Het Europees parlement en de Europese Commissie hebben begin dit jaar groen licht gegeven voor opnieuw zeven jaar zuivelhulp aan India. Operatie Vloed mag in gewijzigde vorm doorgaan.
Helpt de zuivelhulp de komende jaren wel de vooral kleinere boeren of is de hulp vooral voordelig voor de zuivelindustrie in India en Europa? De Landelijke India Werkgroep voerde een aantal jaar actie onder het motto 'Melk India niet uit'. Gerard Oonk verdiepte zich in de Indiase zuivel. "Mede door de zuivelhulp is de vraag naar melk gestegen."
"Bovendien worden in de fabriek veelal luxe-produkten geproduceerd die de armsten in de steden niet kunnen betalen. De koopkracht is de beperkende factor. In de hoofdstad New Delhi is een overvloed aan luxe produkten zoals yoghurt en toetjes, maar verse melk is nog steeds schaars." Voor de op grote afstand van een stad gelegen dorpen en districten is het Operatie Vloed distributiesysteem aantrekkelijk, maar voor dorpen onder de rook van de stad is het oneconomisch. "Met de melkbus achter op de fiets, zo ging de boer de klanten langs. De consumenten hadden iedere dag verse melk die ze altijd eerst koken om de bacteriën te doden. Door de melk eerst aan de fabriek te leveren, wordt een nieuwe dure tussenschakel in het leven geroepen. Dit gaat ten koste van de prijs die de boeren voor hun melk krijgen." Hulpkanalen India wil graag zelfvoorzienend worden op zuivelgebied. De cijfers wijzen echter uit dat het grote Aziatische land waarschijnlijk nooit op alleen haar eigen zuivel kan drijven. Voor 1988 is er 60.000 ton melkpoeder nodig. Aan hulp ontvangt het land 18.000 ton, waardoor nog voor 42.000 ton aan commerciële importen overblijft. Aan boterolie is dit jaar 20.000 ton nodig, waarvan 6.000 ton via de hulpkanalen binnenstroomt. 14.000 ton moet op een commerciële manier worden aangekocht: "De produktiestijging blijft achter bij de vraag. Dat maakt de kans alleen maar groter dat de EG in de toekomst ook commerciële export naar India gaat bedrijven." In een doctoraalscriptie van M. Radstaake van de universiteit van Leiden naar de achtergronden van Operatie Vloed, wordt een relatie geconstateerd tussen de zuivelindustrie in Europa en in India. "Eerst werden technische installaties verkocht voor de opbouw van de zuivelsector. Zolang het land niet in staat was de binnenlandse vraag en de binnenlandse produktie op elkaar af te slemmen, bleven importen uit Europa noodzakelijk. Bij een stijgende vraag ontstond nieuwe vraag naar zuiveltechnologie uit Europa." In de studie wordt de verwachting uitgesproken dat het ook de Europese zuivelfabrieken zullen zijn die na beëindiging van Operatie Vloed hel meeste profiteren van de importbehoefte aan zuivel, die India dan zal hebben. De belangrijkste kritiek die in de studie wordt geuit op de vorm van zuivelhulp is dat het te grootschalig is. "Het systeem is alleen efficient bij een grootschalige commerciële veehouderij, terwijl de Indiase plattelandseconomie juist gekenmerkt wordt door kleine, verspreid liggende, produktieeenheden. Boeren die alleen in hun eigen onderhoud voorzien." Ondanks alle kritiek is Gerard Oonk positiever over de toekomst van Operatie Vloed dan enkele jaren geleden. "Er is nu vastgelegd waar de zuivelhulp voor bedoeld is. Politici zijn er van overtuigd geraakt dat Operatie Vloed niet de enige en beste hulpmethode is. Operatie Vloed en projecten voor andere landen als Sri Lanka zijn mede door onze acties bij- of uitgesteld. Het grote voordeel van India was dat er al een coöperatieve beweging bestond. Boeren hadden zich al georganiseerd. In Sri Lanka is dat veel minder het geval. |
LIW IN 'T NIEUWS |
Maatschappelijk verantwoord ondernemen |
Kinderarbeid & Onderwijs |
HOME Landelijke India Werkgroep |