Landelijke India Werkgroep, april 1993    terug

Inhoud
* Nederland steunt werkgarantie in India
   Waar blijft de EG?
* Indiase recht op werk beweging opnieuw in actie
* Wereldbank wil werkgarantie tegen hongerloon
* Afrika en India: leren van elkaar
* Recht op werk centraal in ontwikkelingsbeleid
*
Wereldwijde steun voor 'Werk Tegen Armoede'
* Vrouwen maken werk van het milieu
* Het verhaal van Lata

Actiekrant
'WERK TEGEN ARMOEDE'




Nederland steunt werkgarantie in India
Waar blijft de EG?

Minister Pronk van Ontwikkelingssamenwerking is bereid om steun te geven aan nieuwe werkgarantie-programma's voor landarbeiders in India. Het ministerie onderzoekt momenteel samen met India de mogelijkheden om in twee deelstaten te beginnen met een experimenteel programma. Landarbeiders zijn daardoor een belangrijke doelgroep van de Nederlandse hulp aan India geworden.
Pronk wil andere landen en de EG graag betrekken bij werkgarantie als vorm van armoedebestrijding op grote schaal. De Europese Commissie voelt daar weinig voor en beweert zelfs: "Eenvoudige werkgelegenheidsprogramma's om de armen te voeden en te activeren zullen de problemen van morgen alleen maar verergeren". De Euro-parlementariërs Verhagen (CDA) en van Putten (PvdA) denken er anders over. Zij hebben de Europese Commissie schriftelijke vragen over deze kwestie gesteld.

Campagne boekt resultaat
Via de campagne 'Werk Tegen Armoede' bepleit de Landelijke India Werkgroep sinds eind 1990:
* maak landarbeiders de belangrijkste doelgroep van de Nederlandse en EG hulp aan India
* besteed minstens een kwart van de hulp aan werkgarantie-programma's voor landarbeiders
* gebruik schuldkwijtschelding voor werkgarantie.
Inmiddels hebben een groot aantal maatschappelijke organisaties waaronder de FNV, de Voedings- bond FNV, de Christelijke Boeren en Tuindersbond, de Nederlandse Missieraad, Novib, Hivos en milieu-organisaties als Milieufensie en Natuur en Milieu zich achter deze campagne-aanbevelingen geschaard.

De campagne heeft een aantal concrete resultaten geboekt.
In het Beleidsplan India 1992-1995 van het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking kondigde minister Pronk aan dat de mogelijkheid tot begrotingssteun aan werkgarantie-programma's op korte termijn zou worden onderzocht. Het Beleidsplan: "Op het platteland van Maharashtra is al 15 jaar ervaring met een dergelijk programma opgedaan. Door de uitvoering van arbeidsintensieve openbare werken als aanleg van wegen en irrigatiestelsels en herbebossing is de werkloosheid, vooral onder vrouwen, sterk gedaald. Naast enige bestaanszekerheid geven deze 'garantie op werk' programma's de landarbeiders de mogelijkheid tot verbetering van hun maatschappelijke positie."
Begin 1992 heeft een Indiaas-Nederlandse missie in de deelstaten Andhra Pradesh en Gujarat onderzoek gedaan naar de haalbaarheid van een soortgelijk werkgarantie-programma. De missie, onder leiding van de Rotterdamse ontwikkelingseconoom Terhal, adviseerde om in enkele districten op proef te beginnen en geleidelijk te werken aan een werkgarantie in de hele deelstaat.
Nederland wil daarvoor hulp geven. Maar de Indiase schuld aan Nederland van circa 2 miljard gulden wordt niet (gedeeltelijk) omgezet in steun aan werkgarantie. De Indiase regering voelt daar zelf niet voor omdat zij bang is dat zij, als ze er als enig land om vraagt, niet meer als kredietwaardig wordt gezien. De LIW heeft minister Pronk nu voorgesteld om internationaal te pleiten voor een schuld-voor-werk faciliteit waar alle ontwikkelingslanden gebruik van kunnen maken. De minister heeft nog niet geantwoord.

Het duurde even voor er een reactie kwam van de Indiase centrale overheid en de regeringen van de deelstaten op de voorstellen van de onderzoeksmissie. Werkgarantie houdt namelijk veel meer in dan een project of programma. Het betekent dat de overheid zelf aan alle of een aanzienlijk deel van de plattelandsbewoners werk garandeert in openbare werken. Nederland kan daaraan een beperkte financiële bijdrage leveren, maar het grootste deel van de kosten daarvan moet India zelf opbrengen.
De Nationaal Front regering van premier V.P. Singh, die in 1990 aan de macht was, had plannen om een nationaal werkgarantie-programma uit te voeren en wilde recht op werk zelfs als juridisch afdwingbaar mensenrecht in de grondwet opnemen. V.P. Singh was tot deze voornemens geïnspireerd door de beweging van vakbonden en particuliere organisaties die daarvoor al jaren actie voert. De regering Singh verdween voor zij haar belofte kon waarmaken.

Nieuwe plannen
De huidige regering van de Congrespartij onder leiding van Narasimha Rao liet bij haar aantreden in juli 1991 niets horen over werkgarantie. Rao startte met een grootscheepse liberalisering van de economie en recht op werk voor de armen leek daar niet in te passen. In augustus 1992 liet de regering echter weten dat zij alle deelstaten had aanbevolen om een soortgelijk werkgarantie-programma als in Maharashtra op te zetten. Voldoende geld voor de uitvoering werd er niet bijgeleverd, maar de centrale regering besloot wel om het budget van het nationale werkgelegenheidsprogramma Jahawar Rozgar Yojana (JRY) voor 1993 te verhogen van 1,35 tot 1,85 miljard gulden.
De deelstaten zullen ook zelf in de buidel moeten tasten en eventueel buitenlandse hulp moeten vragen. Het hangt nu vooral van de afzonderlijke deelstaatregeringen en van effectieve druk van landarbeidersorganisaties af of er 'werk wordt gemaakt van werkgarantie'. De regering van Andhra Pradesh (66 miljoen inwoners) heeft inmiddels interesse getoond voor het voorstel van de Indiaas-Nederlandse missie. In mei organiseert de Federatie van Landarbeiders een grote demonstratie in Hyderabad, de hoofdstad van Andhra Pradesh, om een werkgarantie-wet in de hele deelstaat te bepleiten met een dagloon van minimaal 20 rupees (ƒ 1,20). In Gujarat (41 miljoen inwoners) is het regeringsstandpunt nog niet duidelijk. Wel is een discussie over werkgarantie op gang gekomen tussen beleidmakers, wetenschappers en diverse particuliere organisaties.

Europese Gemeenschap
Nederland heeft in het 'Aid India Consortium' de andere landen en instellingen die hulp aan India geven gevraagd om ook steun aan werkgarantie-programma's te geven. In een brief aan de Landelijke India Werkgroep noemt Pronk daarbij speciaal de Noordeuropese landen en de EG.
Voor de landarbeidersbonden en andere organisaties die voor werkgarantie pleiten is buitenlandse hulp voor nieuwe werkgarantie-programma's een belangrijke politieke steun in de rug. Daarom schreven Indiase organisaties aan minister Pronk, de Europese Commissie en Europees Parlement dat een deel van de hulp aan werkgarantie besteed moet worden. "Wij zijn er sterk van overtuigd dat landarbeiders speciale aandacht moeten krijgen in alle hulp voor ontwikkelingslanden".

De Europese Commissie liet weten dat zij het liberaliseringsbeleid van de regering Rao steunt en dat dit beleid zal leiden tot "duurzame banen in levensvatbare activiteiten die de basis leggen voor het verbeteren van de levensomstandigheden van de armen". Verder wees de Commissie op de hoge bevolkingsgroei en het te sterk belaste milieu, om vervolgens te concluderen dat korte-termijn maatregelen zoals werkgelegenheidsprogramma's de problemen alleen maar zullen verergeren. Een sterke argumentatie? Uit onderzoek, onder meer van de Wereldbank, is gebleken dat het Werkgarantie Programma in Maharashtra sterk bijdraagt aan milieuherstel. Bovendien daalt het gemiddeld aantal kinderen van landarbeidersgezinnen die aan het programma meedoen, vanwege de toegenomen bestaanszekerheid.


Indiase recht op werk beweging opnieuw in actie

"Wij landarbeiders van Andhra Pradesh eisen een soortgelijke werkgarantie-wet als in 1977 in Maharashtra werd aangenomen". Dit schrijft de Andhra Pradesh Vyavasaya Cooliela Samakhya, de Federatie van Landarbeiders in Andhra Pradesh, in een recente brief aan de regering van de deelstaat.
Verder laat de federatie weten: "Via de werkgarantie-wet moet de regering werk scheppen voor alle landarbeiders die tegen betaling van het minimumloon een redelijke arbeidsprestatie willen leveren. Als de regering er niet in slaagt om werk aan te bieden dan moet zij een derde van het minimumloon van het betreffende gebied betalen voor elke dag werkloosheid, tot er werk wordt aangeboden. Wij hebben begrepen dat de Nederlandse regering in principe bereid is om bij te dragen aan de uitvoering van een Werkgarantie Programma in bepaalde districten van Andhra Pradesh. De regering moet dit aanbod aannemen als eerste stap in het creëren van een wettelijke werk garantie."
Binnenkort gaan minstens 10.000 leden van de aangesloten bonden en niet-gouvernementele organisaties (NGO's) in de hoofdstad Hyderabad demonstreren om hun wensen kracht bij te zetten.

Young India Project
Bij de Samakhya (federatie) zijn 60 lokale bonden en 67 actiegroepen, met 150.00 leden aangesloten. De federatie is een van de belangrijkste voortrekkers in de strijd voor werkgarantie in India.
In de federatie speelt het door de Novib en de Nederlandse vakcentrale FNV gesteunde Young India Project (YIP) een belangrijke rol. YIP houdt zich, evenals de andere leden van de federatie, bezig met de organisatie van landarbeiders in onafhankelijke bonden op dorps- en districtsniveau. Lokale bonden pakken samen met de activisten van YIP tal van kwesties aan: uitvoering van landhervormingswetten, wreedheden tegen kastelozen, discriminatie van en geweld tegen vrouwen, uitbetaling van het wettelijk minimumloon etc.
Gezamenlijk pleiten zij bij de deelstaatregering en de regering in New Delhi voor betere wetgeving rond kwesties die voor landarbeiders en kleine boeren van belang zijn. Omdat de meeste landarbeiders maar vier tot zes maanden per jaar werk hebben tegen een zeer laag loon, heeft de federatie werkgarantie tot een van haar belangrijkste doelen gemaakt. Zij is daartoe geïnspireerd door het Werkgarantie Programma in Maharashtra dat al ruim 15 jaar bestaat. Na onderzoek van dit programma werd zeven jaar geleden begonnen met een campagne die tot op heden voortduurt. De eigen leden en andere landarbeiders worden geïnformeerd door dorpsbijeenkomsten, theater, affiches en de training van vakbondskader. De noodzaak van werkgarantie wordt onder de aandacht gebracht van politici, regering, academici, het kader van particuliere organisaties en het bredere publiek door het organiseren van conferenties, demonstraties en handtekeningenacties alsmede via publikaties en publiciteit.
Het Young India Project ziet niet alleen voor de overheid maar ook voor vakbonden en particuliere organisaties een belangrijke taak weggelegd bij het realiseren van werkgarantie. YIP: "De deelname van arbeiders in het plannen van werkgarantie-projecten is essentieel voor hun succes. De verantwoordelijkheid voor het organiseren en scholen van landarbeiders ligt bij de maatschappelijke organisaties".
De landarbeiders-federatie in Andhra Pradesh heeft door haar activiteiten een grote bijdrage geleverd aan de belangstelling van de deelstaatregering voor een werkgarantie-programma.

Vijf deelstaten
Niet alleen in Andhra Pradesh roeren de landarbeiders zich. Ook in een viertal andere deelstaten wordt geprobeerd om onafhankelijke landarbeidersbonden op te zetten en is werkgarantie een van de belangrijkste eisen. In het grootste deel van India hebben landlozen zich tot voor kort nauwelijks georganiseerd. Zij maken met ruim 250 miljoen mensen weliswaar bijna de helft uit van de plattelandsbevolking, maar hun invloed in de nationale politiek is nog steeds gering. Hun positie op de arbeidsmarkt is zeer zwak. In hun pogingen tot organisatie en vakbondsvorming worden zij vaak gedwarsboomd, afhankelijk als zij zijn van grote boeren, andere werkgevers en lokale machthebbers. Veel landarbeiders behoren tot de 'onaanraakbaren' die sociaal worden gediscrimineerd en vaak tegen collega's van andere kasten worden uitgespeeld.
Slechts in de deelstaten Kerala en, in mindere mate, West-Bengalen hebben de landarbeiders hun positie kunnen verbeteren door de invloed van linkse partijen en regeringen. Organisaties van landarbeiders zijn er grotendeels partijgebonden. Maar ook deze partijen besteden, als ze aan de macht zijn, veelal meer aandacht aan landbezittende boeren dan aan landlozen.
Sinds het midden van de jaren tachtig proberen particuliere organisaties in verschillende deelstaten de vorming van niet-partijgebonden landarbeidersbonden te stimuleren. Dat gebeurt in de deelstaten Tamil Nadu, Karnataka en Orissa, maar ook in de door communisten geregeerde deelstaat West-Bengalen.
Het belang van recht op werk voor de landlozen is dat het hen een juridisch instrument geeft om hun basisbehoeften, zoals voedsel en kleding, op te eisen. Het betekent in feite het recht om te overleven. De bestaande werkgelegenheidsprogramma's zonder werkgarantie zijn geen recht maar een gunst. Het recht op werk geeft landlozen ook mogelijkheden om zich te organiseren voor andere gezamenlijk belangen zoals uitbetaling van minimumlonen en landhervormingen.

Succes in Tamil Nadu
In de deelstaat Tamil Nadu heeft de werkgarantie-beweging een eerste resultaat geboekt. De regering heeft aangekondigd dat vanaf april 1993 een 'Programma voor Verzekerde Werkgelegenheid' (PVW) zal worden gestart in vier door droogte getroffen districten. Volgens het Institute for Social Education and Development (ISED), een leidende organisatie binnen de werkgarantie-beweging in Tamil Nadu, is dit een belangrijke doorbraak. Toch meent het ISED dat het PVW-programma een minder garantie op werk biedt dan het programma in Maharashtra. De beweging blijft ijveren voor werkgarantie in de hele deelstaat. De regering van Tamil Nadu heeft onlangs belangstelling getoond voor buitenlandse hulp voor het PVW.
De organisaties en landarbeidersbonden uit de vijf deelstaten hebben voor 1993 gezamenlijk nieuwe acties gepland. In West-Bengalen bijvoorbeeld wordt gedurende een maand een estafette-hongerstaking georganiseerd waaraan elke dag minstens 100 mensen zullen deelnemen. Op de laatste dag is een grote demonstratie en wordt een eisenpakket aan de deelstaatreging aangeboden. Landarbeidersbonden en particuliere organisaties in de andere vier deelstaten organiseren eveneens massa-bijeenkomsten, waaraan duizenden mensen zullen deelnemen. Na de zomer trekken vertegenwoordigers van alle organisaties samen naar New Delhi om hun verlangens aan de regering daar kenbaar te maken. Want zonder sterke politieke en financiële steun van Delhi, zullen de meeste deelstaten aarzelen om zelf de verantwoordelijkheid voor een werkgarantie-programma te nemen.


Wereldbank wil werkgarantie tegen hongerloon

Het zal wellicht verbazen. De Wereldbank is op papier een warm voorstander van wat voor sommigen een niet bij haar passend links ideaal lijkt: werkgarantie voor de armen. In haar World Development Report 1990 prijst de Wereldbank het Werkgarantie Programma in Maharashtra. De Bank is er voor om in heel India via gegarandeerd werk een 'sociaal vangnet' te scheppen voor de armen op het platteland. Maar dan moeten de lonen wel beneden het huidige minimumloon en zelfs beneden het nog lagere marktloon liggen.

Grote invloed Wereldbank
India krijgt jaarlijks ongeveer 12 miljard gulden hulp van een groot aantal landen en internationale organisaties. De Wereldbank is verreweg de grootste hulpgever. En ook de machtigste, want de de Wereldbank coördineert tevens de de hulp van de andere donoren via het zogenoemde 'Aid India Consortium'. Het is bovendien de Wereldbank die samen met IMF harde onderhandelingen met de Indiase regering voert over bijstelling van het economisch beleid en andere beleidsveranderingen. Wereldbank en IMF zijn dan ook belangrijke architecten van de vergaande liberalisering van de Indiase economie. Bij hun hulp aan India gaan andere hulpgevende landen en instellingen in belangrijke mate af op de analyses en opinies van de Wereldbank.
Het zal duidelijk zijn dat de mening van Wereldbank over een kwestie als werkgarantie veel gewicht in de schaal legt. In diverse publikaties wijdt de Wereldbank warme woorden aan werkgarantie: "Wat het Werkgarantie Programma onderscheidt van andere rurale werkgelegenheidsprogramma's is de verplichte, wettelijk gehandhaafde arbeidsgarantie die een onontkoombare garantie inhoudt aan alle volwassenen op het platteland van Maharashtra. De garantie heeft het programma gemaakt tot een sociaal feit, een erkend recht en een vorm van zekerheid waar de armen op kunnen rekenen".

Minimumloon als breekpunt
De 'zekerheid waar de armen op kunnen rekenen' is, ondanks alle positieve kanten van het werkgarantie-programma, in de praktijk wat minder zeker. Ook dit programma kent gebreken en de garantie werkt het best op plaatsen waar sterke lokale organisaties er op toe zien dat de wet goed wordt uitgevoerd.
Enige overdrijving lijkt ook een rol te spelen bij de opvatting van de Wereldbank over de hoogte van de lonen. "De lonen moeten beneden het marktloon worden gehouden om doelgerichtheid te verzekeren" beweert een Wereldbankrapport. De angst bestaat dat bij hogere lonen te veel 'minder armen' op het programma afkomen.
Het Indiase Hooggerechtshof heeft echter bepaald dat in de openbare werken van de overheid niet minder betaald mag worden dan het wettelijk minimum op basis van 'stukloon'. Het terechte argu- ment is dat mensen niet met minder dan het toch al lage minimumloon toekunnen, omdat anders het 'recht om te leven' wordt geschonden. De regering zou de minimumloonwetten moeten uitvoeren, dan hebben werkgarantie-programma's ook geen aanzuigende werking op de mensen die nu werken voor het marktloon. Het marktloon is meestal een stuk lager dan het meestal ontdoken minimumloon. Het is een echt 'hongerloon'.
Mede naar aanleiding van deze uitspraak van het Hooggerechtshof heeft de Wereldbank besloten om niet verder met India te onderhandelen over steun aan een nationaal werkgarantie-programma.
In een recente brief verzoekt de Landelijke India Werkgroep minister Pronk om deze kwestie aan te kaarten bij de Wereldbank en de bij haar aangesloten lidstaten. De opvattingen van de Wereldbank zouden het succes van de Nederlandse plannen ter ondersteuning van werkgarantie-porogramma's in de weg kunnen staan.


Afrika en India: leren van elkaar

'Afrika en India: wat kunnen we van elkaar leren'. In de publikatie met deze titel stelt de bekende Indiase econoom Armatya Sen dat Afrika het meest kan leren van de Indiase werkgelegenheidsprogramma's. En India van de relatief betere positie van de Afrikaanse vrouw.
De Indiase werkprogramma's hebben grote hongersnoden - zoals in Afrika - weten te voorkomen, maar niet de chronische ondervoeding van landlozen en marginale boeren. Er is te weinig werk en de lonen zijn te laag, maar er is een begin gemaakt. Ook in diverse Afrikaanse landen worden regeringen steeds enthousiaster over arbeidsintensieve werkgelegenheidsprogramma's. In landen als Botswana, Zimbabwe, Tanzania en Kenya, zijn daarmee inmiddels goede ervaringen opgedaan. De stap naar rècht op werk kan de kwaliteit van die programma's verhogen en de positie van de armen in India en Afrika op een meer structurele manier verbeteren.

Koopkracht centraal
Ondanks de voortdurende armoede en chronische ondervoeding zijn er in India, in tegenstelling tot Afrika, sinds de Onafhankelijkheid geen grote hongersnoden geweest. Als verklaring wordt vaak de gestegen voedsel produktie in India aangevoerd, terwijl deze in grote delen van Afrika stagneert of terugloopt. Sen bestrijdt deze opvatting: "De beschikbaarheid van voedsel per hoofd van de bevolking, in termen van calorieën, is in India lager dan in veel landen ten zuiden van de Sahara die afgelopen jaren grote hongersnoden hebben gekend."
Het Indiase succes bij het voorkómen van hongersnoden, schrijft Sen toe aan de grootscheepse werkgelegenheidsprogramma's, waarin de werkers grotendeels in geld worden uitbetaald. In Afrika daarentegen wordt in tijden van hongersnood vooral voedsel uitgedeeld.
Het scheppen van werk en koopkracht in een gebied waar hongersnood dreigt zorgt er voor dat het voedselaanbod toeneemt. De markt kan daarbij een belangrijke rol spelen, maar ook de overheid kan voedselprijzen beïnvloeden en monopolieposities van handelaren tegengaan door voor buffervoorraden en eigen distributiepunten te zorgen. In hongergebieden in Afrika doet zich vaak het verschijnsel voor dat voedsel juist uit de regio verdwijnt omdat er geen koopkracht is. Voedseluitdelingen moeten vervolgens door de overheid of buitenlandse hulporganisaties worden georganiseerd. Dit brengt enorme organisatorische problemen met zich mee: Het gevaar is verder levensgroot dat de voedseluitdelingen mensen tot 'voedselhulpjunks' maakt die niet meer tot eigen initiatieven in staat zijn. Wanneer je mensen vraagt om te werken voor geld dan draagt dat bij aan hun zelfrespect en aan de ontwikkeling van het land.

Afrika: groeiend enthousiasme
Natuurlijk, soms is nood-voedselhulp nodig maar een grotere rol voor werkprogramma's zou een groot daarvan overbodig kunnen maken. Het tijdschrift van de Internationale Arbeidsorganisatie van de VN vat de ervaringen in 13 Afrikaanse landen samen. De auteurs (von Braun e.a.) menen dat voedselonzekerheid, werkloosheid en een slechte infrastructuur tegelijk via openbare werken kunnen worden aangepakt en constateren bij Afrikaanse regeringen een groeiend enthousiasme voor die aanpak. Juist nu investeringskapitaal schaars en duur is en er een overvloed aan ongebruikte arbeidskracht bestaat, is een dergelijke benadering zinvol.
Een veel gehoord bezwaar tegen de openbare-werken benadering is dat (semi)overheidsdiensten en andere instellingen in Afrika te zwak zijn om dergelijke programma's te ontwerpen en uit te voeren. Sen en von Braun wijzen dit bezwaar van de hand. Von Braun: 'In tegenstelling tot de beeldvorming, hebben de meeste landen in Afrika een basis waarop ze sterkere organisaties voor zulke programma's kunnen bouwen'. Erkend wordt wel dat er nog veel verbeterd moet worden. Volgens de auteurs kan buitenlandse hulp daarbij een sleutelrol spelen. En Sen meent: "Als de overheidsstructuur beperkt is, dan is dat een sterk argument vóór concentratie op het verhelpen van het kernprobleem (namelijk verlies aan koopkracht), een probleem dat niet aan de vrije markt kan worden overgelaten".
Openbare werken om hongersnoden te voorkomen kunnen volgens von Braun c.s. "een levensvatbaar instrument zijn, zoals het Werkgarantie Programma in India heeft aangetoond. In dit programma gaan 'ondersteuningswerken' op lokaal niveau automatisch van start als de werkgarantie ten uitvoer wordt gebracht. Daardoor worden crises behandeld die anders te klein zijn om tot openbare actie te leiden, een belangrijke les voor het aanpakken van het permanente probleem van de kleine lokale hongersnoden in Afrika".


Recht op werk centraal in ontwikkelingsbeleid

Recht op werk en een minimum aan sociale zekerheid voor elke wereldburger moet het uitgangspunt worden voor de Derde-Wereldbeweging en het ontwikkelingsbeleid in de jaren negentig.
Die stelling verdedigt Hans Beerends in zijn recente boek 'De Derde Wereldbeweging: geschiedenis en toekomst'.
Versleten utopietn van een veteraan in de Derde-Wereldbeweging die in de jaren zeventig is blijken steken of een visie die het ontwikkelingsbeleid nieuwe perspectieven biedt?

Het Westeuropese model
Na een uitvoerige beschrijving van de Derde-Wereldbeweging in de afgelopen 40 jaar, waagt Hans Beerends zich in het laatste hoofdstuk van zijn boek aan een visie op de toekomst van de Derde Wereld en de Derde-Wereldbeweging.
Wie van hem een revolutionaire of radicaal-linkse visie zou verwachten vergist zich. Beerends kiest onomwonden voor de 'internationalisering van het Westeuropese sociaal-economisch systeem'. Beerends: 'Er is geen sprake meer van een patstelling tussen een socialistische en een kapitalistische ideologie; de huidige tegenstelling is er een tussen een behoudend-reactionair en een progressief-sociaal kapitalisme. Het eerste is dominant aanwezig in de VS, het tweede in West-Europa'.
Vormen van sociale zekerheid zoals die zich in Westeuropa ontwikkelden zouden zich volgens Beerends thans kunnen gaan ontwikkelen op wereldschaal. Hij fundeert zijn visie op de studie naar het ontstaan van de verzorgingsstaat door Abram de Swaan. Sociale voorzieningen zijn volgens de Swaan ontstaan vanuit het eigenbelang van de gezeten burgerij die, onder dreiging van opstanden, besmettelijke ziekten en toenemende misdaad door armoede, geleidelijk een systeem van gezondheids- en armenzorg ontwikkelde. Eerst gebeurde dat in een beperkt aantal steden, maar omdat er vervolgens teveel armen naar die steden trokken ontstond uiteindelijk een landelijk beleid, waarbij gegarandeerd werk of inkomen, onderwijs en gezondheidszorg de norm werd.

Verlicht eigenbelang
Er zijn verschillende redenen waarom het in het eigenbelang van de westerse landen is om mee te werken aan een wereldwijde minimale sociale zekerheid. Bijvoorbeeld de toenemende vluchtelingenstroom, grensoverschrijdende milieuproblemen en de ontwikkeling van het Zuiden als stabiele toekomstige afzetmarkt.
Volgens Beerends gaat het bij 'internationale sociale zekerheid en werkrecht' zeker niet om een kopie van de Westeuropese verzorgingsstaat, maar: "Een sociaal vangnet voor zieken, bejaarden, gehandicapten, gekoppeld aan een recht op werk voor iedereen die in zijn levensonderhoud moet voorzien, sluit wel degelijk aan bij de wensen van de bevolking in de zuidelijke landen". Delen van een dergelijk plan, zegt Beerends, worden de laatste jaren bepleit door de Wereldbank, diverse VN organisaties en minister Pronk in zijn nota 'Een wereld van verschil'. In de praktijk is nog een lange weg te gaan.
Beerends meent dat de Derde-Wereldbeweging, door hem omgedoopt tot Noord-Zuidbeweging, haar effectiviteit kan vergroten door 'internationale sociale zekerheid en recht op werk' als gezamenlijk uitgangspunt van actie te nemen. Die acties moeten volgens hem op drie fronten gevoerd worden. Het eerste is het bevorderen van de weerbaarheid van de armen in het Zuiden via steun aan basisorganisaties (vakbonden, NGO's, vrouwenbeweging, coöperaties e.d.). Het tweede front is het wegnemen van de westerse barrières voor economische ontwikkeling in het Zuiden (zoals protectionisme, de schuldenlast en dumping van landbouwoverschotten) die sociaal beleid in ontwikkelingslanden belemmeren. In de derde plaats moet druk op de regeringen in het Zuiden worden uitgeoefend om een meer sociale politiek te voeren. Dat kan via het koppelen van ontwikkelingshulp en handel aan het respecteren van mensenrechten, democratisering, bevordering van werkgelegenheid en verlaging van militaire uitgaven.
Vooral dat laatste ligt in het Zuiden gevoelig. Beschuldigingen van neo-kolonialisme zijn volgens Beerends echter vaak een 'rookgordijn waarachter onderdrukking en uitbuiting schuilgaat'. De kritiek van het Zuiden snijdt volgens hem wel hout als het westen haar sociale voorwaarden niet koppelt aan het scheppen van economische kansen voor ontwikkelingslanden.

Arbeidsintensief
Beerends noemt de campagne 'Werk Tegen Armoede' van de Landelijke India Werkgroep "een goed voorbeeld van een actie die het recht op werk koppelt aan eisen gericht op de Nederlandse en internationale ontwikkelingshulp".
Zelf geeft Beerends geen duidelijke definitie van recht op werk. Internationaal is er, via een uitspraak van de Internationale Arbeidsorganisatie van de V.N. overeenstemming over de volgende omschrijving: "De bevordering van volledige, produktieve en vrij gekozen werkgelegenheid, moet worden beschouwd als het middel om het recht op werk in de praktijk te brengen". Deze definitie houdt voor de staat geen bindende verplichting in om elke burger werk te bieden. Dat lijkt ook nauwelijks mogelijk zonder (te) vergaande staatscontrole. In West-Europa is het recht op werk gedeeltelijk vervangen door het recht op inkomen. Toch is er een tendens om recht op werk weer een grotere plaats te geven, bijvoorbeeld via banenpools, het Jeugdwerkgarantieplan e.d.
Meer nog dan in het rijke westen zijn er sterke argumenten om in ontwikkelingslanden het fundamentele recht om te (over)leven vooral te realiseren via recht op werk. Het recht op inkomen kan dan zoveel mogelijk beperkt worden tot zieken, gehandicapten en bejaarden en een klein aantal werklozen. Recht op werk kan vooral gerealiseerd worden door het bevorderen van arbeidsintensieve bedrijvigheid in bijvoorbeeld landbouw, kleinschalige industrie, handel en diensten. Dat houdt ook in dat minder nadruk komt te liggen op de introductie van kapitaalintensieve en arbeidsbesparende technologie.
Ook landhervormingen kunnen in veel ontwikkelingslanden een belangrijke bijdrage leveren aan het recht op werk. Werkgarantie-programma's kunnen tenslotte een goed onderdeel en sluitstuk vormen van een effectief werkgelegenheidsbeleid. Niet alleen omdat het de armen werk en inkomen garandeert, maar ook omdat zij zo produktief worden ingezet om de infrastructuur en het milieu te verbeteren. Dit levert vervolgens weer extra 'gewone' werkgelegenheid op. Op den duur kan een werkgarantie-programma zich zo (gedeeltelijk) overbodig maken.


Wereldwijde steun voor 'Werk Tegen Armoede'

Landarbeiders nu op politieke agenda, maar nog niet de belangrijkste doelgroep

"Het is tijd voor de ontwikkelde landen om hun hulppatroon opnieuw te bekijken, om te zien of er met ons als landarbeiders - de annsten in de Derde-Wereldlanden - wel rekening wordt gehouden".
Dat schreef de landarbeiders-federatie in Andhra Pradesh in een brief aan minister Pronk, de Europese Commissie en het Europees Parlement. In de brief pleit de federatie voor hulp en schuldverlichting van de westerse landen ter ondersteuning van werkgarantie voor de armen.

Indiase NGO's: 'politieke druk noodzakelijk'
Indiase organisaties, netwerken van organisaties en prominente personen - in totaal ruim 40 - lieten de Landelijke India Werkgroep weten dat zij de campagne steunen. Onder hen is het Voluntary Action Network India (VANI) waarbij ruim 400 organisaties zijn aangesloten. Kamla Bhasin, voorvechtster van gelijke rechten voor vrouwen en werkzaam bij de FAO, de voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties, in New Delhi schreef de LIW: "Het is absoluut noodzakelijk om aan deze kwestie te werken en de NGO's en volksorganisaties te steunen die recht op werk bepleiten". De bekende Indiase politicoloog Rajni Kothari reageerde: "Sommige westerse denkers en activisten realiseren zich gelukkig dat de ontwikkelde landen tot nu toe weinig hebben bijgedragen aan het verbeteren van de omstandigheden van de armen op het platteland. Het is goed om te weten dat zij nu druk uitoefenen op de regeringen in Europa en op de Europese Commissie om hun inspanningen te concentreren op het scheppen van werkgelegenheid en het steunen van werkgarantie-programma's voor de armen". Sharad Kulkarni van het 'Centre for Tribal Conscientization' voegt daaraan toe: 'Ik steun de campagne volledig omdat jullie terecht hebben opgemerkt dat werkgarantie geen blauwdruk voor het uitroeien van de armoede is, maar het begin kan zijn van een minimale sociale zekerheid voor de armen".

Steun vanuit Europa
Op Europees niveau heeft 'Werk Tegen Armoede' belangrijke steun gekregen van de Europese Federatie van Landarbeidersbonden. Deze federatie, waarbij bijna twee miljoen loonarbeiders in de land- en tuinbouw zijn aangesloten, liet in een uitvoerige brief aan de Europese Commissie weten: "Wij denken dat het van groot belang is als de Commissie zich bereid verklaard om nieuwe werkgarantie-programma's in India te ondersteunen. Wij verwachten dat de Indiase regering het als een belangrijk gebaar van de EG zal verwelkomen wanneer financiële en politieke steun wordt gegeven aan programma's die wezenlijk bijdragen aan het verbeteren van het onmenselijke levensomstandigheden van een groot deel van de armen in de wereld: de landarbeiders in India".
In Duitsland en Frankrijk zijn de campagne-eisen door enkele NGO's overgenomen en Oxfam in Engeland overweegt nu hetzelfde. Twee Franse organisaties, Reseau Solidarité en Frères des Hommes hebben inmiddels hun eigen regering aangesproken. De internationale mensenrechtenorganisatie FIAN (Food First Information and Action Network) herinnert de Europese Commissie er aan dat het recht op voedsel en het recht op werk deel uitmaken van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.
FIAN: "U zult er zich van bewust zijn dat de ontwikkelingssamenwerking van de EG tot nu toe niet kan worden beschouwd als op de rechten van mensen gebaseerde hulp, omdat deze niet uitgaat van de rechten (en vaak zelfs niet de behoeften) van de armen". FlAN vraagt de Commissie welke maatregelen zij gaat nemen om deze rechten te realiseren en wijst daarbij op werkgarantie als effectief instrument.
De reactie van de Europese Commissie op deze en andere brieven van Indiase en Europese organisaties is tot nu toe weinig bemoedigend (zie ook 'Nederland steunt werkgarantie in India. Waar blijft de EG?'). De Franse voorzitter van de Commissie Ontwikkelingssamenwerking van het Europees Parlement, Henri Saby, schreef echter aan Indiase organisaties en de LIW dat hij de kwestie bij de Europese Commissie aan de orde zal stellen. Campagne in Nederland In Nederland wordt 'Werk Tegen Armoede' gesteund door een dertigtal landelijke organisaties, naast tientallen Wereldwinkels, lokale kerkelijke groepen en individuen (waaronder Prof. J. Tinbergen). Met name de FNV, de Voedingsbond FNV en de Vereniging Milieudefensie hebben een actieve rol gespeeld. In haar Actieplan Nederland Duurzaam wijdt Milieudefensie een hoofdstuk aan duurzame landbouw op wereldschaal. Daarin noemt zij het werkgarantie-programma in Maharashtra "een voorbeeld hoe een integraal plan voor duurzame landbouw en armoedebestrijding verwezenlijkt kan worden".
Milieudefensie pleit voor een soortgelijk programma op wereldschaal. De UNCED, de Conferentie voor Milieu en Ontwikkeling van de Venigde Naties die vorig jaar in Brazilië werd gehouden, heeft dit idee in haar werkplan genaamd Agenda 21 opgenomen. De kosten zijn berekend op 40 miljard tiende procent van wat in de rijke landen wordt verdiend'.
Johan Stekelenburg, voorzitter van de FNV, liet mede namens de Voedingsbond FNV zijn steun aan de campagne blijken in een brief aan de leden van de Commissie voor Ontwikkelingssamenwerking van de Tweede Kamer: "Voor een donor als Nederland zien wij steun aan werkgarantie-programma's als een belangrijke mogelijkheid om de maatschappelijke positie van landarbeiders structureel te verbeteren."
Stekelenburg schreef zijn brief in september 1992 naar aanleiding van een overleg tussen Tweede Kamer en minister Pronk over het nieuwe Beleidsplan India. Stekelenburg vindt de plannen van Pronk voor steun aan werkgarantie-programma's positief, maar laat ook kritiek horen: "Toch wordt niet de beleidsmatige keuze gedaan om landarbeiders tot de belangrijkste doelgroep van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking met India te maken. Een dergelijke keus zou voor de hand liggen als bedacht wordt dat drie van de vier mensen die in India onder het bestaansminimum leven landarbeiders zijn. Wij dringen er daarom bij u op aan de minister te vragen landarbeiders de belangrijkste doelgroep van de Nederlandse hulp aan India te maken".
Vlak daarvoor had Pronk in antwoord op kamervragen laten weten niet zo ver te willen gaan: "Om de rurale landlozen expliciet tot de belangrijkste doelgroep te maken gaat voorbij aan de maatschappelijke verhoudingen in de Indiase samenleving. Rurale ontwikkeling dient zich op de gehele (dorps)samenleving te richten. Verbetering van het leven en de inkomens van de grote meerderheid van de armen (kleine boeren - mannen of vrouwen - met of zonder grond) zal daarin centraal staan. Via specifieke programma's wordt en zal gewerkt worden aan het verbeteren van de positie van de landlozen. Om hieraan op een meer structurele en substantiële wijze bij te dragen is Nederland voornemens het Werkgarantie Programma ten behoeve van land- en werklozen te steunen".
CDA en PvdA woordvoerders in de Tweede Kamer bevestigden dat de Indiase landlozen nu op de politieke agenda van het ministerie Ontwikkelingssamenwerking staan. Mevrouw Roosen (CDA) stelde dat samenwerking op het gebied van plattelandsontwikkeling 'met het oog op de vergaande liberalisering, nadrukkelijk moet worden gericht op de marginale boeren en landloze rurale loonarbeiders'. De Pree (PvdA) wilde vanwege de 'buitengewoon onevenwichtige verdeling van de welvaartsgroei', waar met name landarbeiders de dupe van zijn, meer aandacht voor directe armoedebestrijding, met name via werkgarantie.

De LIW blijft pleiten voor landarbeiders als belangrijkste doelgroep van de hulp aan India. Zij liet de Tweede Kamer weten: "De toekomstige ontwikkelingssamenwerking met India, die door de ontwikkelingen in Afrika en Oost-Europa politiek gewicht lijkt te verliezen, zou een nieuw en helder perspectief kunnen krijgen door duidelijk te kiezen voor de grote meerderheid van India's armen: de 250 miljoen landarbeid(st)ers en hun gezinnen. Zij halen niet de voorpagina en komen nog niet als vluchteling naar Europa, maar hun vaak mensonwaardige levensomstandigheden kunnen - nog afgezien van de humanitaire noodzaak om deze te verbeteren - in de toekomst een belangrijke potentiële bron van conflicten en instabiliteit in India én de wereld gaan vormen".


Vrouwen maken werk van het milieu

Chhaya Datar, wetenschapper en activiste, heeft onderzoek gedaan naar de betekenis van het Werkgarantie Programma voor vrouwen. Tweederde van de arbeiders in het programma is vrouw, maar volgens Datar kunnen vrouwen nog meer profijt hebben van dergelijke programma's: "Het Werkgarantie Programma is nog teveel een programma van bovenaf", vindt ze. Datar is zelf betrokken bij dorpsontwikkeling en milieuplannen die de kwaliteit van het Werkgarantie Programma kunnen verbeteren. "Het gaat erom hoe het programma mensen kan aanmoedigen om hun eigen ontwikkeling volgens plaatselijke behoeftes ter hand te nemen. Ze zullen zeker enthousiast aan de slag gaan als ze zelf van de uitgevoerde projecten, zoals de aanleg van een dorpsbos, visvijver of waterreservoir, profiteren. Vooral vrouwen zijn erg bereid zijn om mee te werken aan de planning en uitvoering van projecten als je hen ook echte zeggenschap over de opbrengst van die projecten geeft."

Volgens Datar moet je het recht op werk combineren met het recht van mensen op hun eigen natuurlijke hulpbronnnen zoals gemeenschappelijke dorpsgronden, water, bos, weides en dergelijke, waar ze voor hun overleven grotendeels van afhankelijk zijn. Beide rechten zijn volgens Datar onderdeel van het recht op 'duurzaam levensonderhoud'.
Het verhaal van Chhaya Datar illustreert de inhoud van de door de LIW gepubliceerde brochure 'Maak Werk van het Milieu'. De gemeenschapsgronden in India voorzien vooral de arme huishoudens van voer voor hun vee, brandhout om op te koken, mest voor hun lapje grond en materiaal voor hun ambacht. De meeste dorpsbewoners hebben nu nauwelijks invloed op hun eigen natuurlijke omgeving. Niet alleen is het meeste land ongelijk verdeeld, maar ook de gemeenschapsgronden - formeel in het bezit van de overheid - en het schaarse water worden deels door grote boeren ingepalmd. Een ander deel verpacht de overheid aan de houtindustrie die er snelgroeiende bomen op plant. Het resterende deel wordt veel te intensief gebruikt, omdat de overheid het wel bezit maar niet beheert.
Toch zijn er voorbeelden van dorpen waar de armere dorpsbewoners, ondanks tegenwerking, samen het milieu beschermen en herstellen. Zo werd in het dorp Sukomajri het bos hersteld en beschermd door een dorpsorganisatie waarin elk huishouden vertegenwoordigt is. Daardoor is er nu voldoende gras en veevoer en is de melkproduktie toegenomen. Er is een kleine irrigatietank aangelegd, waardoor de landbouwopbrengst meer dan verdubbeld is. In het bos en rond de tank mag niet vrij worden gegraasd. Zo'n aanpak lukt alleen als iedereen in het dorp van de opbrengst profiteert. Daarom wordt in Sukomajri gezorgd voor een eerlijke verdeling van water, gras en hout. Ook de landlozen hebben recht op een deel van het irrigatiewater, dat ze kunnen verkopen aan degenen die wel land hebben. Tegenwoordig ziet Sukomajri er groen uit en zijn de bewoners zelfs in staat drogere tijden goed door te komen.
De bekende Indiase milieu-organisatie Centre for Science and Environment noemt een dergelijke aanpak 'ecosysteem planning'. Volgens haar lukt dat alleen als de besluitvorming per dorp plaatsvindt en niet zoals nu door de raad van een aantal dorpen gezamenlijk. Daarom moeten dorpsorganisaties ('gram sabha's') meer bevoegdheden van de overheid krijgen. Nu zijn het meestal de dorpshoofden en overheidsambtenaren die de dienst uitmaken en vooral hun eigen belangen najagen.


Het verhaal van Lata

Mei 1986 op het platteland van Maharashtra. Lata is een van de 15 vrouwen die werken aan een bodembeheerproject, georganiseerd door lokale ambtenaren in het kader van het Werkgarantie Programma van de deelstaatoverheid. In dit project verplaatst ze grond en doet licht spitwerk Lata is midden twintig, getrouwd en heeft twee kinderen van drie en zeven. Het jongste kind speelt vlakbij met andere kinderen in de crèche die op het projectterrein is opgezet. Daardoor kan het oudste kind op school in het dorp blijven, in plaats van op haar kleine broer te passen zoals ze vaak doet als haar beide ouders werken. Lata's man werkt op het land van een boerderij in de buurt. Hun dorp is 5 km verderop. Het gezin bezit geen land. Lata en haar man verdienen ongeveer 80% van hun inkomen uit landarbeid. Afgelopen jaar was hun inkomen ƒ450,-. Voor een gezin van vier is dit ruim beneden de armoedegrens in Maharashtra.
In het gebied is geen irrigatie en het land is niet erg produktief Weinig boeren hebben meer dan een oogst per jaar en het werk is daardoor sterk seizoensgebonden. Werk is zeer schaars in dit deel van het jaar. Het gezin kan bijna niets sparen en zou het zonder het Werkgarantie Programma nauwelijks kunnen redden. Binnen ongeveer een maand wordt het beter als het moessongewas wordt verbouwd, maar in deze tijd van het jaar zoekt Lata meestal werk in het Werkgarantie Programma. haar man doet dat minder vaak, omdat hij gewoonlijk werk tegen een hoger loon kan vinden. Voor Lata is het werk garantieloon op een doorsneedag hoger dan ze in het dorp zou krijgen, als ze daar al werk zou kunnen vinden. Ze verdiend gemiddeld zes rupees per dag. Lata wil haar loon graag in de vorm van voedsel, omdat haar man meer zeggenschap heeft over hun geldinkomen.
Zoals alle vrouwen in werkgarantie-projecten wordt Lata zelden toegestaan om de zwaardere en beter betaalde klussen te doen, zoals het breken van rotsen voor de irrigatiewerken, hoewel ze weet dat ze dat soort werk aankan. Door de gecompliceerde loonschalen varieert Lata's loon van dag tot dag, hoewel ze even hard werkt. Soms zijn er lange vertragingen voor een project begint en onderbrekingen van een aantal dagen tussen projecten. Het afgelopen jaar kon ze door ziekte 10 dagen niet dagen niet werken. Als ze nu gezond blijft heeft ze volgende maand ongeveer 60 dagen in de loop van het jaar in werkgarantie-projecten gewerkt, ofwel een kwart van haar betaalde werk. Met haar 'werkgarantieloon' koopt ze schoenen, kleding brandstof en extra voedsel.

(Uit: World Development Report 1990 van de Wereldbank)




Tekst: Gerard Oonk   Redactie: Melani Reumers

Deze krant en de campagne 'Werk Tegen Armoede' zijn mede mogelijk gemaakt met financiële steun van
de NCO, Novib, Hivos, Vastenaktie-Nederland, Stichting Dialoog, Haëlla Stichting en Eetcafé De Baas.


Zie ook brochure 'Werk Tegen Armoede: Een ander ontwikkelingsbeleid voor 100 miljoen Indiase landlozen'



LIW IN 'T NIEUWS

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Kinderarbeid & Onderwijs

HOME Landelijke India Werkgroep

Landelijke India Werkgroep - 7 juli 2004