzoek naar alle bedrijfstakken die gebruik maken van kinderarbeid, wordt nu uitgevoerd. Het Europees Parlement heeft vorig jaar een resolutie aangenomen waarin zij eveneens voorstelt om de import van door kinderen gemaakte produkten te verbieden. Recent zijn opnieuw twee resoluties aangenomen waarin om handelsmaatregelen wordt gevraagd tegen produkten vervaardigd door kinderen.

Tapijtkinderen
Volgens een recent onderzoek uitgevoerd in opdracht van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) en de Indiase regering werken ongeveer 420.000 kinderen onder de 14 jaar in de tapijtindustrie, vooral in de twee Noord-Indiase steden Mirzapur en Bhadohi en in duizenden dorpen in de wijde omgeving van deze steden. In dit gebied vindt ongeveer 90% van de Indiase tapijtproduktie plaats. In Pakistan en Nepal werken volgens SACCS respectievelijk 500.000 en 200.000 in de tapijtindustrie. Volgens Anti-Slavery International komt kinderarbeid in de tapijtindustrie ook op grote schaal voor Turkije, Marokko, Afghanistan en Egypte.

De arbeidsomstandigheden van de 'tapijtkinderen' in India (maar niet alleen daar), zijn over het algemeen zeer slecht. Werkdagen van 12 uur voor kinderen vanaf 6 jaar zijn heel 'gewoon', maar langere werkdagen tot 16 of zelfs meer uren per dag komen ook regelmatig voor. Ze werken in slecht geventileerde en schaars verlichte kleine werkplaatsen. Tuberculose, nachtblindheid, huidziekten en misvormingen van benen en rug komen veel voor. Ook is er sprake van vaak ernstige mishandeling van kinderen die fouten maken of niet snel genoeg werken. Het loon van deze kinderen bedraagt meestal niet meer dan enkele rupees per dag. De kinderen blijven verstoken van onderwijs en recreatie en hebben weinig toekomstperspectieven.

Ruim de helft van de kinderarbeiders wordt geronseld in de armste gebieden van Noord-India en woont niet thuis. De langdurige scheiding van hun ouders is voor deze kinderen een traumatische ervaring. Een belangrijk deel van hen is in feite schuldslaaf. Via een lening en beloftes over goede verdiensten worden de ouders, vaak kastelozen en leden van inheemse volken, door een 'bemiddelaar' overgehaald om hun kinderen in de tapijtindustrie te laten werken. De afbetaling van de lening, vaak tegen woekerrente, wordt als voorwendsel gebruikt om te kinderen vast te houden en niet of nauwelijks loon te betalen. Ook worden kinderen gedwongen te schulden van hun ouders te betalen.

Coalitie Tegen Kinderarbeid
Niet alleen schuldslavernij maar ook kinderarbeid in gevaarlijke industrieën, zoals de tapijtindustrie, is in India bij de wet verboden. Tot nu toe heeft de regering de betreffende wetten nauwelijks uitgevoerd, hoewel recent maatregelen werden aangekondigd om daarop - met name in de tapijtindustrie - scherper toe te zien.
Een groot aantal Indiase particuliere organisaties heeft zich de afgelopen jaren ingezet om kinderarbeid te bestrijden. Zij werken samen in de Zuid-Aziatische Coalitie Tegen Kinderarbeid (SACCS). SACCS zet zich onder meer in voor het bevrijden en rehabiliteren van kinderarbeiders en probeert de Indiase regering tot een actievere opstelling hierin te bewegen. Volgens SACCS en diverse wetenschappers is kinderarbeid meer een oorzaak dan een gevolg van armoede. Kinderen krijgen veel minder betaald dan volwassenen. Als kinderarbeid wordt uitgebannen, dan kan het werk tegen een hogere beloning door volwassenen worden gedaan en zijn veel gezinnen, inclusief de kinderen, veel beter af. Zeker in de exportgerichte tapijtindustrie moet het mogelijk zijn om volwassenen aan het werk te helpen tegen het gangbare minimumloon. Een belangrijke reden voor de grootschalige kinderarbeid in India is de geringe prioriteit die aan het basis- en beroepsonderwijs wordt gegeven.

Nadere informatie: Gerard Oonk 030-2321340



Landelijke India Werkgroep - 5 augustus 2003