Hilel (foto: Souparna Lahiri)





Portemonneemakers blijven platzak

Hardleers

Als product van dode dieren is leer in het kastenstelsel vanouds een onrein materiaal, en het werken ermee voorbehouden aan onaanraakbaren en moslims. De leerindustrie kent – dus, zou je bijna zeggen – lage lonen, slechte arbeidsomstandigheden en volop kinderarbeid.

Het is lunchtijd op het Kasba Industrieterrein in Kolkata. Hilel (13) draagt een lunchbox voor zijn broer Kalim en diens collega’s. In een van de vele leerfabrieken op het terrein maken zij handtassen, portemonnees, riemen en handschoenen voor de Westerse markt. Hilel is manusje van alles, 12 uur per dag. Hij haalt thee en lunch, helpt met lijmen en andere klusjes, en verdient daarmee 3,65 euro per week. Hij hoopt snel aan de slag te kunnen als damestassenmaker, net als Kalim. Kalim heeft geen vaste baan, maar een contract op basis van stukloon. Per dag verdient hij ongeveer 1,45 euro, op een goede dag iets meer.
Hilel en Kalim zijn een jaar geleden naar Kolkata gekomen. Ze komen uit een arme moslimfamilie, hun ouders zijn landarbeiders. School vonden ze maar niks.
Kalim en Hilel zijn geen uitzondering. Uit een onderzoek in opdracht van de Landelijke India Werkgroep naar arbeidsomstandigheden in Indiase leerfabrieken en –looierijen blijken lage lonen en tijdelijke arbeidscontracten eerder regel dan uitzondering. Fabrieken hebben een kleine groep vaste werknemers in dienst, de rest wordt op tijdelijke basis ingehuurd. De tijdelijke werknemers hebben geen arbeidscontract, geen pensioen, geen ziektekostenverzekering, terwijl ze soms jaren in dezelfde fabriek werken. Ook besteden fabrieken werk uit aan onderaannemers die mensen per dag of op stukloon inhuren, of aan kleine werkplaatsen waar een voormalig fabrieksarbeider met een paar familieleden schoenen of handtassen in elkaar stikt. De stuksprijzen zijn laag, dus werken ze lange dagen. En als het druk is, helpen soms de kleinste handjes mee. In de moordende concurrentiestrijd doen producenten alles om de kosten te drukken en goedkope, flexibele arbeidskrachten zijn daarbij zeer behulpzaam.

Topcricketer
‘Ik werk 12 tot 14 uur per dag en kan de hele bovenkant van een schoen maken. Ik verdien 22 euro per maand,’ vertelt Indrajit (13) trots. Toen hij zeven was, overleed zijn vader. Hij knipt, stikt en lijmt nu in de werkplaats van een dorpsgenoot, die hem de fijne kneepjes van het vak heeft geleerd. Als er weinig werk is, helpt hij op het aardappelveld van zijn familie. Als het even kan speelt hij cricket. Later hoopt hij een topcricketer te worden, met een eigen werkplaats.
Veruit het grootste deel van de arbeiders in de leerindustrie is dalit; 20 procent is moslim. In het Indiase kastensysteem gold het werken met dode dieren traditioneel als onrein. Kaste-hindoes lieten het daarom over aan de ‘onaanraakbaren’, de Dalits. Op het Indiase platteland moeten zij nog steeds karkassen van dieren verwijderen. Ook leerbewerking is op deze manier een beroep geworden van Dalits – en van moslims, die het taboe niet kennen. Inmiddels is de leersector volledig geïndustrialiseerd, maar de meeste arbeiders zijn nog steeds Dalits en arme moslims. Toeval? ‘Nee,’ zegt vakbondsleider Tularam Sharma uit Uttar Pradesh. ‘Er is geen ander werk voor hen. Daarom kunnen de werkgevers doen wat ze willen; als het hen beter uitkomt, ontslaan ze hun werknemers of zetten ze vaste contracten om in tijdelijke.’

Baan kwijt
Debet aan de slechte omstandigheden is ook het ontbreken van organisatie onder de arbeiders. Aan vakbonden geen gebrek – maar het zijn merendeels door werkgevers opgerichte bonden. Om te kunnen exporteren moeten producenten voldoen aan de gedragscodes van hun Westerse klanten, en daarbij zijn vakbonden vaak inbegrepen. Werkgevers richten daarom vakbonden op die vooral op papier werknemers vertegenwoordigen en niet echt opkomen voor arbeiders die hun wettelijke rechten opeisen, zoals Upendra ondervond. Upendra (23) is Dalit, en voormalig arbeider in een fabriek die tassen en accessoires maakt. Hij en zijn collega’s werkten op stukloon en verdienden per maand zo’n 49 euro. Met vijfentwintig man eisten ze van hun werkgever een vast maandloon, zoals voorgeschreven door de Indiase wet. Op een dag kwamen ze erachter dat de enige WC in de fabriek was afgesloten. Upendra verloor zijn zelfbeheersing en schreeuwde tegen de manager. Hij werd op staande voet ontslagen. Solidaire collega’s begonnen een staking. Na onderhandelingen kreeg Upendra zijn baan terug. Niet lang daarna werden hij en vier collega’s ervan beschuldigd de fabriekseigenaar bedreigd te hebben, en werden ze gearresteerd. De eigenaar wilde hun borgtocht betalen op voorwaarde dat ze zich nooit meer in de fabriek zouden vertonen. Upendra ging niet akkoord en diende een klacht tegen hem in. Die is nu in behandeling, maar zijn baan is hij kwijt.

XXX
terug
Dalits
HOME Landelijke India Werkgroep
tijdschrift INDIA NU
Landelijke India Werkgroep - 12 juni 2014