olgens de Indiase wet ben je een kind als je jonger dan 14 jaar bent. Als je beneden die leeftijd het grootste deel van de dag voor geld of goederen werkt, dan verricht je kinderarbeid.
'Ik bezocht een klein, donker, smoezelig eethuisje of dhaba, zoals dat in New Delhi heet. Een smerig uitziende, magere, slecht geklede jongen van nauwelijks twaalf jaar oud, bracht thee rond voor een stuk of vijftien klanten. Een aantal kopjes in zijn kleine handen in evenwicht houdend, haastte de jongen zich om de schreeuwende klanten te bedienen. Plotseling stoof een man op de wasbak af en botste tegen de jongen aan. De thee vloog over de kleren van de man en hij ontstak in woede. Hij gaf de jongen zo'n keiharde klap dat deze stond te tollen op zijn benen.'
'Een paar jongens vertelden me dat ze door de eigenaar, door oudere jongens of door de lokale maffia gedwongen werden tot sex. Ze zeiden: Wat moeten we doen meneer? Als we onze bazen niet gehoorzamen, verliezen we niet alleen onze banen maar krijgen we ook een ongenadig pak slaag.'
(Sudbindra Shukla, National Herald). |
Volgens tellingen van de Indiase regering zijn er nu ongeveer twintig miljoen werkende kinderen. Twee miljoen daarvan zouden werkzaam zijn in gevaarlijke industrieën zoals de vuurwerk-, lucifer-, leer-, sigaretten- en tapijtindustrie. Maar volgens onafhankelijk onderzoek waren er in 1983 echter al vierenveertig miljoen werkende kinderen. Als er, behalve de toename van de bevolking, weinig is veranderd, dan is dat aantal nu opgelopen tot een getal tussen de vijfenvijfzestig miljoen. Als je echter afgaat op alle kinderen tussen de zes en veertien jaar die in India niet naar school gaan dan zou het aantal werkende kinderen zelfs rond de honderd miljoen kunnen liggen (op een bevolking van ruim negenhonderd miljoen).
Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen kinderarbeid en kinderwerk. Veel Indiase kinderen werken bijvoorbeeld mee op het land, in het eigen bedrijfje of in de huishouding. Zolang deze en andere werkzaamheden genoeg tijd overlaten voor onderwijs en spel, is er sprake van kinderwerk.
Er is sprake van kinderarbeid als kinderen werk verrichten dat een bedreiging vormt voor hun geestelijke en lichamelijke gezondheid en ontwikkeling. Vaak werken kinderen in een ongezonde omgeving en worden ze slecht betaald. Een werkdag van acht tot veertien uur zonder vrije dagen voor een kwartje per dag is in India heel gewoon.
Van de werkende kinderen in India zijn naar schatting tien miljoen het slachtoffer van een vorm van slavernij of 'gebonden arbeid'. Meestal gaat het om kinderen die gedwongen worden te werken om een schuld van hun ouders, ontstaan door een lening met woekerrente, af te betalen. De lening is bijvoorbeeld afgesloten om eten of kleding te kopen of om een bruiloft te betalen. Het kind dat de schuld moet 'wegwerken' krijgt meestal nog minder betaald dan anders of krijgt helemaal geen loon. Daardoor kan de schuld nooit afgelost worden. Zo heeft de geldschieter een zeer goedkope arbeidskracht. Schuldslavernij is volgens de Indiase wet verboden. Deze wet wordt door gebrek aan controle en door de macht van de geldschieters - vaak bazen van bedrijven, grote boeren of handelaren - nauwelijks uitgevoerd.
'Sharif (ongeveer 12) is een bhattiwallah, wat wil zeggen: hij zit aan de oven en prikt er bellen glas. Hij heeft een doek rond zijn hoofd gedraaid om zijn haar tegen schroeihitte en uitslaande valmmen te beschutten. Hij toont littekens aan beide onderarmen. Zijn ouders zijn werkloos. Sharif verdient, zegt hij, 20 tot 25 roepia's ( 1,- tot 1,25, ofwel ongeveer € 0,50) per dag voor ongeveer 12 uur werk. Hijzelf krijgt op het werk een karige hapte eten, maar over zijn ouders en vier jongere broers en zussen, maakt hij zich zorgen. Zijn loont stelt zijn ouders niet in staat alle monden te voeden, en in afwachting van het moment dat andere kinderen van de familie aan de slag gaan, heeft zijn vader bij de baas van Sharif geld moeten lenen. Hoe groot de oorspronkelijke lening was, weet Sharif niet meer, maar met rente erbij is het bedrag inmiddels tot 4.000 roepia's opgelopen. Dit geld bindt Sharif aan de fabriek: hij moet blijven werken tot de schuld is afbetaald, of tot een van zijn broertjes of zusjes als onderpand kan dienen.'
(Rudy Rotthier, 'Kinderen van de krokodil') |
Een speciale groep werkende kinderen zijn de straatkinderen. Je hoeft maar in India rond te lopen of je ziet kinderen die schoenen poetsen, in hotels of restaurants werken, sigaretten of souvenirs verkopen, vuil verzamelen of bedelen. Alleen in de hoofdstad New Delhi zijn dat er naar schatting al 300.000. Soms wonen deze kinderen thuis in een krottenwijk of op een trottoir met hun ouders, maar vaak moeten ze het alleen zien te redden omdat ze geen ouders hebben of door problemen thuis zijn weggelopen. Veel van deze kinderen slapen in (bus)stations, in portieken, op trottoirs of op de plek waar ze werken. Deze kinderen moeten niet alleen hard werken om te  Kinderen maken wierookstokjes. | overleven, maar worden ook vaak misbruikt of bedreigd door hun bazen, criminelen, drugverslaafden en zelfs de politie.
Er zijn meer werkende meisjes dan jongens. Op elke tien jongens werken er meer dan twaalf meisjes. Dat is het gevolg van de opvattingen over meisjes. Ouders zullen eerder hun zoon naar school sturen dan hun dochter, zoals dat nog niet zo lang geleden ook in Nederland gebeurde. Meisjes doen vaak thuis het 'onzichtbare werk' dat minder wordt gewaardeerd, maar soms nog zwaarder is dan werk buitenshuis. Als meisjes wel buitenshuis werken, dan doen zij vaker het smerige werk. Zo werken er voornamelijk meisjes in de luciferindustrie in Zuid-India en beginnen meisjes soms al op hun vijfde met het rollen van beedis, lokale sigaretten. Jongens mogen vaker werk doen waarvoor meer vaardigheden nodig zijn.
Valli van vijf maakt touw in het dorp Walajah, dichtbij de stad Vellore. Zij krijgt maar 25 cent na een werkdag van 14 uur. De reden is dat haar vader een schuld van 50 gulden aan haar werkgever heeft. Omdat hij deze schuld nooit kan terugbetalen, moet Valli bijna gratis voor haar baas werken. |
De meeste kinderen - ruim 80% - werken in de landbouw en het huishouden. In de landbouw werken vooral jongens als landarbeider of als 'dagloner' die wordt ingehuurd voor allerlei klussen. Meisjes werken niet alleen thuis in het huishouden, maar ook vaak als dienstmeid in rijke gezinnen. Volgens een onderzoek werken alleen al in New Delhi 20.000 meisjes onder de veertien jaar hele dagen bij rijke gezinnen.
e oorzaken van kinderarbeid in India liggen in het verre verleden. De oude traditie van slavenarbeid door gezinnen die kasteloos of van lage kaste zijn, is een van die oorzaken. Zoals we hebben gezien, is (kinder)slavernij nog volop aanwezig in India. Nog steeds worden vooral de kastelozen of 'paria's' en hun kinderen daarvan het slachtoffer. Veel mensen zien hen nog steeds als minderwaardig en 'onrein'.
Vroeger leerden veel kinderen - vooral jongens - een ambacht van hun vader, bijvoorbeeld wever, boer of pottenbakker. Er was toen maar een zeer kleine groep kinderen die naar school ging, voornamelijk uit de kasten van priesters en ambtenaren. De meeste kinderen leerden een beroep in de praktijk. Nu is dat veel minder het geval. Veel voormalig ambachtswerk gebeurt nu routinematig in fabrieken en werkplaatsen of je moet er een vak voor leren. Daarvoor is vaak basisonderwijs vereist. Als je als boer niet kunt lezen en schrijven, is het moeilijk een lening af te sluiten en de gebruiksaanwijzing van kunstmest te lezen. Als je als landarbeider of dienstmeid niet kunt lezen of rekenen, wordt je makkelijker bedrogen.
Op de vraag wat de belangrijkste oorzaak is van kinderarbeid volgt vaak het antwoord: armoede. Kailash Satyarthi, voorzitter van de Zuid-Aziatische Coalitie Tegen Kinderarbeid, draait de zaak om: 'Kinderarbeid is niet het gevolg, maar een oorzaak van armoede. In India werken vijfenvijftig miljoen kinderen in dienst van bazen en zijn zestig miljoen volwassenen werkloos. Het is een vicieuze cirkel. Als kinderen moeten werken en geen onderwijs volgen of een vak leren, zullen ze hun hele leven arm blijven. Hun gezondheid gaat er op achteruit. Misschien dat één op de honderd kinderen een vak leert, maar de rest blijft ongeschoold arbeider. Ze hebben geen enkele kans op ontwikkeling of groei en zullen de rest van hun leven het slachtoffer blijven van uitbuiting en misbruik. Waar kinderen worden ingezet, gaan ook de lonen voor volwassenen omlaag. Met als gevolg dat het gezinsinkomen eerder daalt dan stijgt, waardoor de kinderen helemaal niet meer gemist kunnen worden. Zo kom je in een neerwaartse spiraal.' (Unicef Nieuws, februari 1996)
 Armoede op zich hoeft geen reden te zijn voor kinderarbeid. In een van de armste provincies van India gaan wel bijna alle kinderen naar school. |
Volgens Unicef India is 'uitbuiting van de zwakken en kansarmen' de hoofdoorzaak van kinderarbeid. Armoede heeft daar in zoverre mee te maken dat arme mensen het meest kwetsbaar zijn voor uitbuiting.
Als er geen wetten of organisaties zijn die bescherming bieden, dan moeten volwassenen elk (laag) loon accepteren dat hen wordt geboden. Of accepteren dat zij helemaal geen werk krijgen maar dat hun 'goedkopere' kinderen worden ingehuurd. Ook zullen mensen eerder hun kind uit werken sturen als hun inkomen laag en onzeker is, vooral als het onderwijs slecht is. Of ze houden de kinderen thuis om voor het huishouden, de kleine broertjes en zusjes of het vee te zorgen zodat ze zelf kunnen werken of werk kunnen zoeken.
Toch blijkt dat armoede op zich geen reden hoeft te zijn voor kinderarbeid. In een van de armere deelstaten (provincies) van India - Kerala - gaan wel bijna alle kinderen naar school. In Kerala is de verdeling van de inkomens minder ongelijk dan in de rest van India. De arbeiders zijn er beter georganiseerd en verdienen daardoor een beter loon. De wetten die hun belangen (en die van kinderen) beschermen, bijvoorbeeld de Kinderarbeidwet, wordt er beter uitgevoerd. De deelstaatregering steekt veel meer geld in het basisonderwijs. Het gevolg is dat in Kerala de meeste kinderen naar school gaan en bijna iedereen kan lezen en schrijven. In de meeste andere deelstaten van India is dat nog niet de helft van de mensen.
De uitbuiting van kinderen blijft bestaan door het ontbreken van goed en verplicht onderwijs en een effectieve wetgeving tegen kinderarbeid (waarover straks meer). Dat maakt het voor werkgevers heel makkelijk en aantrekkelijk om 'goedkope' kinderen in dienst te nemen in plaats van volwassenen. De kinderen kosten aan loon vaak maar een kwart of nog minder dan een kwart van volwassenen. Een voordeel voor de werkgevers is ook dat kinderen minder mondig zijn dan volwassenen. Kinderen kunnen niet zoals volwassenen een vakbond vormen en zich samen inzetten voor meer loon en betere arbeidsomstandigheden.
Er wordt wel eens gezegd dat kinderarbeid nodig is, omdat sommige bedrijven anders failliet zouden gaan. Uit onderzoek is echter gebleken dat dit niet het geval is. Meestal steken de bazen de extra winst die ze maken door kinderen in plaats van volwassenen in dienst te hebben, gewoon in eigen zak. Eigenaren laten vaak na hun fabrieken te moderniseren omdat kinderarbeid zo goedkoop is dat zij niet willen investeren in betere productiemetboden. Op den duur gaat de Indiase export daardoor achteruit en prijst men zichzelf uit de markt.
n de grondwet die India na zijn onafhankelijkheuid in 1947 aannam, staat dat 'geen kind jonger dan veertien jaar in een fabriek of mijn mag werken, noch enige gevaarlijke arbeid mag verrichten'. India heeft sindsdien diverse wetten aangenomen om kinderarbeid te beperken in winkels, fabrieken en mijnen, op plantages en bij de productie van sigaretten en sigaren. In 1986 werden deze wetten vervangen door de Kinderarbeidwet. De wet verbiedt kinderen onder de veertien jaar om in zeventien soorten bedrijven en beroepen te werken. Dat geldt bijvoorbeeld voor het rollen van sigaretten, het knopen van tapijten, het weven en verven van kleding, het werken in leerlooierijen, de bouw en de glas-, lucifer- en vuurwerkindustrie. In de meeste overige beroepen is kinderarbeid toegestaan voor maximaal zes uur per dag, inclusief een half uur rust en een vrije dag per week. Nachtwerk voor kinderen is verboden.
Er zijn veel gevaarlijke beroepen die niet voor kinderen zijn verboden zoals het slijpen van edelstenen, het schoonmaken van riolen en het rapen van vuil. Trouwens ook het werk van de vele jonge dienstmeisjes is gevaarlijk, omdat ze totaal afhankelijk zijn van de families waar ze werken en nogal eens lichamelijk of geestelijk worden misbruikt. Het  Er zijn vele gevaarlijke beroepen die niet voor kinderen verboden zijn, zoals het slijpen van edelstenen. | verbod op kinderarbeid in sommige gevaarlijke beroepen en de regels voor werk dat wel is toegestaan, gelden niet voor kinderen die thuis meewerken. Dat heeft tot gevolg dat veel werk door een fabriek of door handelaren wordt 'uitbesteed' aan gezinnen. Op deze manier knopen bijvoorbeeld honderdduizenden kinderen de hele dag thuis tapijten, draaien sigaretten of maken wierookstokjes. Volgens de wet mag dat en is de handelaar die de producten opkoopt, vaak voor een schijntje, niet strafbaar. De Kinderarbeidwet is evenmin van toepassing op kinderen die meewerken in de landbouw of die het vee hoeden. Datzelfde geldt voor kinderen die thuis de hele dag huishoudelijk werk verrichten.
Al met al zijn de wetten tegen kinderarbeid maar op ongeveer 8% van alle werkende kinderen van toepassing. Voor de rest van de werkende kinderen zijn er eigenlijk geen wetten die hen beschermen.
De Kinderarbeidwet is niet alleen ongeschikt om het probleem echt aan te pakken, ook de uitvoering is slecht. Er zijn veel te weinig controleurs en ze worden niet zelden omgekocht. Als een zaak wel voor de rechtbank komt, dan blijft deze vaak jaren 'in beraad'. De straffen zijn zo laag dat de overtreders van de Kinderarbeidwet rustig met hun praktijken doorgaan. Veel werkgevers hebben goede contacten met lokale politici. Te actieve controleurs worden vaak onder druk gezet 'om het wat rustiger aan te doen'.
e belangrijkste reden voor het voortduren van de omvangrijke kinderarbeid in India is het ontbreken van goed en verplicht basisonderwijs. Volgens de grondwet had de overheid al in 1960 moeten zorgen voor gratis en verplicht basisonderwijs voor elk kind tot vijftien jaar. De werkelijkheid is dat momenteel circa de helft van de kinderen tussen de zes en veertien jaar niet naar school gaat. Van de meisjes gaat zelfs 70% niet naar school. De meeste kinderen beginnen wel met school, maar de meerderheid houdt er al snel mee op. Minder dan een kwart maakt uiteindelijk de basisschool af. Een Indiaas kind brengt gemiddeld maar 2,4 jaar op school door. Voor de kastelozen ligt dat nog veel lager. In 1991 waren er in India dan ook 482 miljoen analfabeten.
Het is niet verbazingwekkend dat veel kinderen niet naar school gaan. Er zijn onvoldoende scholen, leermiddelen en onderwijzers. De kwaliteit van veel scholen - vooral op het platteland - is slecht. Van de 570.000 lagere scholen in India heeft 35% maar één onderwijzer. Onderwijzers komen regelmatig niet opdagen. Veertig procent van de scholen heeft geen schoolbord, 60% procent geen drinkwater, 70% geen bibliotheekje, 90% geen gebouw en elke onderwijzer heeft gemiddeld 63 leerlingen. De manier van les geven bestaat vaak uit klassikaal uit het hoofd leren en sluit weinig aan bij de ervaringen van kinderen. Vooral de kasteloze kinderen klagen regelmatig over discriminatie door onderwijzers van hogere kasten. Het onderwijs is gratis, maar de schoolboeken en meestal verplichte schooluniformen zijn dat niet. De regering besteedt veel te weinig geld aan het onderwijs en vindt al jaren dat de uitgaven eigenlijk moeten verdubbelen. Toch gebeurt dat niet. Ook gaat maar een derde van het onderwijsbudget naar het basisonderwijs. De rest gaat naar het voortgezet en hoger onderwijs, waarvan vooral de rijkeren en hogere kasten profiteren.
Wat is de reden dat India zo weinig aandacht en geld besteedt aan het onderwijs? Dit komt niet omdat de mensen in India geen belangstelling voor onderwijs hebben. Eigenlijk is het, gezien de tekortkomingen van het basisonderwijs, verbazingwekkend dat nog zoveel kinderen naar school gaan. Ouders die het zich maar even kunnen permitteren, hebben er zelfs veel geld voor over om hun kind op de beste school te krijgen.
Volgens diverse onderzoekers en organisaties krijgen veel kinderen geen basisonderwijs, omdat de rijken en hoge de kasten niet erg geïnteresseerd zijn in onderwijs voor de armen en de lage kasten. De hogere kasten vinden dat de kinderen van de armen zijn geboren om het zware en ongeschoolde werk te doen. Als ze onderwijs krijgen, worden ze opstandig en willen ze het vuile werk niet meer doen. Vaak zijn de armen zelf ook gaan geloven dat dit hun lot is.
Is een land als India dan niet te arm om goed onderwijs voor elk kind te betalen? Nee, want in de arme deelstaat Kerala en in andere arme landen zoals Sri Lanka is gebleken dat basisonderwijs voor elk kind best is op te brengen.
ordt er in India dan niets tegen kinderarbeid gedaan? Toch wel. Vooral de afgelopen vijf jaar hebben particuliere organisaties flink actie gevoerd tegen kinderarbeid en is de Indiase regering op dit terrein actiever geworden. Alle belangrijke organisaties tegen kinderarbeid pleiten voor goed, gratis en verplicht basisonderwijs.
De Zuid-Aziatische Coalitie Tegen Kinderarbeid (SACCS) speelt een belangrijke rol in de strijd tegen kinderarbeid. In deze coalitie werken organisaties uit India, Pakistan, Nepal en Sri Lanka samen. De Indiase afdeling van SACCS bestaat uit circa 250 particuliere organisaties. Onder aanvoering van Kailash Satyarthi hebben ze met succes druk op overheid en politici uitgeoefend om meer tegen kinderarbeid te doen. SACCS heeft ook de pers en de vakbonden, studentenorganisaties en religieuze leiders actief bij het onderwerp betrokken. Enkele demonstratieve voettochten door heel India, waarbij gebieden met veel werkende kinderen werden bezocht, hebben veel mensen van het probleem bewust gemaakt.
SACCS heeft in de loop der jaren ongeveer 27.000 kinderen op verzoek van hun ouders uit onder meer de tapijt- en glasindustrie bevrijd. Zij biedt een deel van deze kinderen opvang en onderwijs in haar 'Mukti Ashram' (bevrijdingsschool) bij New Delhi. In 1995 heeft de coalitie op scholen een grote actie gevoerd géén vuurwerk te kopen. In deze bedrijfstak werken duizenden kinderen onder zeer gevaarlijke omstandigheden. SACCS roept de consumenten en regeringen in het westen op om alleen producten, bijvoorbeeld tapijten, te importeren of te kopen die niet door kinderen zijn gemaakt. Dat viel erg slecht bij de Indiase regering, maar het heeft er wel mede toe geleid dat de vorige Indiase regering steeds meer vanuit het buitenland werd bekritiseerd om haar lakse houding tegenover kinderarbeid. In de VS is zelfs een wetsvoorstel ingediend om de import van door kinderen gemaakte producten te verbieden. Het Europees Parlement wil ook iets dergelijks. De angst om exportmarkten te verliezen heeft volgens de Indiase pers de regering sterk aangespoord kinderarbeid eindelijk serieus te nemen.
Kindereisen
Wij, 1100 werkende kinderen van India, die naar Madras zijn gekomen voor onze nationale conventie, willen graag aan de volwassenen van dit land onze wensen en eisen voorleggen.
Wij zijn arme kinderen, we hebben goed voedsel nodig. We moeten ook goedkope winkels, water, licht en gezondheidsvoorzieningen dicht bij onze huizen krijgen.
We willen dat jullie ons naar school laten gaan. We willen goede en gratis scholen dichtbij onze huizen en ook gratis boeken en uniformen. Als we goed te eten krijgen op school zullen onze ouders ons eerder naar school toe sturen. U kunt ons ook financiële hulp geven zodat we naar school kunnen gaan.
We willen niet werken. Maar onze ouders hebben geen banen, ze hebben moeten lenen. Als zij genoeg geld hebben hoeven wij niet meer te werken. Als het niet anders kan geeft u ons tenminste veilige banen!
 Demonstraties tijdens de nationale conventie tegen kinderarbeid in Madras. "Wij eisen goed en gratis onderwijs." |
Overal werken wij, dag en nacht. We krijgen allerlei ziektes. Geef ons zekerheid en veiligheid. Voor degenen van ons die ver van huis werken kan voor overblijfscholen, tehuizen, gezondheidsvoorzieningen en goed eten gezorgd worden.
Als er crèches en dagverblijven zouden zijn konden onze jongere broertjes en zusjes daar blijven. Alleen dan kunnen wij naar school gaan.
Werkgevers, politie en ouders die kinderen slaan, hun geld aan alcohol uitgeven, hun dochters heel jong uithuwelijken, zouden streng gestraft moeten worden.
Zeg alstublieft aan de mensen in ons dorp en onze ouders dat werken niet mag van de wet en dat het niet goed is voor ons. Waarom weten zij niks van de wereld om zich heen? Als we niet leren zullen wij en onze volgende generatie arm en achtergesteld blijven!
Wie houdt er niet van spelen? We zouden mogelijkheden moeten hebben om te dansen, te zingen, te spelen, te tekenen en veel meer dingen te doen. Wie zou er niet graag leren? Kunt u ons onderwijs geven dat interessant is?
Tijdens verkiezingen plakken we posters en schreeuwen we hoera, waardoor die politici een paar zetels krijgen. Daarom moeten ze iets goeds voor ons doen.
Stuur ons niet weg na deze bijeenkomst. Ouderen, onderwijzers, ouders en de overheid moeten iets doen om een eind te maken aan kinderarbeid. Laten we niet ophouden met deze strijd tot dat het doel bereikt is.
Nationale Conventie van Kinderarbeiders
18-20 december 1994, Madras, India
|
De (vorige) Indiase regering heeft het belangrijke 'Verdrag Inzake De Rechten Van Het Kind' getekend, dat regeringen verplicht kinderen te beschermen tegen economische uitbuiting en gevaarlijk en schadelijk werk door een minimumleeftijd voor arbeid en aangepaste werktijden vast te stellen. Het verdrag verplicht de Indiase regering ook tot het invoeren van verplicht en gratis onderwijs (maar zegt niet hoe snel dit moet gebeuren).
 De voeten van een kinderarbeider in de baksteenindustrie. |
In 1994 heeft de regering besloten ruim 400 miljoen gulden uit te trekken om twee miljoen werkende kinderen vóór het jaar 2000 uit gevaarlijke industrieën te halen. Het programma wil onder meer speciale scholen voor bevrijde kinderen en werkgelegenheidsprogramma's voor volwassenen. Daarnaast is voor het hele land een programma van schoolmaaltijden aangekondigd, zodat het extra aantrekkelijk wordt om naar school te gaan. De uitvoering van deze programma's gaat tot nu toe erg traag. Door de vorige regering zijn nog diverse andere maatregelen tegen kinderarbeid aangekondigd. Het is nog onduidelijk of de in juni 1996 aangetreden nieuwe regering ze allemaal zal overnemen.
Het regeerakkoord van de nieuwe Verenigd Front-regering van premier Deve Gowda is op papier veelbelovend. De regering belooft dat de uitgaven voor onderwijs in het jaar 2000 bijna zullen zijn verdubbeld. In plaats van een derde, wil men de helft daarvan aan het basisonderwijs besteden. Opvallend is ook dat de regering gratis en verplicht onderwijs tot een, zo nodig via de rechter af te dwingen, fundamenteel recht van elke burger wil maken. Wellicht dat men het voorstel van Unicef India volgt om de leerplicht geleidelijk in te voeren: vanaf de eerste klas elk jaar een klas erbij.
Ook de uitvoering van andere, door particuliere organisaties voorgestelde maatregelen is van belang in de strijd tegen kinderarbeid. Verbetering van de nu meestal 'tweederangs' positie van vrouwen en meisjes is een van de belangrijkste maatregelen. Versterking van de positie van vrouwen en vrouwenorganisaties blijkt te leiden tot betere kansen voor hun kinderen en vooral hun dochters. Als vrouwen de kans krijgen zich te ontplooien, zullen ook hun dochters meer kansen krijgen en eerder naar school gaan.
De uitvoering van de wet op het minimumloon en goede werkgelegenheidsprogramma's, maken het voor volwassenen makkelijker om hun kinderen naar school te sturen. Uitvoering van de belofte van de nieuwe regering alle volwassenen op het platteland honderd dagen werk per jaar te garanderen, bijvoorbeeld in openbare werken, kan daarom in belangrijke mate bijdragen aan de strijd tegen kinderarbeid.
Het is nog afwachten wat de nieuwe regering zal doen met de kritiek op het systeem van avondonderwijs voor werkende kinderen. In plaats van een overgangsmaatregel, is dit systeem inmiddels uitgegroeid tot een vorm van derderangs-onderwijs voor kinderen die overdag werken. Het is niet alleen een extra belasting voor deze kinderen, maar het lukt op deze manier ook niet om hen te leren lezen en schrijven.
Tienduizend werkende kinderen naar school
'We willen leren en niet werken' roept een groep glunderende meisjes van rond de tien jaar, die in een zomerkamp van vier maanden wordt voorbereid op de vierde klas van de basisschool. Het kamp - dat ik onlangs bezocht - wordt georganiseerd door de Indiase M. Venkatarangaiya (MV) Stichting in de deelstaat Andhra Pradesh. Deze organisatie is er de afgelopen jaren in geslaagd om ongeveer 10.000 kinderen, waaronder veel schuldslaven, uit hun werk te halen en op de basisschool te krijgen. Het gaat om de armste, kasteloze kinderen waarvan de ouders, als ze al werk hebben, veelal als landarbeider hun brood moeten verdienen.
De MV Stichting richt zich op alle partijen die bij de kinderarbeid en het onderwijs betrokken zijn: kinderen, ouders, werkgevers, onderwijzers en de overheid. Ze vindt dat alle werkende kinderen op gewone scholen horen te zitten, dus ook meisjes die in het huishouden werken.
Drieduizend vrijwilligers die door de MV Stichting zijn getraind, leggen de contacten met de ouders en kinderen. Het zijn vaak ex-werkende kinderen die dankzij de stichting een opleiding hebben genoten.
Uitnodigingen voor avondklassen en driedaagse 'speel- en leerbijeenkomsten' moeten de kinderen voor het onderwijs motiveren. Zij worden daardoor vaak zo enthousiast dat ze hun ouders overtuigen dat zij naar school willen. Ruim voor het begin van het schooljaar worden de ouders van de vijf- tot achtjarigen benaderd om hun kind bij de school in te laten schrijven. Is er geen school, dan zorgt de MV Stichting drie jaar voor een onderwijzer als de ouders het geld voor het schoollokaal bijeenbrengen. Na drie jaar moet de overheid de school overnemen.
De ouders zijn nauw bij het onderwijs betrokken via dorpscomités en comités van ouders en onderwijzers, die onder meer de kwaliteit van het onderwijs bewaken. Met de bazen zoekt de MV Stichting het conflict niet op; ze worden door de vrijwilligers en dorpscomités wel flink aangesproken op hun morele verantwoordelijkheid om de kinderen naar school te laten gaan.
Oudere kinderen van negen tot veertien jaar kun je niet meer in de eerste klas laten beginnen. Vier maanden lang worden zij voorbereid voor de vierde of vijfde klas van de gewone basisschool. Een deel van de kinderen gaat naar door de regering betaalde kostscholen,
waar de kinderen voedsel en goede begeleiding krijgen. Omdat veel meisjes nu naar school gaan, is hun gemiddelde huwelijksleeftijd gestegen van dertien tot achttien jaar. Heel belangrijk is ook dat de lonen van de volwassenen zijn gestegen omdat er nog maar weinig 'goedkope' kinderen zijn. De bazen moeten dus wel meer loon betalen.
De MV Stichting is zo succesvol dat haar werkwijze is overgenomen door de districtsoverheid. Terwijl de stichting zelf in 125 dorpen werkt, hebben ze 1.200 vrijwilligers en tachtig betaalde medewerkers getraind voor een soortgelijk overheidsprogramma in achthonderd dorpen.
(Gerard Oonk)
|
e afgelopen jaren is in Nederland de discussie over kinderarbeid flink opgelaaid. Deze discussie gaat vooral over producten uit ontwikkelingslanden, zoals tapijten en kleding, die door kinderen zijn gemaakt en bij ons in de winkels liggen. Het metten maar boycotten daarvan is meestal niet de beste methode, hoewel in situaties waarin overreding en andere vormen van druk geen enkel resultaat hebben, een boycot nodig kan zijn.
In de meeste gevallen is de beste aanpak dat bezorgde consumenten (en organisaties) die bedrijven aanspreken op hun verantwoordelijkheid die producten importeren en verkopen die door kinderen zijn gemaakt. We kunnen deze bedrijven vragen mee te doen aan een keurmerk dat of een gedragscode die de import en verkoop van 'producten van kinderarbeid' verbiedt en bijdraagt aan goede arbeidsvoorwaarden voor de werknemers. Om geloofwaardig te zijn, moet zo'n keurmerk of code door een onafhankelijke instelling worden gecontroleerd. Voor tapijten is er nu zo'n keurmerk: het 'Rugmark'. Een keurmerk voor kleding is in voorbereiding.
 Het 'Rugmark'-logo |
India en Nepal exporteren momenteel tapijten met een keurmerk dat de deelnemende exporteurs verplicht zonder kinderarbeid te werken en hun werknemers minstens het minimumloon te betalen. Dit keurmerk heet 'Rugmark'. In Duitsland hebben deze tapijten al een marktaandeel van 30% van alle Indiase tapijten. In Nederland zijn enkele bedrijven bezig met de invoering. Deze tapijten zijn waarschijnlijk eind 1996 verkrijgbaar (vraag bij de Landelijke India Werkgroep bij welke bedrijven).
Waarom nu juist een keurmerk voor tapijten?
Hoewel het wettelijk verboden is, werken ongeveer 300.000 kinderen in de Indiase tapijtindustrie. In Pakistan en Nepal zijn de aantallen respectievelijk ongeveer 500.000 en 200.000. Bijna alle tapijten gaan naar Europa en de VS. In India is de tapijtindustrie geconcentreerd in de noordelijke deelstaat Uttar Pradesh. Werkdagen van twaalf uur of langer voor kinderen van zes zijn heel 'gewoon'. De kinderen werken in  Hoewel het wettelijk verboden is, werken ongeveer 300.000 kinderen in de Indiase tapijtindustrie. | slecht geventileerde en schaars verlichte hutten en werkplaatsen. Tuberculose, nachtblindheid, huidziekten en misvormingen van benen en rug komen veel voor. Extra ernstig is dat veel kinderen niet thuis wonen maar bij de eigenaar van het weefgetouw. Een groot deel van hen wordt namelijk als 'schuldslaaf' geronseld in andere gebieden. De langdurige scheiding van hun ouders is voor de kinderen traumatisch.
SACCS, Unicef India en andere organisaties hebben het initiatief voor het Rugmark genomen. Er is inmiddels een goed werkend inspectiesysteem. De westerse importeurs zijn verplicht om 1% van de invoerwaarde van de tapijten in een fonds te storten. Daarmee financiert de Rugmark Stichting projecten om 'ex-tapijtkinderen' opvang en onderwijs te bieden, het ronselen van nieuwe kinderen te voorkomen en de ouders een beter inkomen te verschaffen.
Een concrete manier voor de consument om kinderarbeid te bestrijden is het kopen van 'fair trade producten' in de Wereldwinkels en Fair Trade Shops. Zij verkopen bijvoorbeeld thee, kleding en handwerkproducten van coöperaties uit India die voor 'eerlijke prijzen' zijn ingekocht. Via deze coöperaties kunnen volwassenen zelf hun situatie verbeteren, zodat hun kinderen naar school kunnen. Elke Nederlander kan ook bijdragen aan de strijd tegen kinderarbeid door hulporganisaties en vakbonden te steunen die projecten tegen kinderarbeid en vóór onderwijs in India financieren, zoals Bilance, de FNV, Hivos, Kinderen in de Knel, Novib en Unicef. Samen met de onderwijzers- en lerarenvakbond (ABOP/NGL), de Fair Trade Organisatie, de Wereldwinkels en de Landelijke India Werkgroep starten deze organisaties in september 1996 met een handtekeningenactie om de Nederlandse regering en de Europese Unie actiever te laten worden tegen kinderarbeid. Zij vragen Nederland en de EU:
Geef steun via ontwikkelingshulp aan het basisonderwijs in India en andere ontwikkelingslanden. Het is belangrijk deze steun te combineren met programma's om werkende kinderen uit hun werk te halen en voor te bereiden op het gewone onderwijs.
Dit is mogelijk door de werkende kinderen per streek, dorp of stad actief op te sporen, hun ouders te betrekken bij het onderwijs en oudere kinderen 'klaar te stomen' om in een hogere klas met school te beginnen. De MV Stichting en andere organisaties laten zien dat dit kan (zie kader hierboven).
De Wereldbank, Europese Unie en Nederland geven momenteel al veel hulp aan een nieuwe vorm van basisonderwijs in India: het District Basisonderwijs Programma. Het is de bedoeling dat dit onderwijs beter van kwaliteit wordt en dat veel meisjes en kasteloze kinderen ervan gaan profiteren. Het programma is er echter niet op gericht veel nieuwe kinderen, die nu nog hele dagen werken, op school te krijgen. De vrees bestaat dat deze worden 'afgescheept' met avondonderwijs.
Geef steun aan keurmerken voor producten zonder kinderarbeid. Dit kan onder meer door de invoerbelastingen voor deze producten af te schaffen, bijvoorbeeld die voor Rugmark-tapijten en 'Fair Trade' producten die de producenten een goede beloning voor hun werk geven.
De Europese Unie geeft ontwikkelingslanden de mogelijkheid hun producten tegen een lager importtarief dan normaal naar de EU te exporteren. Verder is het vanaf 1998 mogelijk een extra korting op de invoerrechten te geven als een land bijvoorbeeld geen kinderarbeid toestaat. Hoe dit uitgevoerd gaat worden is nog niet duidelijk. Krijgt een land extra tariefkorting voor al haar exportproducten als er geen kinderarbeid is? Als dat zo is, dan komt geen land in aanmerking of wordt er gesjoemeld met de criteria. Het is veel beter om de importtarieven alleen extra te verlagen (en liefst af te schaffen) voor producten waarvan degelijk is gecontroleerd of ze niet door kinderen zijn gemaakt. Dat geldt bijvoorbeeld voor tapijten met het Rugmark-keurmerk, voor 'Fair Trade' producten en voor een keurmerk voor 'schone kleding'. Dat laatste keurmerk verbiedt niet alleen kinderarbeid, maar wil ook zorgen dat de werknemers onder meer een goed loon krijgen en zich in een vakbond kunnen organiseren. Nederland en de EU kunnen veel bijdragen aan het succes van dergelijke keurmerken door de ontwikkeling en marketing ervan te steunen.
Doe al het mogelijke om extreme vormen van kinderarbeid zo snel mogelijk uit te bannen.
Natuurlijk moet kinderarbeid helemaal worden uitgebannen, maar schuldslavernij, gevaarlijk werk, kinderprostitutie en werk van kinderen onder de twaalf jaar moeten zo snel mogelijk worden aangepakt. Dat kan bijvoorbeeld door projecten van particuliere organisaties en regeringen te steunen die deze wantoestanden serieus willen bestrijden.
Belangrijk is ook dat de Nederlandse regering en de EU het onderwerp kinderarbeid steeds nadrukkelijk blijven aankaarten bij regeringen die kinderarbeid in hun land onvoldoende bestrijden. Het blijkt dat dit helpt.
Het is voor de Europese Unie sinds vorig jaar mogelijk om de speciale handelsvoordelen in te trekken van ontwikkelingslanden die slavernij toestaan. Pakistan en Birma zijn inmiddels aangeklaagd. Om een goed beeld te krijgen van geïmporteerde producten die met kinderarbeid en kinderslavernij worden gemaakt, zou de EU een wereldwijd onderzoek moeten instellen. Dat maakt het makkelijker om effectieve maatregelen te nemen.
(foto's: Martine Kruijtbosch, Harrie Timmermans)
|