English version of this page   print terug

Antwoord van de heer Špidla namens de Europese Commissie,

op

Schriftelijke vraag [E-3320/08, 29 mei 2008] van Thijs Berman en Richard Howitt,

Betreft: Actieplan kinderarbeidvrij ondernemen

2 september 2008


Vraag 1
In het kader van de campagne „Stop kinderarbeid — School, de beste werkplaats” is onlangs het „Actieplan kinderarbeidvrij ondernemen” gepubliceerd. Is de Commissie bereid dit actieplan binnen alle relevante economische programma’s, politieke dialogen en ontwikkelingsprogramma’s te ondersteunen en te bevorderen?

Vraag 2
Om de strijd tegen kinderarbeid kracht bij te zetten zouden burgers, werkgevers en organisaties gebruik moeten kunnen maken van een telefonische hulpdienst om gevallen van kinderarbeid te melden. Is de Europese Commissie bereid om een telefonisch meldpunt voor kinderarbeid te openen en te ondersteunen, zodat iedereen informatie kan verstrekken over kinderarbeid binnen de directe bedrijfsactiviteiten of de keten van toeleveranciers van ondernemingen in de EU?

Vraag 3
Is de Commissie, aangezien er voor een effectief EU-beleid tegen kinderarbeid diepgravender informatie over kinderarbeid bij ondernemingen in de EU nodig is, bereid het telefonisch meldpunt voor kinderarbeid te ondersteunen met substantiële onderzoeksmogelijkheden?

Vraag 4
In zijn resolutie over maatschappelijk verantwoord ondernemen heeft het Parlement de Europese Commissie verzocht jaarlijks verslag te doen van dit onderwerp. Is de Commissie bereid elk jaar een dergelijk verslag te publiceren en in dat verslag de bevindingen op te nemen van het telefonisch meldpunt voor kinderarbeid en het door de bijbehorende organisatie verrichte onderzoek?

Vraag 5
Het voltallige Nederlandse parlement heeft besloten dat steun aan ondernemingen (bijvoorbeeld in de vorm van deelname aan handelsmissies of subsidies) uitsluitend kan worden gegeven indien de begunstigde onderneming kan aantonen dat er binnen haar bedrijfsactiviteiten en keten van toeleveranciers geen gebruik wordt gemaakt van kinderarbeid, of anders een openbaar, tijdgebonden actieplan presenteert ter bestrijding van eventuele kinderarbeid. Is de Commissie bereid ten aanzien van de door haar geboden steun aan ondernemingen een vergelijkbaar beleid door te voeren?




Antwoord van de heer Špidla namens de Commissie (2-9-2008)


De Commissie erkent het verband tussen kinderarbeid en onderwijs, en dus het belang van acties als de door het geachte Parlementslid genoemde campagne „Stop kinderarbeid — School, de beste werkplaats”.

De Commissie staat een holistische benadering van de uitbanning van kinderarbeid voor met een mix van maatregelen met betrekking tot de arbeidsmarkt, de sociale dialoog en sociale bescherming, die zal bijdragen tot een betere toegang tot onderwijs. Zij moedigt een aanpak aan in de trant van het Braziliaanse „Bolsa Família”-programma, waarbij inachtneming van de leerplicht wordt gecombineerd met stimulansen om kinderen naar school te sturen door hun families te compenseren voor het verlies aan inkomsten uit kinderarbeid. Dergelijke initiatieven moeten gekoppeld worden aan steun voor de onderwijssector, waaronder het lager middelbaar onderwijs, om kwaliteitsonderwijs te verstrekken tot ten minste de minimumleeftijd waarop kinderen mogen werken.

Deze multidimensionele benadering ligt onder meer ten grondslag aan recente Commissiedocumenten zoals de mededeling „Een bijzondere plaats voor kinderen in het externe optreden van de EU”(1) en het als werkdocument van de diensten van de Commissie bij die mededeling gevoegde actieplan(2), waarin de bestrijding van kinderarbeid als prioriteit voor maatregelen op regionaal en wereldniveau wordt aangemerkt. Beide documenten werden in de recente conclusies van de Raad over de bevordering en de bescherming van de rechten van het kind in het extern optreden van de EU(3) positief ontvangen.

De bestrijding van kinderarbeid maakt sinds 2004 ook deel uit van het strategisch partnerschap van de EG met de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), waarbij de Commissie in de externe samenwerking maatregelen inzake fatsoenlijk werk steunt, waaronder de bestrijding van kinderarbeid in al zijn vormen overeenkomstig de IAO-Verdragen nr. 182 betreffende de ergste vormen van kinderarbeid en nr. 138 betreffende de minimumleeftijd voor toelating van kinderen tot arbeid. Het meest recente werkdocument van de diensten van de Commissie „Report on the EU contribution to the promotion of decent work in the world”(4) maakt ook gewag van de voornaamste door de EG ondersteunde acties ter bestrijding van kinderarbeid. Bijvoorbeeld, in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid, een project van 20 miljoen euro in Egypte ter verbetering van de situatie van kinderen die gemarginaliseerd dreigen te raken, waaronder kinderen die gevaarlijk werk en andere ergste vormen van kinderarbeid verrichten (2003); een project van 25 miljoen euro in Moldavië voor de ontwikkeling van geïntegreerde maatschappelijke dienstverlening voor kwetsbare kinderen en risicogezinnen (2003); in Azië een project van 5 miljoen euro in Pakistan ter bestrijding van kinderarbeid, dat samen met de IAO wordt uitgevoerd.

Het „EU-actieplan inzake de rechten van het kind in het buitenlands beleid” erkent dat het Internationaal programma voor de uitbanning van kinderarbeid (IPEC) van de IAO moet worden opgeschaald door EU-donoren. De Commissie zelf heeft onlangs 15 miljoen euro aan het IPEC toegewezen ter bestrijding van kinderarbeid in de landen van Afrika, het Caraïbisch gebied en de Stille Oceaan (ACS). Kinderarbeid is ook prioritair in het thematisch programma „Investeren in mensen”. De Commissie zal de bilaterale handelsbesprekingen en het SAP + blijven gebruiken om fundamentele arbeidsnormen geratificeerd en daadwerkelijk ten uitvoer gelegd te krijgen, waaronder de belangrijkste arbeidsverdragen van de IAO met betrekking tot kinderarbeid.

De Commissie organiseert in samenwerking met de IAO regionale seminars voor de EG-delegaties om collega's meer bewust te maken van het belang van en beter inzicht te geven in de beginselen van fatsoenlijk werk, waaronder de bestrijding van kinderarbeid, en in de manier waarop deze beginselen kunnen worden toegepast en geïntegreerd in de hulpverlening van de EG in partnerlanden.

De Commissie neemt ook elke gelegenheid te baat om haar partners waar ook ter wereld aan te moedigen bovengenoemde verdragen te ratificeren en daadwerkelijk ten uitvoer te leggen.

De kinderrechten lopen samen met de andere mensenrechten ook als een rode draad door alle acties van het ontwikkelingsbeleid van de Europese Gemeenschap.

In artikel 50 van de Overeenkomst van Cotonou herbevestigen de partijen hun gehechtheid aan de op internationaal vlak erkende fundamentele arbeidsnormen, zoals omschreven in de respectieve IAO-Verdragen, waaronder de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid. De EG is met de ACS-partners in gesprek over de uitbreiding van de verplichting tot inachtneming van de fundamentele arbeidsnormen tot contracten die ingevolge de Overeenkomst van Cotonou uit het Europees Ontwikkelingsfonds worden gefinancierd.

De Commissie blijft zich er ook voor inzetten om samen met ondernemingen en belanghebbenden te werken aan de wereldwijde bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen(5). In dat verband onderhoudt de Commissie contacten met andere internationale organisaties om transparantie te stimuleren, waaronder ook informatie aan de consument over hoe producten worden vervaardigd.

Ten slotte verplicht de EU(6) ondernemingen waaraan contracten zijn gegund die uit de EU-begroting worden gefinancierd, tot naleving van de fundamentele arbeidsnormen bij de uitvoering van die contracten.



(1) COM(2008)55 def.
(2) "The European Union's Action Plan on children's rights in external action" (SEC(2008)136).
(3) 2870e zitting van de Raad Buitenlandse betrekkingen, 26 en 27 mei 2008.
(4) SEC(2008)2184 van 2 juli 2008.
(5) COM(2006)136 def.
(6) Verordening (EG) nr. 1905/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking, PB L 378 van 27.12.2006; Verordening (EG) nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 houdende algemene bepalingen tot invoering van een Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument, PB L 310 van 9.11.2006; Verordening (EG) nr. 1889/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot instelling van een financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld, PB L 386 van 29.12.2006.


Landelijke India Werkgroep - 9 september 2008