Ingezonden briefHulp en konditionaliteit |
|
Naar aanleiding van de brochure 'Melk India Niet Uit', gaat Usha Menon in een open brief aan het bestuur van de Landelijke India Werkgroep (LIW) in op het stellen van voorwaarden aan ontwikkelingshulp. Hier volgt een verkorte weergave:
"In de voorbije jaren is er een grote diskussie geweest binnen de LIW over de noodzakelijkheid en/of wenselijkheid van de konditionaliteit, verbonden aan de hulp aan India. In deze bijdrage wil ik een pleidooi houden tegen elke vorm van konditionaliteit. Ik zal dit illustreren aan de hand van de aktie 'Melk India Niet Uit', die in de India Nieuwsbrief enkele keren aan de orde is geweest.
De ontwikkelingen die in een land als gevolg van buitenlandse hulp op gang worden gebracht, hebben twee aspekten. Enerzijds zijn er de internationale belemmeringen en anderzijds zijn er de nationale. Als het internationale aspekt de oorzaak is van het niet slagen van de ontwikkelingshulp, dan wordt het in het westen noodzakelijk om naar wijzigingen binnen de eigen samenleving en de internationale verhoudingen te streven. Maar als het falen van de hulp toe te schrijven is aan de interne omstandigheden, dan kan en mag men niet verwachten dat de donorlanden de interne strukturen in India gaan veranderen.
Als bijvoorbeeld de kunstmeststoffen de arme boeren niet bereiken, is dit te wijten aan de bestaande machtsverhoudingen in India en het is onverantwoord dat westerse regeringen, die overigens in hun eigen landen ook niet uitermate begaan zijn met het lot van de arme mensen, die interne strukturen zouden gaan aanpakken. Wat we Reagan niet toestaan mogen we Lubbers en Martens evenmin toestaan. Konditionaliteit moet in dit licht worden bekeken.
De realiteit is dat ontwikkelingshulp over het algemeen gepaard gaat met alle mogelijke vormen van voorwaarden aan de regeringen in de Derde Wereld. Van het IMF is dit volop bekend, al was het maar door de broodoproeren die dikwijls volgen op opgelegde bezuinigingsmaatregelen. Ook in India kwamen afgelopen februari de eerste grote demonstraties tegen de verhoging van voedselprijzen.
De verhoging van voedselprijzen is blijkbaar iets dat niet alleen door het IMF wordt ingebracht. Ook goedbedoelde solidariteitsakties zien in hogere marktprijzen de oplossing voor bepaalde problemen. Zo is een van de aktiepunten van de 'Melk India Niet Uit'-kampagne het stopzetten van de EEG-zuivelhulp, zodat de melkboeren weer hogere prijzen voor hun melk kunnen vragen. De voedselsubsidie aan de konsumenten in de steden zou moeten worden beëindigd. Het argument dat het de armen niet bereikt is feitelijk onjuist. Het feit dat de armen minder melk drinken is bovendien op zichzelf geen enkele reden om het produkt als een overbodige luxe te beschouwen en de prijs dan maar te verhogen. Met dat argument kan worden voorgesteld om in India de graanprijzen te verhogen omdat die ook met name door de rijken worden gekonsumeerd.
Marktmechanisme
Zonder melkhulp zou de overheid in India twee alternatieven hebben: een verhoging van de melkprijs aan de konsumenten, of een verlaging van de melkprijs aan de producenten. In beide gevallen zal er grote sociale onrust uitbreken en zullen uiteindelijk politie en leger orde op zaken moeten stellen.
Net als de Wereldbank, vindt de Operatie-Vloed-aktiegroep dat verhoging van de melkproduktie vooral bereikt moet worden door verhoging van de melkprijzen. De boeren zouden dan een grotere bereidheid hebben om te produceren. Omdat de arme groepen dan geen melk meer zouden kunnen kopen, wordt voorgesteld om voor die groepen dan speciale subsidies te verstrekken.
Dit komt in feite neer op een herhaling van de strategie van de Groene Revolutie: groei en rechtvaardige verdeling worden van elkaar losgemaakt. Er wordt gewed op de sterkeren en de zwakken krijgen wat subsidies toegestopt, uiteraard slechts in die mate dat de regering het wil en mag van het IMF. De voorbije twintig jaar hebben het faillisement van die benadering overduidelijk bewezen. De scheiding
groei - rechtmatige verdeling heeft ertoe geleid dat dertig miljoen ton graan onverkoopbaar in de voorraadschuren ligt opgeslagen in een land waar zeker de helft van de bevolking honger lijdt. De multinationals kunnen ondertussen tevreden zijn: de levering van koelinstallaties en verpakkingsmachines leggen geen windeieren.
De oplossing die in de aktiebrochure van de Operatie-Vloedgroep wordt voorgesteld is eigenlijk ongeloofwaardig. Ze is bedoeld als oplossing voor alleen de melkveehouders en in de praktijk, zoals op blz. 23 van de brochure is aangegeven, voor de rijkere melkveehouders. De belangen van andere boeren die andere produkten op de markt brengen, bijvoorbeeld veevoeder, worden door de voorgestelde oplossing
in de verdrukking gebracht. Als, zoals voorgesteld, de veevoederexport naar Europa wordt stopgezet, zullen de prijzen die de veevoerproducenten krijgen als gevolg van de overschotten naar beneden gaan. Als dat gebeurt zullen uiteraard ontzettend veel arme veevoerproducenten, zoals de sojaboon-keuters in Madhya Pradesh en de talloze vrouwen die gras verzamelen, de kous op de kop krijgen.
Solidariteit
Wie in India heeft trouwens aan organisaties in het westen het verzoek gericht om een aktie tegen de melkleveranties op touw te zetten? In de brochure staat dat er in India geen enkele organisatie is opgestaan om de eisen van de LIW te onderschrijven. De organisaties van landarbeiders en arme boeren ontbreken in elk geval. De aktie wordt verkocht als een vorm van solidariteit tussen het Nederlandse
en het Indiase volk. De voorgestelde oplossing ondermijnt echter de broodnodige solidariteit in India tussen producenten en konsumenten, tussen boeren, melkhandelaren en arbeiders in de grote melkfabrieken.
In plaats van in te spelen op een verzoek van basisorganisaties in India, zoals is gebeurd bij de levering van trawlers enkele jaren geleden, en hier een vuist te maken naar regering en EEG, wordt nu in feite de hulp van regering en de machtige EEG ingeroepen om in India bepaalde ontwikkelingen op gang te brengen: geen melk naar India, en als ze die melk dan toch willen, laat ze dan daarvoor de
prijs betalen. De prijs omvat een terugdraaien van de subsidies aan de konsumenten en hogere prijzen voor de producenten (d.w.z. een belangrijk aspekt van het IMF-voorwaardenbeleid) en "kommerciële importen als het meest voor de hand liggende alternatief" (blz. 65-66).
Aktiegroepen kunnen een grote bijdrage leveren precies door het terugbrengen van de voorwaarden die met de hulp aan ontwikkelingslanden gepaard gaan en niet door op te komen voor nog meer voorwaarden, hoe goed bedoeld die ook zijn.
Steun aan de mensen en bewegingen in India kan gegeven worden door aktiviteiten tegen de onrechtvaardige internationale relaties. Ze kan ook aan bepaalde ontwikkelingen in India zelf worden gegeven. Het moet dan wel rechtstreeks gebeuren en niet via de eigen regering of de EEG.
In een zeer beperkt aantal gevallen is druk op de eigen regering met betrekking tot specifieke projekten wel mogelijk. In het geval van de trawlers is van de Nederlandse regering geëist de leverantie in het kader van ontwikkelingshulp stop te zetten. In de eerste plaats had de meest direkt betrokken groep van katamaran-vissers in zuidelijk India hierom verzocht. In de tweede plaats waren de negatieve gevolgen van de nieuwe technologie duidelijk aangetoond. Het was geen
nieuwe technologie die naast de oudere technologie kon bestaan en tot een verhoging van de vangst zou leiden, maar zou alleen uitmonden in de liquidatie van de arme vissers door de trawlers. Operatie Vloed is hiermee niet te vergelijken.
Met deze reaktie wil ik niet beweren dat Operatie Vloed een goed projekt zou zijn. De negatieve gevolgen kunnen niet toegeschreven worden aan de levering van zuiveloverschotten persé. Het koppelen van voorwaarden aan de levering zal het probleem alleen nog erger maken. Als India een andere politieke en ekonomische struktuur zou hebben met andere klassen aan de macht, dan zouden die overschotten wel degelijk gebruikt kunnen worden om de zuivelsektor te moderniseren. Maar in dat geval zou waarschijnlijk geen hulp worden gegeven."
|