Tweede Kamer der Staten-Generaal
26 485 | Maatschappelijk verantwoord ondernemen |
Nr. 25 | BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 maart 2004
In het algemeen overleg van 22 januari 2004 over maatschappelijk verantwoord ondernemen heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken toegezegd u te informeren over de geopperde wens om de activiteiten van het Kenniscentrum MVO onder te brengen bij het NIDO. Mede
namens de Staatssecretaris van VROM informeer ik u met deze brief.
Ik constateer dat zowel het NIDO als het Kenniscentrum MVO instituten zijn die op een eigen wijze bijdragen aan duurzame ontwikkeling.
De opdracht aan het NIDO was gericht op het in gang zetten van ingrijpende vernieuwingen waarmee dilemma's die bij duurzame ontwikkeling spelen dichter bij een oplossing komen. Kennis- en expertiseontwikkeling, en in het verlengde daarvan kennisverspreiding, waren activiteiten om «sprongen naar duurzaamheid» vorm te geven. Het onderwerp maatschappelijk verantwoord ondernemen was in een aantal programma's daarbij ook aan de orde.
De Staatssecretaris van Economische Zaken heeft er in het algemeen
overleg van 22 januari jl. op gewezen dat de doelstellingen van het Kenniscentrum anders zijn dan die van het NIDO. Het samenvoegen van beide organisaties is om die reden niet eerder aan de orde geweest. Het Kenniscentrum MVO zal zich, zoals gezegd. primair richten op kennisverspreiding over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dit is vastgelegd in de notitie over opzet en taakstelling van het Kenniscentrum MVO alsmede in de concept-statuten. Deze stukken hebben uw Kamer volgens de daarvoor geëigende procedure gepasseerd. Op hoofdlijnen en in meerderheid is de in deze stukken neergelegde taak en doelstelling van het Kenniscentrum door uw Kamer onderschreven.
Startpunt van de discussie over het Kenniscentrum MVO vormde het SER-advies «de Winst van Waarden». Zowel in dit SER-advies over maat- schappelijk verantwoord ondernemen als in het standpunt van het kabinet daarover (Kamerstukken 11, vergaderjaar 2000-2001, 26 485, nr. 14) is beargumenteerd waarom het Kenniscentrum MVO onafhankelijk zou moeten zijn. Tevens bent u over de organisatorische positionering van het Kenniscentrum MVO en de mogelijkheid taken van het Kenniscentrum MVO onder te brengen bij een bestaande organisatie geïnformeerd bij brief van 21 maart 2003 (Kamerstukken 11, vergaderjaar 2002-2003, 28 775, nr. 2). Over deze stukken is in uw Kamer gesproken op 24 april 2003 (Kamerstukken 11, vergaderjaar 2002-2003, 27 467, enz., nr. 10). In aansluiting daarop heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken de Kamer bij brief van 7 okt. 2003 (EZ-03-534) laten weten over te gaan tot oprichting van de Stichting Kenniscentrum MVO. In de begroting van het Ministerie van Economische Zaken 2004 zijn de voor het Kenniscentrum MVO bestemde middelen expliciet opgenomen bij artikel 03.20.090 (bijdrage aan Instituten).
Tenslotte hebben de Vaste Commissies van VROM en Economische Zaken op 18 december 2003 (kenmerk 117/VROM/2003) aan de Staatssecretarissen van VROM en EZ verzocht om een afschrift van hun reactie inzake het behoud van NIDO in Leeuwarden naar de Tweede Kamer te sturen. In dit verband verwijs ik naar de beantwoording door de Staatssecretaris van VROM van kamervragen over het voortbestaan van het NIDO (Kamerstukken 11, vergaderjaar 2003-2004, 2030405390).
Ik kom tot de conclusie dat hoewel de doelstellingen van het NIDO en het Kenniscentrum MVO verschillen er, voorzover het kennis over maatschappelijk verantwoord ondernemen betreft, raakvlakken te vinden zijn. In dit verband deel ik u mee dat mijn collega, Staatssecretaris Van Geel, op 6 april a.s. met dhr. Nijpels, voorzitter NIDO, overleg zal voeren over de toekomst van het NIDO. De mogelijkheden om van de opgebouwde kennis en expertise van het NIDO gebruik te maken bij de totstandkoming van het Kenniscentrum MVO zullen in dit gesprek worden verkend. De Staatssecretaris van VROM zal u over de uitkomsten van dit gesprek, mede namens mij, informeren.
De Minister van Economische Zaken,
|
KST74683 0304tkkst26485-25 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers 's-Gravenhage 2004 |
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 26 485, nr. 25 |
pagina VERANTWOORD ONDERNEMEN |
begin document |