print terug
Uit: India Nu 143/144 (mei-aug 2003)



India maakt einde aan 'onze' bilaterale hulp

Nederland moet kans grijpen om nieuwe relatie met India op te bouwen


Na veertig jaar, en de overdracht door Nederland van vele miljarden euro's, heeft de Indiase regering eigenhandig een punt gezet achter de huidige bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Nederland. Minister Van Ardenne heeft de Indiase beslissing verwelkomd India heeft Nederland en dertien andere landen echter tegelijkertijd aangeboden om de bilaterale relatie op een andere manier voort te zetten. Het lijkt er op dat Van Ardenne dat aanbod bewust negeert. Daarmee laat ze, tenzij de Tweede Kamer er een stokje voor steekt, mogelijk de kans lopen om de ontwikkelingsrelatie met India juist effectiever vorm te geven.

India kondigde begin maart aan haar huidige bilaterale relatie met een aantal landen met 'kleine hulppakketten' te willen beëindigen. Al langer speelde - als spiegelbeeld van de discussie in Nederland - in India de discussie dat het niet erg effectief was om een bilaterale relatie met een te groot aantal landen te onderhouden. Sommige landen gaven India een paar miljoen euro per jaar. De 'verwerkingskosten' daarvan waren aanzienlijk. Verder erkent India nu expliciet dat de bilaterale hulp effectiever kan werken als relatief kleine bijdragen niet naar grote, vrij logge regeringsprogramma's gaan, maar naar vernieuwende initiatieven. Doorgaan op de oude voet is daarom inderdaad niet verstandig.

India heeft echter laten weten dat zij het wél op prijs zou stellen als de voormalige bilaterale donoren hulp willen blijven geven aan maatschappelijke instellingen, particuliere organisaties, universiteiten en dergelijke. De Indiase regering wil een jaarlijks overleg over de te steunen organisaties en hun plannen, maar het echte werk verder overlaten aan die organisaties en hun donoren. Dat biedt mogelijkheden om de relatie op een nieuwe en meer effectieve manier voort te zetten.


Imagoverandering

De verandering van de bilaterale relaties met veertien landen, waaronder de maar liefst veertigjarige bilaterale relatie met Nederland, heeft echter ook duidelijk politieke achtergronden. India wil zich positioneren als wereldmacht, en daarbij passen geen hulprelaties van regering tot regering met een groot aantal kleine landen. Ook zal het land in de toekomst geen aan leveranties van donoren gebonden hulp meer accepteren. De Times of India concludeert dat India kiest voor een imagoverandering van hulpontvanger naar hulpgever. India geeft immers tegenwoordig zelf hulp aan andere ontwikkelingslanden. Het land dat ooit afhankelijk was van acties als Eten voor India (zie de rubriek 'India Toen' in India Nu, mei-aug 2003) wil laten zien dat zij in een andere fase van ontwikkeling is beland. India kent inderdaad elk jaar een behoorlijke economische groei en heeft een groeiende middenklasse die daar de vruchten van plukt. Ook politiek ambieert India de status van wereldmacht en haar invloed neemt toe, zeker in de regio.

Dat niet alleen de 'kleine hulppakketten' maar ook politieke motieven hebben meegespeeld bij de Indiase verandering van het hulpbeleid, blijkt het duidelijkst uit het stoppen van de huidige bilaterale relatie met Nederland. Nederland is met een bedrag van dit jaar 58 miljoen euro en volgend jaar 71 miljoen een van de grootste bilaterale donoren. De zeer bescheiden bilaterale hulprelatie met de Verenigde Staten blijft overeind, terwijl de minstens twee tot drie maal zo omvangrijke Nederlandse bilaterale hulp niet meer gewenst is. Dat Nederland niet meer 'mee mag doen met de groten', kan ook nog van doen hebben met de - overigens terechte - relatief kritische opstelling van Nederland in internationale fora met betrekking tot de discriminatie van kastelozen en de massamoord in de deelstaat Gujarat.


Eer aan zichzelf

Het nieuwe Indiase lijstje laat zien dat in het vervolg alleen Japan, Engeland, de Europese Unie, de Russische Federatie en de VS nog directe hulp aan de Indiase regering mogen geven. De boodschap is duidelijk: we willen alleen nog een bilaterale hulprelatie met grote landen (plus het EU-blok) met een behoorlijk hulppakket. De VS en Rusland kunnen natuurlijk niet gebruuskeerd worden. Overigens zijn ook (middel)grote landen met een klein hulppakket als Australië, Frankrijk en Canada als bilaterale donor over de rand gevallen.

Half juni liet minister Van Ardenne weten het einde van de hulprelatie met India te verwelkomen en zelfs de lopende programma's te willen overdragen aan India. Nederland geeft momenteel steun aan programma's op het gebied van basisonderwijs, water, milieu, vrouwenemancipatie, plattelandsontwikkeling, geestelijke gezondheidszorg en lokaal bestuur. Het voorstel van Van Ardenne betekent dat ze de tussen 2003 en 2005 begrootte € 186 miljoen voor deze programma's in kas houdt. Daarmee gaat de minister nadrukkelijk verder dan de Indiase regering, die de lopende programma's gewoon wil afmaken. Opvallend is echter vooral dat Van Ardenne niet reageert op het Indiase aanbod om de bilaterale hulp op een andere leest te schoeien.

Verrassend is dat niet. Van Ardenne liet namelijk al op 24 april jl. aan de Tweede Kamer weten weinig zin meer te hebben in de bilaterale hulp aan India. Ze zei weliswaar dat de beslissing nog niet genomen was - dat zou alleen een missionair kabinet kunnen doen - maar meldde toch alvast 'dat de uiteindelijke conclusie zou kunnen zijn dat de relatie met India inhoudelijk, kwalitatief en effectief niet aan de maatstaven van de Nederlandse regering voldoet'.

Belangrijke redenen voor Van Ardenne om te stoppen zijn de continuering van het kernwapenprogramma en de stelselmatige schending van mensenrechten in de deelstaat Gujarat. Gujarat is een van de drie deelstaten die Nederland, vanwege het veronderstelde goede beleid en bestuur, in 1999 koos voor de besteding van de hulp. Ook hekelde Van Ardenne in de Kamer de Indiase minister van Financiën, die het 'mogelijk lastig vindt dat donoren vragen om verantwoordelijkheid van de zijde van de Indiase overheid'. Tenslotte zat het de minister duidelijk dwars dat India niet van plan was een overeenkomst te tekenen voor meer samenwerking tussen het bedrijfsleven van beide landen. Na zoveel argumenten tégen voortzetting van de hulp, was het moeilijk voorstelbaar dat de bilaterale hulp aan India de nieuwe minister zou overleven. Voor India was dat wellicht nog een extra reden de eer aan zichzelf te houden en de afwijzing door Nederland niet af te wachten.


Consequent maar kortzichtig

Van Ardenne is in haar opstelling overigens wel consequent. Al bij de discussie in 1999 met haar voorgangster Herfkens over de landenkeuze voor structurele bilaterale samenwerking, liet Van Ardenne weten dat gelijk met die aan Pakistan ook de bilaterale hulp aan India beëindigd zou moeten worden. De toenemende Indiase bewapening, het langdurige conflict met Pakistan en de ongelijke inkomensverdeling als oorzaak van de armoede, waren toen de belangrijkste argumenten. De VVD wilde om dezelfde redenen stoppen met de bilaterale hulp aan India. CDA en VVD stelden, met instemming van Herfkens, als tussenoplossing voor om alleen hulp te geven aan de deelstaten met een goed beleid en bestuur. Een van die deelstaten was en is Gujarat, de deelstaat waar vorig jaar ruim tweeduizend moslims zijn vermoord met steun van een regering die nog steeds aan de macht is en de daders niet vervolgt. Overigens is het een fictie dat, zoals Van Ardenne destijds aanvoerde, de keuze voor enkele deelstaten betekende dat Nederland geen bilaterale relatie meer met India zou hebben. De hulp bleef gewoon via New Delhi lopen en de centrale regering had de regie van de hulp in handen.

Nu India alsnog de mogelijkheid biedt om de ontwikkelingsrelatie te ontbureaucratiseren en inhoudelijk, kwalitatief en qua effectiviteit te verbeteren, gaat Van Ardenne niet in op het nieuwe Indiase aanbod. Ongetwijfeld weegt zwaar dat Ontwikkelingssamenwerking flink moet bezuinigen, aangezien de hulpbegroting door de nieuwe coalitie fors is 'vervuild' met oneigenlijke begrotingsposten als vredesoperaties, het klimaatfonds en exportkredietverzekeringen. Het is echter uitermate kortzichtig om de bezuinigingen te gebruiken om India en vooral de armste groepen in India links te laten liggen.

India heeft een voorstel gedaan voor een mogelijk effectievere aanwending van Nederlandse overheidshulp. Een voorstel dat serieus besproken moet worden. Juist nu het tijdperk van de Nederlandse hulp van overheid-tot-overheid aan India voorbij is, is het van groot belang de toekomstige Nederlandse relaties met het enorme Indiase subcontinent grondig te heroverwegen. Als relatief grote donor onder de kleinere, kan juist Nederland mee vorm geven aan een nieuw beleid. De Indiase regering heeft de 'nieuwe donoren' nadrukkelijk uitgenodigd. In 1992 heeft de laatste grote evaluatie van de hulp aan India plaatsgevonden. Alvorens het 'dossier India' nu abrupt te sluiten, zou eerst een nieuwe evaluatie van de afgelopen tien jaar hulp gemaakt moeten worden. Daarnaast is het van belang de aanzienlijke expertise die in Nederland en elders aanwezig is te consulteren over de meest effectieve opties voor nieuwe vormen van samenwerking met India.


Nieuwe vormen van samenwerking

Het geld dat nu aan bilaterale hulp wordt besteed, moet beschikbaar blijven voor bestrijding van de armoede en de realisering van mensenrechten in India. Juist in een democratisch land met grote sociale en politieke problemen, waarvan de relatie met Pakistan en het toenemende hindoe-extremisme niet de minste zijn, moet Nederland zich blijven committeren. Want India mag zich dan terecht als economische en deels politieke grootmacht presenteren, het is nog steeds het land met honderden miljoenen mensen die onder de armoedegrens leven en enorme sociale tegenstellingen. Het verdere lijstje is overbekend: India kent een kastensysteem dat de 160 miljoen dalits of 'kastelozen' fors discrimineert, de meeste vrouwen en meisjes hebben een tweederangs positie, het merendeel van de werknemers is afhankelijk van informele arbeid en heeft nauwelijks arbeidsrechten, ruim een derde van de Indiase kinderen gaat niet naar school, de gezondheidszorg voor de armen is belabberd en ook de watervoorziening is een gigantisch en groeiend probleem.

Er zijn diverse regeringsprogramma's die hieraan wat proberen te doen. Deze zijn vaak alleen effectief als maatschappelijke organisaties druk op de ketel houden en zelf met innovaties het beleid beïnvloeden. Daarvan bestaan talrijke positieve voorbeelden, deels ook gefinancierd met bilaterale hulp. Nieuwe vormen van samenwerking tussen particuliere organisaties, het bedrijfsleven, de vakbeweging, lokale (semi)overheidsinstanties, gemeenten, universiteiten, beroepsgroepen et cetera bieden de meeste kansen de politieke en institutionele tekortkomingen te doorbreken die de programma's ter bestrijding van armoede nu vaak weinig succesvol maken.

Naast deze nieuwe vormen van samenwerking, blijft ook de ondersteuning van zelfstandige maatschappelijke organisaties - die mensen mobiliseren en organiseren voor de realisering van het brede scala aan sociaal-economische en politieke mensenrechten - hard nodig. Deels komt die steun nu van medefinancieringsorganisaties (MFO's) als Novib, ICCO, Hivos en Cordaid, en de vakbeweging. Zij krijgen daarvoor geld van de Nederlandse overheid. Hen bedreigt het gevaar dat de Indiase regering de steun aan al te kritische Indiase organisaties wil kortwieken. Het overleg dat het Indiase departement van Economische Zaken nu jaarlijks met de ex-bilaterale donoren wil gaan voeren over nieuwe vormen van hulp, zou daarvoor als controle-instrument gebruikt kunnen worden. Nu loopt de 'toetsing' alleen via de goedkeuring die Indiase organisaties van de regering moeten hebben om hulp uit het buitenland te mogen ontvangen. Een sterkere greep op de directe hulp aan onafhankelijke organisaties die binnen de democratische rechtsorde opereren, zou zeer ongewenst zijn.

Als vervanging van de huidige bilaterale hulp, en naast het werk van de bestaande MFO's, zijn tal van nieuwe vormen van samenwerking tussen Nederlandse/Europese en Indiase maatschappelijke organisaties denkbaar en wenselijk. Bijvoorbeeld in samenwerking met organisaties op het gebied van milieu en natuurlijke hulpbronnen, de ontwikkeling van het midden- en kleinbedrijf, arbeid, consumentenrecht, gezondheidszorg, landbouw, fair trade, watervoorziening, onderwijs, het rechtssysteem, bestuurlijke know-how en maatschappelijk verantwoord ondernemen.


Politieke dialoog

Ontwikkelingssamenwerking is niet de enige relatie met India die opnieuw moet worden opgetuigd. Want ook zou Nederland, onder meer via de Europese Unie en internationale organisaties, sterker moeten inzetten op de politieke en mensenrechtendialoog met India over kwesties als de (nucleaire) bewapening en de relatie met Pakistan, de dreigende uitholling van de rechtsstaat door hindoe-extremisme en de voortdurende 'apartheid' van de kastendiscriminatie. Daarnaast kunnen bijvoorbeeld op het terrein van (maatschappelijk verantwoord) ondernemen en een breed geschakeerde culturele uitwisseling tal van nieuwe initiatieven worden genomen. Deze zijn natuurlijk deels van geld afhankelijk, maar vooral van politieke en maatschappelijke inzet, verantwoordelijkheid en creativiteit. Kortom: ministers Van Ardenne en De Hoop Scheffer, grijpt uw kansen!

Gerard Oonk


terug
begin document
HOME Landelijke India Werkgroep
tijdschrift INDIA NU
Landelijke India Werkgroep - 16 december 2003