terug

Opzet en taakstelling

Kennis- en Informatiecentrum
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen



INHOUD:
-Inleiding
-Werkterrein Kennis- en Informatiecentrum MVO
-Doel van het Kennis- en Informatiecentrum
-Doelgroepen van het Kennis- en Informatiecentrum
-Diensten van het Kennis- en Informatiecentrum
-Distributie en instrumenten
-Organisatie en profiel kenniscentrum
-Planning en implementatie

INLEIDING

Aanleiding

In het kabinetsstandpunt van april 2001 bij het SER-advies over maatschappelijk verantwoord ondernemen (Kamerstukken II, 2000-2001, 26485, nr. 14) is aangegeven dat er een onafhankelijk kennis- en informatiecentrum komt dat actief algemene informatie over maatschappelijk verantwoord ondernemen (hierna MVO) verzamelt, analyseert en verspreidt. Daarbij is aangegeven dat het essentieel is dat een nieuw kenniscentrum goed wordt afgestemd met reeds bestaande kenniscentra en -aanbieders waar raakvlakken mee bestaan, zoals bijvoorbeeld de kenniscentra PPS en GSB. In de instrumentenbrief (Kamerstukken II, 2000-2001, 26485, nr. 15) is daar nog aan toegevoegd dat het Kenniscentrum zich op termijn ook kan gaan richten op het inventariseren en verspreiden van MVO-voorbeelden in ontwikkelingslanden. Gezien het raakvlak met de OESO-richtlijnen zal er afstemming dienen plaats te vinden met het Nationaal Contactpunt voor Multinationale Ondernemingen (zie www.oesorichtlijnen.nl). Het centrum zal zowel aan nationale als internationale aspecten van MVO aandacht besteden.

Onderzoek en consultatiebijeenkomst

Het ministerie van Economische Zaken heeft door het bureau Triple Value (in samenwerking met het EIM) een onderzoek laten uitvoeren naar het reeds bestaande informatieaanbod en de informatiebehoefte op het gebied van MVO en naar een mogelijke opzet voor het kennis- en informatiecentrum. Over dit onderzoek en de taak/opzet van het kenniscentrum heeft op 11 oktober jl. een consultatiebijeenkomst plaatsgevonden met belanghebbende partijen (vertegenwoordigers van bedrijven, intermediaire organisaties, NGO's etc.). Zowel uit het onderzoek als uit deze bijeenkomst bleek dat er een breed draagvlak is voor oprichting van een kennis- en informatiecentrum, hoewel er wel verschillende opvattingen zijn over met name doelgroep en diensten van het centrum. Daarnaast heeft een ruime meerderheid van de in het kader van het onderzoek ondervraagde bedrijven aangegeven naar verwachting gebruik te zullen maken van de diensten van het centrum.
Het onderzoek en de uitkomsten van de consultatiebijeenkomst vormen de basis voor onderstaand plan voor opzet van het kennis- en informatiecentrum. De vormgeving van het centrum zal worden begeleid door een tijdens de consultatiebijeenkomst opgerichte klankbordgroep. Daarmee wordt het centrum niet alleen voor de belanghebbenden opgezet, maar voor een deel ook door de belanghebbenden. Op deze wijze wordt er reeds bij de opzet gewerkt aan het noodzakelijke draagvlak voor het centrum.

Inhoud plan

Allereerst wordt beschreven wat MVO inhoudt. Dit geeft een eerste, voorlopige, verkenning van het werkterrein van het kennis- en informatiecentrum aan. Daarna worden de volgende vier vragen beantwoord:
ºwat is het doel van het kennis- en informatiecentrum;
ºwat is de doelgroep;
ºwelke diensten gaat het centrum aanbieden;
ºop welke manier gaat het centrum werken (distributie en instrumenten).
Hiermee wordt aangegeven waar het kenniscentrum zich op zal richten en de uniciteit ten opzichte van het bestaande MVO-kennisaanbod. Nadere precisering hiervan zal plaatsvinden in het businessplan voor het kennis- en informatiecentrum. Het businessplan zal opgesteld worden door de aan te stellen directeur, in nauw overleg met het bestuur. Tenslotte wordt de organisatie en het profiel van het centrum geschetst en de planning en implementatie aangegeven.

WERKTERREIN KENNIS- EN INFORMATIECENTRUM MVO

Bepaling werkterrein

Voor een eerste bepaling van het werkterrein van het centrum, wordt hieronder aangegeven waar het bij MVO omgaat. Vanwege de omvangrijke diversiteit aan onderwerpen en thema's, wordt MVO vaker gekenschetst als de totaliteit aan impact die een bedrijf heeft op de maatschappij. Een sluitende definitie over MVO en een algemeen aanvaard wetenschappelijk model voor MVO is nog niet voorhanden. Wel lijkt er over een aantal zaken consensus te bestaan, waardoor een werkbaar model ontstaat:
ºDe thema's zijn onder te verdelen in een sociale, ecologische en economische dimensie. Daarbij gaat het respectievelijk om de gevolgen van de bedrijfsactiviteiten voor mensen binnen en buiten de onderneming, de gevolgen voor het (leef)milieu en om de voortbrenging van goederen en diensten.
ºMVO reikt verder dan het zich louter en alleen houden aan een minimale vorm van wet- en regelgeving. In ontwikkelings- en transitielanden is het juridisch kader en het toezicht daarop bijvoorbeeld niet altijd voldoende ontwikkeld of zijn er lacunes waarneembaar.
ºEen internationaal opererend bedrijf heeft te maken met internationaal vastgelegde normen. Van bijzonder belang zijn de fundamentele arbeidsnormen, zoals vastgelegd binnen de IAO. Daarnaast zijn de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen een belangrijk normatief referentiekader voor het gedrag van ondernemingen, zowel voor het midden- en klein- als voor het grootbedrijf, in het internationale verkeer.
ºMVO strekt zich verder uit dan liefdadigheid, het maakt idealiter integraal onderdeel uit van de bedrijfsvoering.
ºBovenstaande impliceert niet dat alle uitingsvormen van MVO per definitie tot de kernactiviteiten van de onderneming worden gerekend, maar wel dat de zorg voor de maatschappelijke effecten van bedrijfsactiviteiten daartoe behoort.
ºMVO betekent het beperken van negatieve effecten en het ruimte geven aan en versterken van de mogelijke positieve effecten van de bedrijfsactiviteiten.
ºEr wordt daarbij in beginsel geen onderscheid gemaakt tussen regionale, nationale en internationale effecten van de bedrijfsactiviteiten.
In onderstaand schema wordt geconcretiseerd waar het bij MVO volgens bovenstaande omschrijving om zou kunnen gaan. De gegeven opsomming is niet limitatief van aard. De dynamische aard van MVO laat dit ook niet toe. Maatschappelijk verantwoord ondernemen wisselt in de loop der tijd, afhankelijk van tijd en plaats, immers van verschijningsvorm en inhoud (Winst van Waarden, pag. 24). De vraaggestuurde aanpak van het centrum zal daarnaast voor een deel de relevantie en eventuele uitbreiding van het aantal onderwerpen bepalen. Een uitwerking van deze aanpak is verderop in de tekst aangegeven.

Bij onderstaande indeling en voorbeelden is een onderscheid gemaakt tussen maatschappelijke verantwoordelijkheid en maatschappelijke betrokkenheid. Dit lijkt voor een eerste bepaling van MVO-thema's en onderwerpen die vallen binnen het bereik van het kennis- en informatiecentrum een werkbare indeling. De genoemde verschijningsvormen kennen elk hun eigen thema's, belanghebbenden en instrumenten.


Maatschappelijke verantwoordelijkheid Maatschappelijke betrokkenheid

betrekking op kernactiviteiten onderneming

niet direct betrekking op kernactiviteiten onderneming

Omschrijving
Een bedrijfsvoering die rekening houdt met de maatschappelijke aspecten en gevolgen (ongeacht tijd en plaats) van het handelen van de onderneming en het afleggen van verantwoording daarover

Omschrijving
Activiteiten of investeringen doen in de (lokale) omgeving of ten behoeve van specifieke doelgroepen of maatschappelijke doelen, welke niet direct te maken hebben met de bedrijfsactiviteiten

Voorbeelden van mogelijke thema's in willekeurige volgorde Voorbeelden van mogelijke thema's in willekeurige volgorde
-Corruptie
-Milieuvraagstukken
-Personeelsbeleid
-Werknemersparticipatie
-Gezondheid & veiligheid
-Ketenverantwoordelijkheid
-Kinderarbeid
-Mensenrechten/arbeidsnormen
-Intergenerationele verantwoordelijkheden
-Lokale belastingafdracht
-Productveiligheid
-Eerlijke concurrentie
-Internationale richtlijnen (ILO, UDHR, Global Compact)

-Sociale cohesie
-Onderwijsfaciliteiten verzorgen voor kinderen van werknemers werkmaatschappijen in ontwikkelingslanden
-'Community involvement'
-Sponsoring
-Bijdragen aan oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken (bijv. tegengaan verpaupering, verlenen micro-kredieten)
-Buurtverbeteringsprojecten
-Werknemersvrijwilligerswerk
Mogelijke stakeholderrelaties Mogelijke stakeholderrelaties
-medewerkers
-klanten/consumenten
-NGO's
-vakbonden
-aandeelhouders
-lokale omgeving
-maatschappij in het algemeen
-leveranciers
-afnemers

-medewerkers
-lokale overheden
-vakbonden
-NGO's
-lokale omgeving
-achterstandsgroepen
Mogelijke instrumenten Mogelijke instrumenten
-gedragscodes
-verantwoording (verslaggeving/audits/verificatie)
-monitoring
-'labelling'

-lokale partnerships
-opzetten van fondsen
-bijdragen van bedrijven op dit vlak kennen verschillende verschijningsvormen: geld, inzet van mensen, leveren van kennis etc.


Focus en uitdagingen

Aangezien op het gebied van maatschappelijke betrokkenheid in Nederland reeds diverse goede initiatieven bestaan, onder andere het Kenniscentrum Grotestedenbeleid en stichting Samenleving & Bedrijf, kan in veel gevallen worden volstaan met een doorverwijzende of bemiddelende functie. Op het vlak van maatschappelijke verantwoordelijkheid, zoals hierboven gesteld, en de daarbij horende nationale en internationale thematiek zal het Kenniscentrum een actievere rol dienen te vervullen. De kennisontwikkeling, -verzameling en -verspreiding lijkt hier een zekere onoverzichtelijkheid en op sommige terreinen enige lacunes te kennen.

In het onderzoek van Triple Value zijn meerdere aanbieders van informatie en/of diensten geïdentificeerd. Echter al deze initiatieven en organisaties richten zich vaak op slechts één of enkele aspecten van maatschappelijk verantwoord ondernemen, staan voor een bepaald (commercieel) belang of achterban of opereren vanuit een bepaalde doelstelling.
Daarom is de uitdaging voor het kennis- en informatiecentrum om dit bestaande aanbod nog beter tot zijn recht te laten komen door enerzijds overzicht te creëren in het grote en diverse aanbod van MVO-informatie en anderzijds deze informatie te analyseren en te vertalen naar gebruikers/belanghebbenden, voor zover dit nog niet wordt gedaan door marktpartijen.

In het algemeen geldt dat wanneer er al veel aanbod vanuit de markt of het maatschappelijke middenveld is, er een minder actieve rol voor het centrum zal zijn. Er kan dan worden volstaan met doorverwijzing naar relevante kennisdragers. Dit geldt bijvoorbeeld voor:
ºadvisering van grote multinationals over de strategie t.a.v. MVO;
ºthema's rondom maatschappelijke betrokkenheid, op dit gebied zijn initiatieven opgezet zoals het Kenniscentrum Grote Stedenbeleid, stichting Samenleving & Bedrijf en lokale partnerships en netwerken.

Voor een nadere focus van het centrum is het belangrijk te constateren (bron: Triple Value/consultatiebijeenkomst 11-10-2001) dat:
ºer bij de grote multinationals primair behoefte is aan kennisontwikkeling op specifieke thema' s;
ºde meeste kennisdragers en aanbieders van MVO-informatie zich richten op ontwikkelingen in het krachtenveld rond grote, internationale ondernemingen;
ºbij het midden- en kleinbedrijf de aandacht gericht dient te worden op bewustwording;
ºmiddelgrote en kleine bedrijven de grootste informatievraag hebben;
ºmaatschappelijke organisaties aangegeven hebben behoefte te hebben aan de ontwikkeling van onafhankelijke toetsbare standaarden op het gebied van MVO en meer inzicht willen hebben in de milieu- en sociale aspecten van internationale productketens;
ºhet kennis- en informatieaanbod voor lokale overheden nog beperkt ontwikkeld is; . de internationale dimensie van maatschappelijk verantwoord ondernemen extra aandacht verdient, waarbij bijzondere aandacht dient uit te gaan naar de situatie in ontwikkelings- en transitielanden.

DOEL VAN HET KENNIS- EN INFORMATIECENTRUM

Doel

Het bevorderen van kennis- en informatieoverdracht over MVO, zowel in de nationale als in de internationale context, staat centraal. In dat verband heeft het kennis- en informatiecentrum ook tot taak om de onderlinge dialoog tussen ondernemers, maatschappelijke organisaties, (lokale) overheden en burgers te bevorderen en te faciliteren. Omdat er al veel kennis aanwezig is op het gebied van MVO, maar er ook nog 'witte vlekken' zijn, is het doel van het kennis- en informatiecentrum om op het gebied van kennis over MVO waarde toe te voegen door:
ºkennis te verzamelen;
ºkennis te ontsluiten;
ºkennis te delen;
ºkennis te bemiddelen;
ºkennis te ontwikkelen;
ºkennis toe te passen.

Door in het kennis- en informatieaanbod kwaliteit voorop te stellen, daarbij optimaal gebruik te maken van ICT-mogelijkheden en zo veel mogelijk bestaande kennisdragers en informatie-aanbieders te betrekken bij de activiteiten van het centrum, zal het kennis- en informatiecentrum een onafhankelijk ankerpunt moeten worden voor belanghebbenden die vragen hebben over MVO.

DOELGROEPEN VAN HET KENNIS- EN INFORMATIECENTRUM

Het kennis- en informatiecentrum staat open voor vragen over MVO van ondernemingen, (lokale) overheden en maatschappelijke organisaties - de primaire doelgroepen. Dit neemt niet weg dat/iedereen welkom is met vragen over MVO. Het centrum krijgt echter geen:
ºdirecte rol in de ondersteuning van NGO's en duurzame beleggers bij de beoordeling van grote - en in de meeste gevallen beursgenoteerde - bedrijven. Hiervoor worden reeds voldoende diensten aangeboden of ontwikkeld, zoals bijvoorbeeld Eurosif. Daarnaast is het inherent aan MVO dat bedrijven zelf een relatie onderhouden met belanghebbenden op basis van transparantie (bijv. via een maatschappelijk of duurzaamheidsverslag) en dialoog. Inzet van het kabinet is dat meer bedrijven overgaan tot maatschappelijke jaarverslaggeving. Om dit proces te versnellen is de Raad voor de Jaarverslaggeving gevraagd hiervoor een richtinggevend kader te ontwikkelen;
ºdirecte rol voor consumenten, bijvoorbeeld door het verschaffen van informatie over (de herkomst of productiewijze van) specifieke producten. Hiervoor zijn andere instrumenten beschikbaar (etikettering, keurmerken). Overigens zal de productketenbenadering, zoals hieronder wordt aangegeven, evenals de informatievoorziening over het keurmerk als instrument richting consument, wel tot het werkterrein van het kennis- en informatiecentrum behoren;
ºombudsfunctie.

DIENSTEN VAN HET KENNIS- EN INFORMATIECENTRUM

Het centrum zal de volgende diensten gaan aanbieden:
ºHet doorverwijzen van zowel middelgrote en kleine als grote, internationale ondernemingen, vakbonden en maatschappelijke organisaties naar gespecialiseerde kennisdragers en informatieaanbieders;
ºHet actief aanbieden van informatie op het gebied van MVO richting middelgrote en kleine bedrijven en intermediaire organisaties, onder meer in het kader van bewustwording;
ºHet inventariseren van 'good practices', bijvoorbeeld over vormen van verantwoordingsprocessen. Het centrum gaat actief op zoek naar goede en minder goede voorbeelden van MVO, waaruit succes- en faalfactoren gedestilleerd kunnen worden. Daarnaast volgt het centrum initiatieven die zij van belang acht voor de verdere ontwikkeling van MVO;
ºHet in nauwe samenwerking met bestaande kennis instellingen, bedrijven en maatschappelijke organisaties identificeren van 'witte vlekken' in kennis om op basis daarvan onderzoeksprogramma's op te zetten;
ºHet initiëren en stimuleren van samenwerkingsverbanden gericht op sectoren en internationale productketens. Het gaat hierbij overwegend om bedrijfsoverstijgende zaken. Deze projecten hebben een kennisontwikkelende functie en zijn primair gericht op groepen bedrijven die met dezelfde problematiek worden geconfronteerd. Hierbij spelen grote en kleine bedrijven, maatschappelijke organisaties en brancheverenigingen een belangrijke rol;
ºHet bieden van een platform voor stakerholderdialoog. Het aanreiken van faciliteiten voor het thematisch bespreken van bepaalde zaken waarover partijen (ondernemingen en relevante NGO's) bijvoorbeeld van inzicht verschillen. Op deze wijze kan tussen de partijen wederzijds begrip worden gekweekt.

Deze diensten zijn voor een deel vraaggestuurd/agendavolgend en voor een deel kennisontwikkelend en agendabepalend. Hiermee verricht het centrum geen activiteiten die al in voldoende mate in de markt of door het maatschappelijke middenveld worden aangeboden (trainingen, organiseren van congressen en advisering van individuele bedrijven). Op het gebied van kennisontwikkeling en samenwerkingsprojecten initieert het kennis- en informatiecentrum onderzoek, maar voert het niet zelfstandig uit.

DISTRIBUTIE EN INSTRUMENTEN

Distributievormen

Het kennis- en informatiecentrum distribueert de hierboven beschreven diensten op verschillende wijze:
1.Virtueel door informatie aan te bieden via een internetsite met verwijzingen naar andere informatiebronnen;
2.Actief door het faciliteren van intermediaire organisaties die actieve contacten hebben met de doelgroepen;
3.Inventariserend en initiërend met betrekking tot projecten in branches/ketens.

Virtuele informatieverstrekking

Door het ter beschikking stellen van informatie vervult het kennis- en informatiecentrum zijn meest letterlijke taak: het vormen van één loket waar doelgroepen terechtkunnen voor informatie. Door middel van een internetsite kan gezocht worden naar (een combinatie van) informatie over stakeholders, thema's en regio's en naar bestaande aanbieders van informatie en diensten op deze gebieden (doorverwijzingsfunctie). De internetsite zal in eerste instantie in het Nederlands uitkomen, in een later stadium zal een Engelse versie volgen.

Met name ten behoeve van bedrijven die (overwegen te gaan) investeren, importeren uit of exporteren naar landen buiten Europa, zal de mogelijkheid onderzocht worden of informatie moet worden aangeboden over het beleid in en de feitelijke situatie op het gebied van relevante MVO-thema's in die landen (op milieu en sociaal gebied, corruptie, belastingbetaling, eerlijke concurrentie, e.d.). Bekeken zal worden of deze informatie door het Ministerie van Buitenlandse Zaken (via het ambassadenetwerk) aangeleverd kan worden en/of dat er aansluiting gezocht kan worden bij Internationale Organisaties (bijv. de Wereldbank) die op dit vlak faciliteiten hebben of aan het ontwikkelen zijn.

In bepaalde gevallen zal een doorverwijzende functie van het centrum onvoldoende zijn, bijv. wanneer er veel vraag is naar een bepaald thema en het aanbod vanuit de markt gering is. Dit is bijvoorbeeld het geval bij vragen over internationale productketens waarbinnen Nederlandse bedrijven actief zijn. In die situaties zal het centrum zelf actief op zoek moeten gaan naar informatie en waar nodig initiëren dat deze informatie, bijvoorbeeld door het uitbesteden van onderzoek, beschikbaar komt.

Daar waar er nog veel vragen zijn over MVO of het aanbod gering is, zal de rol van het centrum actiever en meer initiërend zijn.

Op de site zal tevens informatie te vinden zijn over:
ºactuele discussies en nieuws;
º'good practices' (bijv. gerangschikt naar thema);
ºeen lijst van actuele en belangwekkende onderzoeken;
º(websites van) relevante nationale en internationale kennisdragers, zoals bijvoorbeeld universiteiten, pionierende bedrijven, intermediaire organisaties, overheidsorganisaties, NGO's en de diverse marktpartijen.

Ook wordt op de site een interactieve faciliteit aangeboden (digitaal prikbord of ontmoetingsplein) waar partijen elkaar kunnen vinden/ontmoeten met vragen over MVO.

Actieve informatievoorziening

Met name wat betreft de doelgroep middelgrote en kleine bedrijven is het van belang dat het centrum op actieve wijze informatie en expertise verstrekt. Uit het Triple Value/EIM-onderzoek naar het instellen van een kenniscentrum MVO blijkt namelijk dat de grootste informatievraag bij deze bedrijven ligt en de inzet van het kabinet is om ook het midden- en kleinbedrijf bewust te maken van de mogelijkheden die MVO biedt.

Uit efficiency overweging zal deze kennisverspreiding zo veel mogelijk via bestaande intermediaire organisaties dienen te verlopen. Bovendien is een aantal organisaties nu reeds actief op het gebied van MVO of zijn er concrete plannen op dat gebied.
Met onder andere de volgende organisaties worden in dit verband in de aanloop naar de start van het centrum afspraken gemaakt: MKB-Nederland, VNO-NCW, Senter, Syntens, NIDO, Novem, Kamers van Koophandel, relevante brancheverenigingen, relevante NGO's, VNG, Kenniscentrum Grote Stedenbeleid, Kenniscentrum PPS, product- en bedrijfschappen, stichting Samenleving & Bedrijf, het Nationaal Contactpunt en de EVD.

Het kennis- en informatiecentrum heeft hier een coördinerende rol (doorspelen van lopende initiatieven aan andere organisaties) en een initiërende rol (het samenstellen van voorlichtingsinformatie over MVO en het aanreiken van specifieke instrumenten ter ondersteuning bij de ontwikkeling en implementatie van MVO-beleid). Waar mogelijk wordt gebruikt gemaakt van reeds ontwikkelde instrumenten. Hierbij kan gedacht worden aan:
ºUitwisseling van best-practices;
ºHet aanbieden van faciliteiten voor:
- het voeren van een dialoog tussen ondernemers-NGO's rondom gewenste thema's;
- het onderling uitwisselen van ervaringen door ondernemers rondom gewenste thema's;
ºAanreiken van praktijkboeken gericht op bepaalde branches.

Het kan ook gaan om nieuwe instrumenten die of in opdracht van het centrum worden ontwikkeld of samengesteld om vorm te geven aan de vertaal slag naar de dagdagelijkse praktijk, bijvoorbeeld:
º   CD-rom met voordelen en concrete voorbeelden van MVO;
º   Presentatiemateriaalover MVO.

Samenwerking met intermediaire organisaties is hierbij van groot belang. Via het kenniscentrum kan voorkomen worden, dat intermediaire organisaties telkens opnieuw het wiel moeten uitvinden.

Initiëren van onderzoek- en samenwerkingsprojecten

Een belangrijke agendabepalende taak voor het kennis- en informatiecentrum ligt op het gebied van MVO-thema's die bedrijfs- of brancheoverstijgend zijn en niet zozeer betrekking hebben op maatschappelijke betrokkenheid. Vaak zullen dit keten- of branchespecifieke thema's zijn die de internationale dimensie van maatschappelijke verantwoordelijkheid betreffen. Door dit soort samenwerkingsprojecten te inventariseren (zoals bijvoorbeeld de Fair Wear Foundation of de Marine Stewardship Council) en te initiëren worden relevante partijen bij elkaar gebracht: kleine en middelgrote bedrijven, maatschappelijke organisaties, multinationale bedrijven en (binnen- en buitenlandse) onderzoekinstituten en initiatieven. Het onderhouden van contacten en het bijhouden van door deze partijen ontplooide activiteiten is voor het centrum van cruciaal belang om ook daadwerkelijk de beoogde rol te kunnen spelen. De genoemde partijen zijn ook van groot belang als dragers van kennis en ervaring die gedeeld kan worden met het midden- en kleinbedrijf.

ORGANISATIE EN PROFIEL KENNISCENTRUM

Profiel

Het kennis- en informatiecentrum zal op een positieve, stimulerende en actieve wijze maatschappelijk verantwoord ondernemen onder de aandacht brengen van het bedrijfsleven. Het centrum is een spin in het MVO-informatieweb. Met ambitie en overtuiging wordt kennis over MVO overgebracht van pioniers op zoekers en achterblijvers. Het kennis- en informatiecentrum heeft de unieke positie om op metaniveau de kennisontwikkeling te analyseren. Het centrum zal als katalysator optreden bij de invulling van kennis lacunes en de vertaling van kennis naar de praktijk, door het:
ºCreëren van een informatiemarkt;
ºSignaleren en verder tillen van nieuwe ontwikkelingen;
ºInitiëren van samenwerkingsverbanden en onderzoeken;
ºBieden van een platform aan bedrijven om elkaar te ontmoeten en goede praktijken uit te wisselen;
ºBieden van een platform voor het voeren van stakeholderdialogen.

Het centrum is een onafhankelijke organisatie met een bestuur en een programmaraad. Dit betekent dat er voor kennisdragers en -afnemers en andere belanghebbenden een verbinding met het centrum wordt gelegd in de vorm van een programmaraad. Door het instellen van een programmaraad houdt het centrum contact met het veld. De raad vervult voor het bestuur een signaalfunctie en levert input voor het vaststellen van de inhoudelijke agenda van het centrum.

Het centrum werkt met een eigen adres en logo en zoekt zelfstandig de publiciteit. Er zal veel aandacht worden besteed aan communicatie, onder andere via een website, omdat dit een efficiënte manier is om doelgroepen te bereiken en kennis te delen. Het kennis- en informatiecentrum, de backoffice, wordt uit efficiency-oogpunt waar mogelijk ondergebracht bij een bestaande (semi-)overheidsorganisatie (niet zijnde een departement). Er wordt nog nader onderzoek gedaan naar de meest geschikte fysieke locatie.

Bestuur/medewerkers

Bij het centrum komen mensen te werken uit het veld die inhoudelijk goed op de hoogte zijn van MVO-thema's en die geloofwaardig zijn richting, bedrijven, maatschappelijke organisaties en (lokale) overheden. Vooralsnog wordt uitgegaan van één directeur en 5 medewerkers. Omdat de virtuele dienstverlening en het scannen en vertalen van onderzoek en kennis naar een bredere doelgroep belangrijke functies zijn, wordt een aantal medewerkers op deze functievereisten geselecteerd.

Er wordt een bestuur aangesteld/benoemd dat zich richt op het creëren van draagvlak voor het centrum, fungeert als denktank t.a.v. de richting op hoofdlijnen die het centrum moet inslaan en inhoudelijk feeling houdt met de kennisontwikkeling op MVO-gebied. Daarnaast zijn zij de schakel tussen de programmaraad en de directeur/medewerkers. De voorzitter van het bestuur is tevens voorzitter van de programmaraad. Het bestuur bepaalt de agenda voor het kenniscentrum na raadpleging van de raad en de directeur.
Het gewenste draagvlak van het centrum wordt verkregen door in het bestuur uitsluitend mensen te laten plaatsnemen met bewezen kennis en kunde op MVO-gebied en die beschikken over een breed netwerk. Het is aannemelijk dat vanwege deze vereisten, er verbondenheid aan een organisatie is. Toetreding tot het bestuur zal echter, vanwege de gewenste onafuankelijkheid, niet namens deze organisatie zijn. Het bestuur zal bestaan uit een oneven aantal leden (3 of 5 personen).

Gegeven het non-profit karakter van het kennis- en informatiecentrum lijkt, qua juridische vorm, een stichting voor de hand te liggen. Op dit moment wordt bekeken wat de meest optimale juridische constructie voor het centrum is.

Relatie met rijksoverheid

Op de begroting van Economische Zaken zijn middelen gereserveerd voor bekostiging (via subsidieverlening) van het kennis- en informatiecentrum. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking heeft aangegeven bereid te zijn financieel bij te dragen aan het initiëren van activiteiten op het internationale vlak, indien de reeds voorziene middelen niet toereikend blijken te zijn. Mogelijke mede-financiering door andere departementen wordt nader bekeken.

De verwachting is dat het centrum wat betreft informatie over MVO-overheidsbeleid zal doorverwijzen naar de diverse departementen. De meest betrokken departementen zullen daarvoor één aanspreekpunt aanwijzen. Departementen gaan tevens na over welke thema' s en in welke vorm informatie voor het kennis- en informatiecentrum beschikbaar zal komen. De verantwoordelijkheid voor het overheidsbeleid waarover informatie wordt verstrekt, blijft bij de departementen liggen. Met het Kenniscentrum Grotestedenbeleid, het Kenniscentrum PPS en het Nationaal Contactpunt voor Multinationale Ondernemingen worden afspraken gemaakt over samenwerking.

Het centrum kan naar verwachting in een later stadium van zijn ontwikkeling ook een nuttige rol vervullen voor de rijksoverheid in het kader van beleidssignalering.

PLANNING EN IMPLEMENTATIE

Voor wat betreft de oprichting en implementatie van het centrum wordt, voor zover mogelijk, een aantal parallelle sporen gevolgd:
ºEr wordt een internetsite gebouwd (groeimodel) en front- en backoffice faciliteiten worden geregeld;
ºHet bestuur wordt samengesteld en er wordt een stichting opgericht (volgens de procedure van de Comptabiliteitswet);
ºEen directeur wordt aangesteld die in de daaropvolgende maanden, in nauw overleg met het bestuur, de gedetailleerde vormgeving van het centrum (businessplan), de werving en selectie van medewerkers voor zijn/haar rekening neemt en de mogelijkheden voor het instellen van een programmaraad onderzoekt;
ºDe oprichting van het centrum wordt begeleid door de eerdere genoemde klankbordgroep, er is in die zin sprake van participatieve beleidsuitvoering. Deze lijn wordt na de oprichting mogelijk voortgezet in de vorm van de programmaraad.

Idealiter zou het centrum dan binnen vijf maanden kunnen starten. Circa één jaar na de feitelijke start van het centrum vindt een tussentijdse evaluatie plaats, zodat tijdig kan worden bijgestuurd. Een diepgaande externe evaluatie vindt na twee jaar plaats. Dan komt o.a. de vraag aan de orde of het centrum al dan niet gecontinueerd moet worden, uitbreiding behoeft en of bepaalde taken afgestoten kunnen worden en of er mogelijkheden zijn producten/diensten tegen betaling aan te bieden aan bedrijven.


4 december 2001



pagina VERANTWOORD ONDERNEMEN
   
begin document

Landelijke India Werkgroep - 3 april 2003