terug
Onderstaande brief is gepubliceerd in: India Nieuwsbrief 43, juli/augustus 1986      

Ingezonden brief

Hulp en konditionaliteit

Naar aanleiding van de brochure 'Melk India Niet Uit', gaat Usha Menon in een open brief aan het bestuur van de Landelijke India Werkgroep (LIW) in op het stellen van voorwaarden aan ontwikkelingshulp. Hier volgt een verkorte weergave:

"In de voorbije jaren is er een grote diskussie geweest binnen de LIW over de noodzakelijkheid en/of wenselijkheid van de konditionaliteit, verbonden aan de hulp aan India. In deze bijdrage wil ik een pleidooi houden tegen elke vorm van konditionaliteit. Ik zal dit illustreren aan de hand van de aktie 'Melk India Niet Uit', die in de India Nieuwsbrief enkele keren aan de orde is geweest.

De ontwikkelingen die in een land als gevolg van buitenlandse hulp op gang worden gebracht, hebben twee aspekten. Enerzijds zijn er de internationale belemmeringen en anderzijds zijn er de nationale. Als het internationale aspekt de oorzaak is van het niet slagen van de ontwikkelingshulp, dan wordt het in het westen noodzakelijk om naar wijzigingen binnen de eigen samenleving en de internationale verhoudingen te streven. Maar als het falen van de hulp toe te schrijven is aan de interne omstandigheden, dan kan en mag men niet verwachten dat de donorlanden de interne strukturen in India gaan veranderen.
Als bijvoorbeeld de kunstmeststoffen de arme boeren niet bereiken, is dit te wijten aan de bestaande machtsverhoudingen in India en het is onverantwoord dat westerse regeringen, die overigens in hun eigen landen ook niet uitermate begaan zijn met het lot van de arme mensen, die interne strukturen zouden gaan aanpakken. Wat we Reagan niet toestaan mogen we Lubbers en Martens evenmin toestaan. Konditionaliteit moet in dit licht worden bekeken.
De realiteit is dat ontwikkelingshulp over het algemeen gepaard gaat met alle mogelijke vormen van voorwaarden aan de regeringen in de Derde Wereld. Van het IMF is dit volop bekend, al was het maar door de broodoproeren die dikwijls volgen op opgelegde bezuinigingsmaatregelen. Ook in India kwamen afgelopen februari de eerste grote demonstraties tegen de verhoging van voedselprijzen.
De verhoging van voedselprijzen is blijkbaar iets dat niet alleen door het IMF wordt ingebracht. Ook goedbedoelde solidariteitsakties zien in hogere marktprijzen de oplossing voor bepaalde problemen. Zo is een van de aktiepunten van de 'Melk India Niet Uit'-kampagne het stopzetten van de EEG-zuivelhulp, zodat de melkboeren weer hogere prijzen voor hun melk kunnen vragen. De voedselsubsidie aan de konsumenten in de steden zou moeten worden beëindigd. Het argument dat het de armen niet bereikt is feitelijk onjuist. Het feit dat de armen minder melk drinken is bovendien op zichzelf geen enkele reden om het produkt als een overbodige luxe te beschouwen en de prijs dan maar te verhogen. Met dat argument kan worden voorgesteld om in India de graanprijzen te verhogen omdat die ook met name door de rijken worden gekonsumeerd.

Marktmechanisme
Zonder melkhulp zou de overheid in India twee alternatieven hebben: een verhoging van de melkprijs aan de konsumenten, of een verlaging van de melkprijs aan de producenten. In beide gevallen zal er grote sociale onrust uitbreken en zullen uiteindelijk politie en leger orde op zaken moeten stellen.
Net als de Wereldbank, vindt de Operatie-Vloed-aktiegroep dat verhoging van de melkproduktie vooral bereikt moet worden door verhoging van de melkprijzen. De boeren zouden dan een grotere bereidheid hebben om te produceren. Omdat de arme groepen dan geen melk meer zouden kunnen kopen, wordt voorgesteld om voor die groepen dan speciale subsidies te verstrekken.
Dit komt in feite neer op een herhaling van de strategie van de Groene Revolutie: groei en rechtvaardige verdeling worden van elkaar losgemaakt. Er wordt gewed op de sterkeren en de zwakken krijgen wat subsidies toegestopt, uiteraard slechts in die mate dat de regering het wil en mag van het IMF. De voorbije twintig jaar hebben het faillisement van die benadering overduidelijk bewezen. De scheiding groei - rechtmatige verdeling heeft ertoe geleid dat dertig miljoen ton graan onverkoopbaar in de voorraadschuren ligt opgeslagen in een land waar zeker de helft van de bevolking honger lijdt. De multinationals kunnen ondertussen tevreden zijn: de levering van koelinstallaties en verpakkingsmachines leggen geen windeieren.
De oplossing die in de aktiebrochure van de Operatie-Vloedgroep wordt voorgesteld is eigenlijk ongeloofwaardig. Ze is bedoeld als oplossing voor alleen de melkveehouders en in de praktijk, zoals op blz. 23 van de brochure is aangegeven, voor de rijkere melkveehouders. De belangen van andere boeren die andere produkten op de markt brengen, bijvoorbeeld veevoeder, worden door de voorgestelde oplossing in de verdrukking gebracht. Als, zoals voorgesteld, de veevoederexport naar Europa wordt stopgezet, zullen de prijzen die de veevoerproducenten krijgen als gevolg van de overschotten naar beneden gaan. Als dat gebeurt zullen uiteraard ontzettend veel arme veevoerproducenten, zoals de sojaboon-keuters in Madhya Pradesh en de talloze vrouwen die gras verzamelen, de kous op de kop krijgen.

Solidariteit
Wie in India heeft trouwens aan organisaties in het westen het verzoek gericht om een aktie tegen de melkleveranties op touw te zetten? In de brochure staat dat er in India geen enkele organisatie is opgestaan om de eisen van de LIW te onderschrijven. De organisaties van landarbeiders en arme boeren ontbreken in elk geval. De aktie wordt verkocht als een vorm van solidariteit tussen het Nederlandse en het Indiase volk. De voorgestelde oplossing ondermijnt echter de broodnodige solidariteit in India tussen producenten en konsumenten, tussen boeren, melkhandelaren en arbeiders in de grote melkfabrieken.
In plaats van in te spelen op een verzoek van basisorganisaties in India, zoals is gebeurd bij de levering van trawlers enkele jaren geleden, en hier een vuist te maken naar regering en EEG, wordt nu in feite de hulp van regering en de machtige EEG ingeroepen om in India bepaalde ontwikkelingen op gang te brengen: geen melk naar India, en als ze die melk dan toch willen, laat ze dan daarvoor de prijs betalen. De prijs omvat een terugdraaien van de subsidies aan de konsumenten en hogere prijzen voor de producenten (d.w.z. een belangrijk aspekt van het IMF-voorwaardenbeleid) en "kommerciële importen als het meest voor de hand liggende alternatief" (blz. 65-66).
Aktiegroepen kunnen een grote bijdrage leveren precies door het terugbrengen van de voorwaarden die met de hulp aan ontwikkelingslanden gepaard gaan en niet door op te komen voor nog meer voorwaarden, hoe goed bedoeld die ook zijn.
Steun aan de mensen en bewegingen in India kan gegeven worden door aktiviteiten tegen de onrechtvaardige internationale relaties. Ze kan ook aan bepaalde ontwikkelingen in India zelf worden gegeven. Het moet dan wel rechtstreeks gebeuren en niet via de eigen regering of de EEG.
In een zeer beperkt aantal gevallen is druk op de eigen regering met betrekking tot specifieke projekten wel mogelijk. In het geval van de trawlers is van de Nederlandse regering geëist de leverantie in het kader van ontwikkelingshulp stop te zetten. In de eerste plaats had de meest direkt betrokken groep van katamaran-vissers in zuidelijk India hierom verzocht. In de tweede plaats waren de negatieve gevolgen van de nieuwe technologie duidelijk aangetoond. Het was geen nieuwe technologie die naast de oudere technologie kon bestaan en tot een verhoging van de vangst zou leiden, maar zou alleen uitmonden in de liquidatie van de arme vissers door de trawlers. Operatie Vloed is hiermee niet te vergelijken.
Met deze reaktie wil ik niet beweren dat Operatie Vloed een goed projekt zou zijn. De negatieve gevolgen kunnen niet toegeschreven worden aan de levering van zuiveloverschotten persé. Het koppelen van voorwaarden aan de levering zal het probleem alleen nog erger maken. Als India een andere politieke en ekonomische struktuur zou hebben met andere klassen aan de macht, dan zouden die overschotten wel degelijk gebruikt kunnen worden om de zuivelsektor te moderniseren. Maar in dat geval zou waarschijnlijk geen hulp worden gegeven."


Onderstaande brief is gepubliceerd in: India Nieuwsbrief 44, september/oktober 1986      

Ingezonden brief

Hulp moet helpen

Gerard Oonk reageert op de brief van Usha Menon (India Nieuwsbrief 43) over de aktie 'Melk India Niet Uit'. Hier volgt een verkorte weegave.

Volgens Usha Menon gaat de Landelijke India Werkgroep (LIW) met haar aktie 'Melk India Niet Uit' flink 'in de fout'. In de eerste plaats omdat deze aktie bepleit dat mogelijke toekomstige zuivelhulp aan India wordt gebonden aan bepaalde voorwaarden. Menon vindt juist dat voedsel- en ontwikkelingshulp met geen enkele voorwaarde gepaard zou mogen gaan. In de tweede plaats is zij van mening dat de LIW ook nog de verkeerde voorwaarden bepleit en daardoor op een lijn terecht komt met de visie van het Internationale Monetaire Fonds (IMF).
In deze reaktie op haar brief zal ik uiteenzetten waarom ik het met die opvattingen oneens ben.

Verschillende soorten belangen en motieven voor ontwikkelingshulp lopen meestal door elkaar heen, maar ze leiden altijd tot een zekere vorm van konditionaliteit. Hulp zonder expliciete of impliciete voorwaarden bestaat niet. Zelfs een land of organisatie die een vrij te besteden cheque voor India zou uitschrijven zal de verwachting hebben dat dit de ekonomische en politieke relaties positief zal beïnvloeden en/of armere groepen zal helpen. Als aan dergelijke 'voorwaarden' niet wordt voldaan, dan zal de hulp ongetwijfeld op zeker moment 'herzien' worden.
Het pleidooi van Menon voor hulp aan India zonder voorwaarden komt dus in de praktijk neer op het streven naar minder voorwaarden of wellicht minder zichtbare voorwaarden. Ik vind dat een onwenselijk uitgangspunt voor de besteding van de hulp.
Laat ik voorop stellen dat ik tegen het systeem van voorwaarden ben dat de donorlanden aan de besteding van de hulp opleggen om hun eigen belangen te bevorderen en er voor ben dat die voorwaarden zoveel mogelijk worden teruggedrongen. In India hebben dergelijke voorwaarden in kombinatie met een regeringsbeleid dat de armoede niet fundamenteel bestrijdt, tot gevolg dat vooral de hogere inkomensgroepen van de hulp profiteren. Het is volgens mij juist de taak van de LIW om dit soort 'hulp' te bekritiseren. In het logische verlengde daarvan zie ik het als haar taak om te pleiten voor vormen van hulp die een - zij het beperkte - bijdrage leveren aan het verbeteren van de levensomstandigheden van het deel van de bevolking dat onder de armoedegrens leeft. Dat is een essentiële voorwaarde voor hulp en tevens de legitieme grondslag van hulpaktiviteiten. Op basis van die internationaal aanvaarde grondslag zou de Indiase regering moeten onderhandelen en afspraken maken over de besteding van de hulp. Zoveel mogelijk druk van groepen in India en in de donorlanden moet beide partijen in die onderhandelingen steeds blijven herinneren aan de doelstellingen van de hulp. Dat kan onder meer door aan de kaak te stellen wanneer hulp niet helpt en door in grote lijnen voorstellen te doen hoe de hulp beter besteed kan worden.
Als bijvoorbeeld, zoals Menon stelt, kunstmesthulp de kleine boeren niet bereikt, dan kunnen de donorlanden inderdaad niet 'even' de bestaande machtsverhoudingen en interne strukturen veranderen. Ze kunnen echter wel op het standpunt blijven staan dat de hulp (al dan niet in de vorm van kunstmest) toch bij de boeren terecht moet komen en dat samen naar wegen gezocht moet worden hoe dat is te realiseren. Een dergelijk duidelijk uitgangspunt hoeft absoluut de zelfstandigheid van India niet aan te tasten, maar maakt wel duidelijk of aan beide kanten voldoende politieke wil bestaat om dat ook in daden om te zetten.

Als de Landelijke India Werkgroep alleen zou bepleiten om minder voorwaarden aan de hulp te verbinden, dan betekent dat in de praktijk dat we regeringen en invloedrijke belangengroepen de vrije hand laten om hun eigen voorwaarden aan de hulp op te leggen. Dit zou betekenen dat bijvoorbeeld de Nederlandse hulp nog meer dan nu alleen in het teken komt te staan van exportbevordering en het verbreden van de ekonomische relaties. De armste helft van de Indiase bevolking zou daar de dupe van worden.

Melk India niet uit
De aktie 'Melk India Niet Uit' wordt door Menon vooral geattakeerd vanwege het aktiepunt waarin voor afbouw van de EG-zuivelhulp aan Operatie Vloed wordt gepleit. Dit zou tot hogere melkprijzen voor melkveehouders leiden en dus ook voor stedelijke konsumenten. Maar volgens Menon zou dat vooral de rijkere melkproducenten spekken terwijl het melk voor arme konsumenten in de steden onbetaalbaar zou maken. Zij vindt daarom dat de EG-zuivelhulp aan India voortgezet zou moeten worden.
Als reaktie op dat standpunt wil ik allereest verwijzen naar het aktiemanifest dat bij India Nieuwsbrief 40 bijgesloten was en hieronder in het kort de tegenargumenten geven.
Er zijn miljoenen kleine melkveehouders, met name in het noorden en oosten van India, die mede door de konkurrentie van zuivelhulp een te lage prijs voor hun melk krijgen. Het gevolg van die ondebetaling is dat de melkfabrieken van Operatie Vloed na 15 jaar zuivelhulp nog steeds voor de helft tot driekwart van zuivelimporten afhankelijk zijn. De EG en de VS hopen natuurlijk dat die afhankelijkheid uiteindelijk een interessante kommerciële markt voor zuivelprodukten oplevert. Alleen met een lonende melkprijs voor de producenten kan de Indiase zuivelindustrie op den duur zelfvoorzienend worden, zoals officieel ook de bedoeling van Operatie Vloed is.
...Operatie Vloed heeft er niet toe geleid dat de armen in India meer melk zijn gaan drinken. Wel zijn er gegevens die er op wijzen dat de melkkonsumptie op het platteland is gedaald en in de steden (waar de melkkonsumptie al hoger lag) verder is gestegen. Daar is de melk nu ook voor de middengroepen bereikbaarder geworden. De zuivelhulp en de lage producentenprijs in delen van India maken het mogelijk de melk nu nog flink te subsidiëren. Desondanks is melk nog steeds een luxe produkt en een duur voedingsmiddel. Eiwitten uit granen zijn drie tot vijf keer goedkoper dan melkeiwitten. Arme groepen in de steden kunnen zich dan ook geen melk veroorloven of in zulke kleine hoeveelheden dat het geen bijdrage aan een betere voeding levert. Overigens is melk, hoewel in India zeer gewild, niet onmisbaar voor een goede voeding. Melk is om bovenstaande redenen niet met basisvoeding als granen en peulvruchten te vergelijken. Het voortzetten van de zuivelhulp zal de armen dan ook zeker niet aan meer melk helpen. Eerder het omgekeerd omdat door de toenemende fabrieksproduktie van boter ook het bijprodukt van de plaatselijke boterbereiding - karnemelk - uit de dorpen verdwijnt.

Veevoerimporten
Het stoppen van de veevoerimport uit India door de EG zou volgens Menon ten koste gaan van 'ontzettend veel arme veevoederproducenten'. Het meest geëxporteerde veevoer - veekoeken - is echter een bijprodukt van oliezaden. Zowel voor de daaruit gewonnen spijsolie als voor de veekoeken is er in India in principe een goede markt, zeker als een aantal melkproducenten een betere prijs voor hun melk krijgen. Omdat zoveel fabrieken bij de steden en havens worden gebouwd, wordt export al gauw gemakkelijker en lukratiever. De sojabonenverbouwers in Madhya Pradesh kunnen deze of andere oliezaden ook op de binnenlandse markt kwijt, want zowel aan spijsolie als aan veevoer bestaat in India een groot tekort. Het gras dat door vrouwen wordt verzameld voor het vee wordt ook nu niet geëxporteerd.

...Er zijn wel degelijk diverse organisaties en personen in India die de aktiepunten van 'Melk India Niet Uit' hebben onderschreven. Het is jammer dat daarin organisaties van landarbeiders en kleine boeren tot nu toe ontbreken. Een belangrijke reden daarvoor is dat een aantal kleine boeren op korte termijn ook enigszins van het programma profiteren. De lange termijn effekten van Operatie Vloed op andere boeren en landarbeiders en de invloed van de EG op de zuivelsektor in India, zijn vaak veel indirekter en ondoorzichtiger. Daarnaast missen landarbeiders en kleine boeren vaak de middelen om zich op een dergelijk terrein te organiseren. Desalniettemin hebben ook de melkproducenten binnen Operatie Vloed diverse malen tegen de te lage melkprijs en de konkurrentie van de zuivelhulp geprotesteerd.
Het blootleggen en bestrijden van de vaak toegedekte negatieve invloed van westerse ontwikkelingshulp, is een vorm van solidariteit met arme groepen in India en een taak bij uitstek van organisaties als de Landelijke India Werkgroep.



LIW IN 'T NIEUWS

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Kinderarbeid & Onderwijs

HOME Landelijke India Werkgroep

Landelijke India Werkgroep - 13 augustus 2003