terug

Tweede Kamer der Staten-Generaal


Vergaderjaar 2001-2002



26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen




Nr. 22 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 19 april 2002

Hierbij informeer ik u, na eerst een algemeen beeld te hebben geschetst, over de voortgang van de volgende acties en activiteiten op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO):
1. Kenniscentrum MVO;
2. Maatschappelijke jaarverslaggeving;
3. Maatschappelijk verantwoord ondernemen op lokaal niveau;
4. Inkopen en aanbesteden door de overheid;
5. Onderzoeksprogramma MVO;
6. Implementatie van MVO in het Financieel Buitenland Instrumentarium;
7. Overige punten (GRI, ILO-verdrag 182).

De beantwoording van de schriftelijke inbreng van de Tweede Kamer bij de Nederlandse reactie op het Groenboek van de Europese Commissie inzake de bevordering van een Europees kader voor de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven (Kamerstukken II, 2001-2002, 26 485 nr. 21) wordt u separaat toegezonden.

Algemeen beeld

Ik constateer dat er veel in beweging is op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Bedrijven nemen afzonderlijk of gezamenlijk initiatieven die een stap in de goede richting vormen. Ik noem bijvoorbeeld het besluit van IHC Caland om, na een verzoek van mijn kant, geen nieuwe opdrachten meer aan te nemen in Birma.
Er ontstaan tal van samenwerkingsverbanden tussen bedrijven, gericht op (aspecten van) maatschappelijk verantwoord of duurzaam consumeren en/of produceren, geheel in lijn met de door het kabinet gewenste ontwikkeling van MVO van onderop. Voor het samenkomen van al deze initiatieven zie ik onder andere een rol voor het Kenniscentrum MVO weggelegd.

Ik benadruk dat we aan het begin van een proces staan. Enkele bedrijven hebben de deur naar de maatschappij reeds open gezet, maar bij veel bedrijven staat de deur nog slechts op een kier. Er leven bij deze bedrijven nog veel vragen over bijvoorbeeld de grenzen van de ondernemingsverantwoordelijkheid en over de manier waarop contact gezocht moet worden met de stakeholders. Vragen waarop een antwoord moet komen en die daarom zijn opgenomen in het onderzoeksprogramma MVO waarover ik u hieronder nader informeer.

Ook het MKB is in beweging. Er wordt breed ondersteund dat de brancheorganisaties een sleutelrol kunnen vervullen bij de bewustwording over en het op gang brengen van maatschappelijk verantwoord ondernemen binnen de eigen branche. Waar mogelijk kan aangesloten worden bij reeds lopende trajecten en contacten van de overheid met brancheorganisaties, zoals bijvoorbeeld de Meerjarenafspraken over Energiebesparing.

Daarnaast is ook de overheid zich verder aan het oriënteren op haar rol als stimulator en facilitator. Ik maak daarbij een onderscheid in de integrale activiteiten gericht op het faciliteren en stimuleren van maatschappelijk verantwoord ondernemen ten behoeve van alle bedrijven (Kenniscentrum MVO, advies over maatschappelijke jaarverslaggeving, onderzoeksprogramma MVO) en de actieve invulling van de verschillende departementen gericht op thema's of aspecten van maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Ik noem bijvoorbeeld de Conferentie over Kinderarbeid, georganiseerd door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die eind februari jl. plaatsvond en de interactieve dialoog die het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij voert met de agro-sector, NGO's en kennisinstellingen.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking geeft eveneens actief invulling aan MVO binnen haar beleid. Zo is de rol van MVO aangegeven in de aanvulling op de notitie Ondernemen tegen Armoede, die in Februari 2002 in de Kamer is besproken. Tijdens bezoeken van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking aan Ghana en India zijn ronde tafel bijeenkomsten met voornamelijk het Nederlandse bedrijfsleven en enkele maatschappelijke organisaties georganiseerd om invulling te geven aan het actief stimuleren van MVO in die landen. In Ghana heeft dit tot een concreet partnership geleid tussen Ontwikkelingssamenwerking en een aantal Nederlandse bedrijven op het gebied van HIV/Aids bestrijding.

Als opvolging van de EZ/BZ MVO Conferentie in Scheveningen in November vorig jaar, is BZ/OS in gesprek met het Ministerie van Financiën hoe aan belastingaspecten meer aandacht kan worden besteed. Uit de als onderdeel van de conferentie gehouden workshop over belastingen kwam naar voren dat bedrijven best wel meer belasting af willen dragen in ontwikkelingslanden, maar dat zij geen twee maal belasting willen betalen. Hier ligt dus een duidelijke taak voor overheden om bedrijven door middel van het afsluiten van verdragen ter voorkoming van dubbele belasting zekerheid te bieden. Een andere conclusie van de workshop was dat belastingdiensten in ontwikkelingslanden verder versterkt dienen te worden gezien de complexiteit van de transferpricing. Met Financiën zijn tevens afspraken gemaakt over de begeleiding van enkele korte studies die zullen worden uitgevoerd door de Erasmus Universiteit en het International Bureau of Fiscal Documentation in Amsterdam. Tijdens de Financing for Development conferentie in Monterrey is een side-event over belastingen georganiseerd.

Aan de Ambassades in de samenwerkings- en bedrijfsleven landen wordt door BZ/OS momenteel gevraagd hoe zij kunnen helpen MVO ter plekke te stimuleren, bijvoorbeeld door aan te sluiten bij lokale MVO initiatieven dan wel zelf de discussie over aspecten van MVO, die voor de betreffende landen van belang zijn, te initiëren. Aan Milieudefensie is subsidie verleend om een praktische toolkit over de OESO richtlijnen voor te bereiden voor NGO's in transitie- en ontwikkelingslanden, en om bij zuidelijke NGO's de bekendheid van de richtlijnen te bevorderen.

Daarnaast vinden bij BZ/OS activiteiten plaats op mensenrechtengebied, corruptiebestrijding, bestrijding van kinderarbeid en op het gebied van milieu, die direct aansluiten bij het stimuleren van MVO. Met het Engelse DFID en het Canadese CIDA wordt samengewerkt om een side-event te organiseren over MVO in de aanloop naar de World Summit on Sustainable Development in Johannesburg.

In een volgende voortgangsbrief over MVO, zal integraal gerapporteerd worden over de acties op het gebied van het stimuleren en faciliteren van MVO vanuit de verschillende departementen. Vanuit niijn coördinerende rol voor MVO is één van mijn belangrijkste aandachtspunten momenteel te bezien op welke wijze eenduidig naar de verschillende doelgroepen gecommuniceerd kan worden waar de overheid, i.c. de verschillende departementen, op aangesproken kunnen worden wat betreft maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ik ben ervan overtuigd dat de verschillende initiatieven van zowel bedrijven, NGO'S, overheden als andere organisaties de beoogde dynamiek op gang brengt die leidt tot meer (vraag naar) duurzame geproduceerde goederen en een meer op duurzaamheid ingerichte samenleving. Ik beschouw het besluit van het Global Reporting Initiative (GRI) om zich in Nederland te vestigen als een katalysator in het op gang brengen van deze dynamiek.

1. Kenniscentrum MVO

Over de opzet en taakstelling van het kennis- en informatiecentrum MVO heb ik u geïnformeerd bij brief van 12 december 2001 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2001-2002, 26 485, nr. 18). De volgende stap die ik heb gezet is het aanzoeken van een bestuur voor het kenniscentrum. Op zeer korte termijn voer ik een gesprek met de kandidaat-bestuursleden. Mochten de kandidaat-bestuursleden toezeggen te willen toetreden tot het bestuur, dan zal ik zo spoedig mogelijk in overleg met het bestuur een projectmanager voor het kenniscentrum gaan werven. Deze projectmanager zal dan in overleg met een groot aantal belanghebbenden het centrum vorm moeten geven. Dit betekent dat er afspraken gemaakt worden over het aanleveren en afnemen van kennis en een businessplan wordt opgesteld inclusief het daarbij horende commmicatiebeleid. De afgelopen maanden heb ik tevens benut om het draagvlak voor het kenniseentrum MVO verder te vergroten.

De concept statuten ter oprichting zijn inmiddels opgesteld en worden volgens de procedure van de Comptabiliteitswet, na het voortraject te hebben doorlopen, ook aan de Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal voorgelegd. De verwachting is dat dit over enkele maanden zal zijn.

2. Maatschappelijke jaarverslaggeving

In reactie op mijn adviesaanvraag bekijkt de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) de mogelijkheden om maatschappelijke aspecten op te nemen in de verslaggeving van ondernemingen. In overleg met mij is besloten dat het totale project zowel de herziening van de bestaande Richtlijn 400 Bestuurverslag, waarin uitgebreidere aandacht zal worden besteed aan financieel-economische, milieu- en sociaal-ethische aspecten, als het opstellen van een aparte Richtlijn voor het maatschappelijk verslag omvat, waarbij rekening wordt gehouden met bestaande internationale handreikingen en best practice voorbeelden.

De RJ heeft mij laten weten dat het concept van de aangepaste Richtlijn 400 Bestuursverslag op 19 juni a.s. gepresenteerd zal worden. De richtlijn zal tezamen met een aanbiedingsmemorandum ter becommentariëring worden verspreid. Op mijn verzoek is de verspreidingskring breder van opzet dan gebruikelijk bij RJ Richtlijnen, ook NGO's zullen hierin worden opgenomen. Kort na publicatie zal de RJ bovendien door middel van conferenties stakeholders en ondernemingen consulteren. De RJ gaat pas over tot vaststelling en publicatie van zijn (definitieve) Richtlijnen voor de jaarverslaggeving nadat daarvan eerst een ontwerp is gepubliceerd en de mogelijkheid is geboden tot het leveren van commentaar.

De RJ heeft mij tevens laten weten dat de ontwerp-Richtlijn maatschappelijke verslaggeving naar verwachting eind 2002 zal worden gepubliceerd. Op mijn verzoek zal ook in dit geval sprake zijn van een consultatieproces, waarbij alle stakeholders worden betrokken.

Overeenkomstig het verzoek van de Tweede Kamer, heb ik de motie van de leden Vendrik en Bolhuis (Kamerstukken II, vergaderjaar 2001-2002, 28000 XIII, nr. 12) doorgezonden aan de RJ.

3. Maatschappelijk verantwoord ondernemen op lokaal niveau

In het kader van het door de ministeries van Economische Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Volksgezondheid, Welzijn en Sport gesteunde «Steeds Beter Programma» van de Stichting Samenleving en Bedrijf, is aan mij en de Voorzitter van MKB Nederland, dhr. de Boer, in januari een praktische gids overhandigd over lokaal maatschappelijk verantwoord ondernemen voor het MKB. Deze gids heeft inmiddels op grote schaal zijn weg naar de verschillende doelgroepen gevonden. Omdat het bij MVO projecten op lokaal niveau juist ook gaat om de inzet en betrokkenheid van de lokale overheden, zal ik binnenkort samen met de Minister voor het Grote Stedenbeleid, mede aan de hand van opgedane ervaringen, de gemeentebesturen een advies hierover aanreiken. Actieve betrokkenheid van gemeenten is gewenst om de bereidheid van bedrijven om tijd, energie en denk - en daadkracht te steken in de stedelijke samenleving ten volle te benutten. Overigens zal ook vanuit de VNO het belang van samenwerking tussen gemeenten en bedrijven op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen onder de aandacht van de gemeenten gebracht worden.

Ook een aantal provincies heeft inmiddels het initiatief genomen zich te oriënteren op de mogelijkheden om duurzaam of maatschappelijk verantwoord ondernemen te stimuleren. Ik juich dit toe. Daar waar bedrijven de weg van maatschappelijk verantwoord ondernemen willen inslaan, zal hiervoor bij de lokale overheden ook voldoende kennis en aandacht moeten zijn. De stimulerende rol op provinciaal niveau zal in mijn ogen primair gezocht kunnen worden op die terreinen en thema's die bij uitstek op regionaal niveau liggen. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan duurzame bedrijfsterreinen. In het kader van het gezamenlijke programma van VROM, EZ, IPO, VNG en UvW «Met preventie naar duurzaam ondernemen» zijn inmiddels enkele werkgroepen gestart die gericht zijn op een gemeenschappelijke aanpak voor en door overheden op het gebied van duurzaam ondernemen.

4. Inkopen en aanbesteden door de overheid

In het Algemeen Overleg van 19 december jl. hebben wij gesproken over het rapport van KMPG over de mogelijkheden tot maatschappelijk verantwoord inkopen en aanbesteden voor de overheid. Het rapport gaf aan dat er nog obstakels in de Europese wetgeving zijn. Bij een bespreking in februari jl. in Brussel over de follow-up van het Groenboek, heeft een vertegenwoordiger van mijn ministerie aangegeven meer duidelijkheid te willen krijgen over de ruimte voor de overheid voor maatschappelijk verantwoord inkopen en aanbesteden. In een volgende bespreking eind mei over de follow-up van het Groenboek zal ik wederom laten informeren naar de mogelijke initiatieven van de Europese Commissie op dit punt.

Daarnaast ben ik bezig met een praktische invulling van de ruimte die door de Interpretatieve mededelingen uit 2001 van de Europese Commissie op dit terrein is geboden. Voor zover ik thans kan overzien, richten lopende initiatieven zich met name op de invulling van de milieucomponent. Verdere ontwikkeling van dit thema zal zich dan ook met name op de invulling van de sociale component richten. Bij de uiteindelijke praktische invulling richting inkopers van de rijksoverheid wil ik zo veel mogelijk aansluiten bij bestaande overlegverbanden op het gebied van inkopen en aanbesteden door de rijksoverheid.

5. Onderzoeksprogramma MVO

MVO ontwikkelt zich van onderop: bij de individuele onderneming. Ik ben van mening dat de overheid daarbij een actief stimulerende en faciliterende rol dient te vervullen. Onder andere door partijen bij elkaar te brengen, kennis te laten ontwikkelen en te verspreiden geef ik hier invulling aan. Een goed voorbeeld is het onderzoeksprogramma Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.

Ter ondersteuning van bedrijven bij het vormgeven van MVO is een tweejarig onderzoeksprogranuna MVO in ontwikkeling. Het betreft een samenwerkingsverband van zeven universiteiten (EUR, KUB, KUN, Nyenrode, UT, UvA, VU), het NIDO en mijn Ministerie. Daarnaast worden de mogelijkheden voor samenwerking met onderzoeksinstellingen in Europa, die met soortgelijk onderzoek bezig zijn, en kenniscentra zoals het Global Reporting Initiative, onderzocht. Het Kenniseentrum MVO zal te zijner tijd een centrale rol gaan vervullen bij het verspreiden van de opgedane kennis richting het bedrijfsleven.

Het onderzoeksprogramma betreft de concrete invulling van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het doel van het onderzoeksprogramma is om ondernemers die maatschappelijk verantwoord willen ondernemen hierin bij te staan. Ten behoeve van maatschappelijke organisaties en overheden draagt het onderzoek bij aan verheldering van wat van ondernemingen verwacht mag worden en op welke wijze het maatschappelijk debat over de invulling van ondernemingsverantwoordelijkheden gerichter kan plaats vinden.
Het onderzoeksprogramma MVO beoogt zowel praktisch relevant te zijn voor bedrijven, als samenhang te brengen in de onderzoeksinspanning die op Nederlandse universiteiten geleverd wordt op het terrein van MVO. De bundeling van wetenschappelijke kennis en ervaring en een goede aansluiting op de praktijk dragen naar mijn mening bij aan de verheldering en beantwoording van de bij de ondernemers levende vragen op het gebied van MVO. Om de aansluiting bij de praktijk te waarborgen zal het bedrijfsleven uitdrukkelijk betrokken worden bij het onderzoeksprogramma. Het programma zal in 2003 van start gaan.

6. Implementatie MVO in het Financieel Buitenland Instrumentarium

Op 19 december 2001 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de in de brief van 14 december 2001 gepresenteerde uitwerking van het MVO beleid in het Financieel Buitenland Instrumentarium. In die brief heb ik er op gewezen, dat dit beleid nog niet onmiddellijk per 1 januari 2002 zou kunnen worden geïmplementeerd. Dit hield mede verband met de benodigde aanpassingen van regelingen, aanvraagformulieren, polisvoorwaarden e.d. Verwacht werd dat de implementatie nog in het eerste kwartaal van 2002 zou aanvangen. Thans blijkt, dat dit onder nagenoeg alle faciliteiten gelukt is; bij de verzekeringsfaciliteiten zal de implementatie nog vóór medio mei een aanvang kunnen nemen. Voorts wordt er op gewezen, dat de incorporatie van MVO-aspecten in het Financieel Buitenland Instrumentarium naar verwachting niet zal resulteren in een substantiële stijging van de administratieve lastendruk. In de z.g. «Instrumentenbrief» van 4 mei 2001 is al aangegeven, dat de evenredigheid tussen de te stellen MVO-vereisten (en de daarmee gepaard gaande administratieve lasten) en de financiële omvang van het te ondersteunen project een essentieel uitgangspunt is van het beleid. Dit uitgangspunt is bij de verdere uitwerking steeds gehanteerd, zoals bij voorbeeld bij de milieucomponent in de exportkredietverzekering. Tegen die achtergrond is bij het ontwerp van de aanvraagforinulieren voortdurend rekening gehouden met het effect daarvan op de administratieve lastendruk voor bedrijven. Dit heeft geresulteerd in een beperkt aantal aanvullende vragen, die voor de aanvragende bedrijven relatief eenvoudig zijn in te vullen. Overigens dient men zich te realiseren dat de belangrijkste verhoging van de lasten ligt bij de uitvoeringsinstellingen, die de aanvragen voortaan ook aan de nieuw geïntroduceerde MVO-criteria moeten toetsen. Ook mag niet onvermeld blijven, dat het bedrijfsleven op ieder moment van de procedure de afweging kan maken in hoeverre het bereid is om de aan de aanvraag verbonden administratieve lasten op zich te nemen. Alles tegen elkaar afwegende lijken de baten van dit beleid ruimschoots op te wegen tegen de beperkt toegenomen (administratieve) lasten voor de om ondersteuning vragende bedrijven en uitvoeringsinstanties.
Gelet op het voorgaande heb ik er derhalve van afgezien om het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal) in te schakelen. In dit verband dient er overigens op te worden gewezen, dat Actal slechts een selectie van voorgenomen wet- en regelgeving toetst op de daarmee verbonden administratieve lasten en tot nu toe geen (bestaande) subsidieregelgeving toetst.

Tevens kan er op worden gewezen, dat parallel aan de implementatie van het beleid uitvoering is gegeven aan de communicatie van het beleid. Inmiddels ontvangt bijna iedereen die een beroep doet op het financieel buitenland instrumentarium een boekje met de volledige tekst van de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en een handzame, samenvattende brochure. Ook de aanpassing van de web-sites van het Ministerie van Economische Zaken en de uitvoeringsorganisaties is nagenoeg afgerond, zodat de samenleving en geïnteresseerde bedrijven optimaal geïnformeerd kunnen worden over de wijze waarop de incorporatie van MVO-aspecten in de verschillende faciliteiten van het Financieel Buitenland Instrumentarium is vorm gegeven.

7. Overige punten

Global Reporting Initiative

Het Global Reporting Initiative (GRI) richt zich op het bevorderen en harmoniseren van rapportage - door bedrijven - over duurzaamheid en de maatschappelijke aspecten van bedrijfsactiviteiten. De door het GRI opgestelde richtlijnen komen tot stand in samenspraak met alle belanghebbenden: niet alleen bedrijven maar ook relevante NGO'S. Het GRI wordt algemeen gezien als de internationaal meest gezaghebbende bron van advisering op dit punt.

GRI is donderdag 4 april jl. formeel geïnaugureerd op het VN hoofdkwartier van de VN in New York City. Daarmee is het GRI een permanent onafhankelijk instituut geworden dat sinds 1997 onder auspiciën opereerde van de Coalition for Environmentally Responsible Economies (CERES) in samenwerking met United Nations Environment Programme (UNEP). Het GRI heeft geen officiële banden met de VN. Wel is de UN Foundation (het zogenaamde «Ted Turner Fonds») tot nu toe de belangrijkste financier geweest. Juridisch gezien is GRI een NGO waardoor ze geen aanspraak hebben op privileges van een echte VN-instelling.

De leiding van het GRI wilde het voortdurend groeiende Secretariaat in Europa vestigen vanwege het, ten opzichte van Amerika, gunstige klimaat in Europa voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Met name Zwitserland, Denemarken en Nederland waren in de race voor vestiging. Het GRI heeft evenwel gekozen voor vestiging in Nederland vanwege de grote politieke steun (vanuit de ministeries van EZ, VROM, SZW en BZ/OS maar ook de gemeenten Amsterdam en Den Haag) en de zeer goede organisatorische steun van de kant van mijn ministerie. Maar bovenal vanwege het positieve klimaat voor maatschappelijk verantwoord ondernemen dat in ons land heerst. Niet alleen toont de overheid grote betrokkenheid bij het onderwerp, diezelfde betrokkenheid is ook terug te vinden bij het bedrijfsleven, de universiteiten en de NGO'S. Het Nederlandse bedrijfsleven is zeer ingenomen met de vestiging omdat ons land hierdoor internationaal nadrukkelijk op de kaart gezet wordt.

Ik verwacht dat de vestiging van het GRI in de 1e fase 15 arbeidsplaatsen met zich mee brengt. In de 2e fase komen daar nog eens 25 extra plaatsen bij waarmee het totaal op 40 arbeidsplaatsen komt.

Eén van de doelstellingen van GRI is om in Nederland expertise uit te wisselen op het terrein van MVO. Zo zouden experts vanuit ministeries, universiteiten en maatschappelijke organisaties tijdelijk werkzaam kunnen zijn bij het GRI.

Uiteraard gaan we bekijken hoe de samenwerking tussen het GRI en het dit jaar op te zetten Kenniscentrum MVO vorm zou kunnen krijgen. Dit geldt eveneens voor samenwerking tussen het GRI en de Raad van de Jaarverslaggeving.

ILO-verdrag 182

Zoals toegezegd bij het Algemeen Overleg op 19 december 2001 (Kamerstukken II, 2001-2002, 26 485, nr. 20) laat ik u hierbij weten dat op 14 februari jl. het ILO-verdrag 182 door Nederland is geratificeerd.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,
G. Ybema


KST61408
ISSN 0921 - 7371
Sdu Uitgevers
's-Gravenhage 2002
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001-2002, 26 485, nr. 22



pagina VERANTWOORD ONDERNEMEN
   
begin document
   
HOME Landelijke India Werkgroep

Landelijke India Werkgroep - 15 mei 2002