English version of this page   terug

EUROPEES PARLEMENT

1999
2004


13 juni 2002
P5_TAPROV(2002)0326


KINDERARBEID BIJ DE VERVAARDIGING VAN SPORTARTIKELEN

Resolutie van het Europees Parlement over kinderarbeid bij de productie van sportartikelen

Het Europees Parlement,

  • gelet op het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind van 1989,

  • gelet op de Speciale vergadering van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York op 9 en 10 mei 2002,

  • gelet op het EU-Handvest van de grondrechten van de Europese Unie 1, inzonderheid op artikel 24 over de rechten van het kind,

  • gelet op de VN-Universele Verklaring van de Rechten van de mens en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden,

  • gezien de Verklaring van de IAO over de fundamentele beginselen en rechten inzake arbeid, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie op haar 86ste zitting op 18 juni 1998,

  • gezien de IAO-Conventies nr. 138 van 1973 en nr. 182 van 1999 over de feitelijke afschaffing van kinderarbeid,

  • gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité, getiteld "Bevordering van fundamentele arbeidsnormen en verbetering van de sociale governance in de context van de globalisering "(COM(2001) 416),

  • gezien de mededeling van de Commissie (COM(2001) 366) en de resolutie van het Europees Parlement van 30 mei 2002 over het Groenboek van de Commissie "De bevordering van een Europees kader voor desociale verantwoordelijkheid van bedrijven"2,

  • gezien de "Intentieverklaring" van het organisatiecomité van de XXe Olympische Winterspelen (Turijn 2006),

  • gezien het feit dat de IAO 12 juni heeft uitgeroepen tot de Wereld-antikinderarbeidsdag,

  • onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over kinderarbeid,
  1. overwegende dat de aanwending van kinderarbeid in de voetbalindustrie nog steeds algemeen gebruikelijk is in de gehele wereld, ondanks het feit dat de FIFA en de sportartikelenfabrikanten in 1998 een contract hebben gesloten, met daarin opgenomen een FIFA-arbeidscode, waarin het gebruik van kinderarbeid bij de fabricage van hun in licentie vervaardigde producten wordt verboden,

  2. overwegende dat de FIFA in 2000 erkende dat het moeilijk was te verzekeren dat de speciale ballen met daarop vermeld de merknaam van de onderneming en de naam van de manifestatie (in dit geval de 2002 World Cup) uitsluitend afkomstig zijn van officiële FIFA-licentiehouders,

  3. overwegende dat, ondanks het feit dat FIFA, IAO, UNICEF, vakbonden en maatschappelijke organisaties projecten hebben opgezet voor sociale bescherming en controle ter voorkoming en uitroeiing van kinderarbeid in India en Pakistan, onlangs verschenen verslagen duidelijk aantonen dat in beide landen nog steeds vele kinderen, soms niet ouder dan 10 jaar, voetballen fabriceren, vaak met het etiket "no child labour used",

  4. overwegende dat kinderarbeid de armoede doet voortbestaan en ontwikkeling verhindert doordat salarissen laag worden gehouden, volwassenen werkloos worden gemaakt en geen onderwijs wordt verstrekt, en dat een en ander in strijd is met de menselijke waardigheid,

  5. overwegende dat de World Cup-campagne werd gestart in 2001 door de Global March, die weer is voortgekomen uit een internationale mars vier jaar geleden, toen duizenden in vier werelddelen 80.000 km reisden om een wereldwijde actie op gang te brengen tegen kinderarbeid,

  6. overwegende dat de EU opheldering moet verschaffen over haar standpunten inzake sociale governance in het kader van de nieuwe multilaterale onderhandelingen in de WTO en overwegende dat bij die gelegenheid de standpunten van het Europees Parlement in de strategie van de Gemeenschap moeten worden opgenomen,

  7. overwegende dat in sommige westerse landen het verzet om artikelen te kopen die door kinderen worden vervaardigd, toeneemt,
  1. veroordeelt alle vormen van exploitatie van kinderen en roept op tot afschaffing van kinderarbeid, met name in de voetbalindustrie;

  2. benadrukt met name de nauwe relatie tussen het beleid ter ondersteuning van het onderwijs en het beleid ter bestrijding van kinderarbeid, en roept derhalve de Commissie en de lidstaten op om op dit terrein actie te ondernemen en ervoor te zorgen dat alle kinderen die uit het arbeidsproces worden gezet, worden gerehabiliteerd, de gelegenheid krijgen een opleiding te volgen en dat hun gezondheidszorg en voedsel wordt verstrekt;

  3. verzoekt de Europese Unie en de lidstaten erop toe te zien dat in de akkoorden met derde landen kinderen worden beschermd tegen geweld, exploitatie - met name door arbeid - en misbruik;

  4. verzoekt de FIFA en de betrokken sportartikelenbedrijven a) ervoor te zorgen dat bij de productie van met FIFA-licenties vervaardigde sportkleding en voetballen geen kinderen worden ingezet, b) de FIFA-arbeidscode ten uitvoer te leggen waarover FIFA, ICFTU, ITGLF en FIET (nu UNI) in 1996 overeenstemming hebben bereikt, en c) een transparant, geloofwaardig en onafhankelijk systeem overeen te komen voor de productiecontrole van de voetbalindustrie;

  5. verzoekt alle sportartikelenbedrijven a) ten volle hun contractuele overeenkomst met de FIFA over kinderarbeid na te komen, b) alle productieplaatsen van sportartikelen bekend te maken en de mogelijkheid te scheppen dat onafhankelijk gecontroleerde verslagen kunnen worden opgesteld waaruit blijkt dat hun artikelen worden geproduceerd in overeenstemming met het FIFA-contract en dat daarbij lonen worden uitbetaald waarmee de werknemers in hun levensonderhoud kunnen voorzien;

  6. wenst dat er een universele certificatiemethode komt voor sportartikelen die zonder kinderarbeid zijn geproduceerd, vergelijkbaar met de certificatie van de Utz Kapeh Foundation die momenteel in de koffie-industrie wordt toegepast;

  7. dringt er bij de IAO op aan een geloofwaardig en onafhankelijk inspectiesysteem op te zetten om de naleving van de IAO-arbeidsnormen in de sportartikelenindustrie in de gehele wereld te controleren en om op basis van dit inspectiesysteem IAO-modellen te ontwikkelen voor samenwerking tussen de overheid en de particuliere sector om doelmatige methoden te ontwikkelen voor de arbeidsinspectie;

  8. is van mening dat meer geld ter beschikking moet worden gesteld van het internationale programma van de Internationale Arbeidsorganisatie inzake de uitbanning van kinderarbeid;

  9. verzoekt de FIFA en de nationale voetbalclubs de wereldkampioenschappen van 2006 in Duitsland te maken tot de eerste internationale manifestatie waarbij geen kinderarbeid is betrokken en die in overeenstemming is met redelijke arbeidsvoorwaarden;

  10. dringt er bij UNICEF op aan om, gebruikmakend van bestaande samenwerkingsbetrekkingen met de FIFA om de rechten van kinderen te bevorderen, er bij de FIFA op aan te dringen haar verplichtingen ten aanzien van de uitbanning van kinderarbeid en de tenuitvoerlegging van andere arbeidsrechten ten volle na te komen;

  11. verzoekt voetballers en de clubs die hen vertegenwoordigen ervoor te zorgen dat sponsorbedrijven direct noch indirect gebruik maken van kinderarbeid bij de fabricage van hun producten;

  12. is verheugd over het initiatief voor een intentieverklaring als aangenomen door het organisatiecomité voor de XXe Olympische Winterspelen (Turijn 2006);

  13. verzoekt de Commissie vóór eind 2002 aan het Europees Parlement verslag uit te brengen van de naar aanleiding van deze resolutie genomen stappen en getroffen maatregelen;

  14. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Europese Raad, de Commissie, de FIFA, de IAO en UNICEF.


1 PB C 364 van 18.12.2000, blz. 1
2 P5_TA(2002)0278


English version of this page
Landelijke India Werkgroep - 25 juni 2002