English version of this page   terug
Antwoord van dhr. Patten namens de Commissie (15 mei 2003)
E-1417/03NL

Op vraag van: Bob van den Bos, Max van den Berg, Maria Martens, Joost Lagendijk
Betreft: Situatie religieuze minderheden in Gujarat, India
Datum: 8 april 2003


De Commissie is op de hoogte van de spanningen tussen de verschillende gemeenschappen in Gujarat en heeft begrip voor de bezorgdheid van de geachte Parlementsleden. De Commissie is het er volledig mee eens dat de daders van de misdrijven in Gujarat moeten worden berecht, de slachtoffers opvang moeten krijgen, en de rechten van de religieuze minderheden moeten worden beschermd.

De Unie eerbiedigt en bevordert de beginselen die zijn vervat in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. De samenwerkingsovereenkomst tussen de Gemeenschap en de Republiek India bepaalt onder andere dat de eerbiediging van de mensenrechten en de democratische beginselen een essentieel onderdeel van deze overeenkomst is.

De ontwikkelingssamenwerking tussen de Gemeenschap en India wordt derhalve overeenkomstig deze beginselen uitgevoerd, en het ontwikkelingsprogramma van de Gemeenschap in Gujarat vormt hierop geen uitzondering.

Het grootste deel van de bilaterale ontwikkelingshulp van de Gemeenschap aan Gujarat wordt verstrekt via niet-gouvernementele organisaties (NGO's). Van de 93 miljoen euro die de Commissie naar aanleiding van de aardbeving van 2001 Gujarat heeft toegezegd is slechts 40 miljoen euro via de regering van Gujarat overgemaakt. Dit bedrag is uitdrukkelijk bestemd voor de wederopbouw van ziekenhuizen die door de aardbeving waren beschadigd, en de Commissie volgt de uitvoering van dit programma op de voet.

Op verschillende manieren heeft de Unie gereageerd op de ernstige situatie in Gujarat, onder andere door via het Bureau voor Humanitaire Hulp (ECHO) noodhulp te verlenen voor de slachtoffers.

Verder heeft de Unie ermee ingestemd om alle kwesties in verband met democratie en mensenrechten in India aan te kaarten in het kader van de regelmatige constructieve dialoog met de Indiase regering.

Wat de derde vraag betreft, de Commissie is niet bevoegd om aan particuliere bedrijven expliciete aanbevelingen te doen in verband met hun optreden in derde landen. Wel moedigt de Commissie bedrijven aan om te handelen in overeenstemming met de richtlijnen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) in verband met maatschappelijk verantwoord ondernemen. Deze richtlijnen verwijzen naar de noodzaak de mensenrechten van werknemers te eerbiedigen en te beschermen, en discriminatie van minderheidsgroepen te voorkomen.



Landelijke India Werkgroep - 21 mei 2003