terug
Uit: India Nieuwsbrief 39 (nov-dec 1985)



Kerala

Is de kleinschalige visserij
wel zo mooi?



In Kerala zijn alweer vier maanden lang duizenden mannen, vrouwen en kinderen die van de visserij leven, in aktie tegen een verdere aantasting van hun werkomstandigheden. De oorzaak van hun verslechterde situatie wijten ze aan de vismethoden, voornamelijk door gemechaniseerde trawlers, die het visbestand in de kustwateren zou doen verminderen. Ook al zijn er sinds 1980 door de overheid geen nieuwe cijfers gepubliceerd, uit angst de akties nieuwe voedingsbodem te geven, de kleine vissers zijn er van overtuigd dat de vangsten gelijkmatig achteruit gaan. Ze eisen daarom bescherming van hun visgronden dicht bij de kust (tot 5 km), verbod op milieu-onvriendelijke vistechnieken en meer regulering van de visserij door de overheid.
Hiermee hopen ze de verslechteringen in hun beroepsaktiviteiten tegen te kunnen gaan. In dit artikel wordt de vrees uitgesproken dat zij zich hierbij baseren op een nogal geïdealiseerd beeld van de kleinschalige visserij. Uit recente studies blijkt steeds duidelijker dat een kleine elite die de macht in handen heeft, door gebruik te maken van aangepaste technologie eveneens een grote bedreiging vormt voor de werkgelegenheid van de honderdduizenden die van de visserij afhankelijk zijn.



Kinderarbeid is een algemeen verschijnsel in de visserij (foto: J a n  Z w a r t)
In een pas verschenen publikatie van het Derde Wereld Centrum Groningen met de titel Grote Vissen Eten Kleine Vissen, worden de achtergronden van de problemen besproken, waarmee de vissers in Kerala, alsook die in andere maritieme Derde-Wereldlanden, al jaren worstelen. Ook de LIW heeft daar veel aandacht aan besteed, ondermeer in de brochure Blauwe Revolutie in India, in artikelen in de India Nieuwsbrief en tenslotte in de suksesvolle aktie tegen de levering aan India van garnalentrawlers door de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking. In al deze publikaties is ten overvloede gehamerd op de bedreiging die van de gemechaniseerde visserij uitgaat, met name voor het visbestand en daardoor de overlevingskansen van miljoenen die langs de kust van India van de visserij leven.
Toch kan iemand die zich in de materie heeft verdiept, zich niet aan de indruk onttrekken dat het gevoel van solidariteit en sympathie voor het lot van deze armsten der armsten geleid heeft tot het kritiekloos overnemen van een nogal geïdealiseerd beeld van de kleine visser. De kleinschalige visserij wordt aangeprezen als zijnde milieuvriendelijk, harmonisch en demokratisch, in tegenstelling tot de milieu-vernietigende moderne visserij die alleen op winst belust zou zijn. Er zijn voornamelijk twee elementen van deze voorstelling van de kleinschalige visserij die niet met de werkelijkheid overeenkomen: de spreekwoordelijke armoede van de vissers gaat veel langer terug dan de vrij recent gekonstateerde overbevissing, terwijl ook bij de kleinschaligheid van de niet-gemechaniseerde visserij vraagtekens geplaatst moeten worden. Aan de hand van de visserij van Kerala zal ik hier bespreken wat de achtergronden zijn voor het vertekend beeld dat zo populair aan het worden is.


    Kleine vissers spreekwoordelijk arm

Uit historisch onderzoek wordt steeds duidelijker dat de grote meerderheid van de vissers in Kerala al zeker sinds de vorige eeuw tot de armste bevolkingsgroepen gerekend moet worden en dat zij ook al bijna een eeuw lang hiertegen in verzet is gekomen. In 1917 kwamen vissers in opstand tegen de overheersing door handelaren. Dit baarde de toenmalige regering al zorgen, zodat er een uitgebreid programma op gang kwam waarin koöperatievorming en geleidelijke invoering van aangepaste technologie waren opgenomen.
In de dertiger jaren was een derde van de vissers al georganiseerd in koöperaties. De overheid nam in die tijd initiatieven om de kano's te mechaniseren, de handel in vis aan de kontrole van grote handelaren te onttrekken, het gebruik van ijs in te voeren, boot- en visnetmaterialen te verstrekken tegen beschermde prijzen enzovoort. Kortom, een heel skala aan verbeteringen die nu nog steeds door de vissers wordt aangedragen als oplossing voor hun erbarmelijke levensomstandigheden. Toch bleek de macht van de vishandelaren nauwelijks aantastbaar en moesten de kommissies die de overheid instelde om het falen van haar programma's te onderzoeken, keer op keer konstateren dat de grote zakenlui die de export van gedroogde vis kontroleerden, geen enkel belang hadden bij het verbeteren van de werkomstandigheden van vissers.

In de zestiger jaren kwam er, met de groei van de welvaart in het Westen en Japan, een groeiende vraag naar grote garnalen, die in zeer grote getale voor de kust van Kerala voorkwamen. In enkele jaren werd een gedeelte van de visserij toen volledig gemoderniseerd, met hulp van de Internationale Voedsel Organisatie FAO en Noorse ontwikkelingsgelden, maar vooral door het privé-initiatief van de visexporteurs zelf. Zij waren het dan ook die profiteerden van subsidies en beschermende maatregelen en daardoor in staat waren binnen enkele jaren kolossale winsten te maken. Om een idee te krijgen van de grootte ervan: terwijl in 1961 één ton vis voor de vissers 150 Rs. opbracht (ongeveer 45 gulden), kregen de grote exporteurs op de buitenlandse markt het vijfentwintigvoudige van dat bedrag. Het Nederlandse Unilever en Union Carbide stortten zich op de export van diepgevroren "Chinese" garnalen. Het direkte gevolg van deze ontwikkelingen was een verder uiteenvallen van vissers in enerzijds een kleine bezittende elite en anderzijds een grote massa van extreem arme viswerkers.


    Kleinschalig?


 Strandzegen (kambavala)
De hele verdeling tussen "kleinschalige" en "grootschalige" visserij in Kerala is misleidend. Deze is ontstaan na de invoering van kleine gemechaniseerde boten in de vijftiger jaren, waarvan er nu zo'n 3500 zijn. Op de 13 meter lange boten werken vijf vissers, meest arbeiders die als betaling voor hun werk een deel van de vangst ontvangen. Tegenover deze "moderne" sektor, blijft een "traditionele" bestaan. Deze is slechts gedeeltelijk ambachtelijk, voorzover dat ruwweg slechts een derde van de bestaande boten en netten gebruikt worden door vissers die hun eigen vistuig bezitten. Hieronder vallen de katamarams, de uit enkele samengebonden boomstammen bestaande bootjes, waarmee twee à drie vissers de zee opgaan. Maar de rest van de "traditionele" visserij wordt ten onrechte kleinschalig genoemd. Er zijn zo'n 8000 grote strandzegens die vanaf de kant door 30 tot 50 mensen binnengehaald worden. Hun eigenaren werken niet mee, het zijn lokale landbezitters en vishandelaren die arbeiders ervoor in dienst nemen, vaak door middel van verschulding. Er zijn ook bijna 12.000 grote en middelgrote kano's die naar de visgronden geroeid moeten worden door 8 tot 15 mensen. Degenen die de boten bezitten werken er ook lang niet altijd mee. In ieder geval is een groot deel van de roeiers ingehuurd tegen betaling van een deel van de vangst.
Hoewel de moderne visserijmethoden een hogere kapitaalsinvestering vragen (zo'n 200.000 roepies), is de kanovisserij ook alleen toegankelijk voor degenen die de hele kombinatie van vistuig bezitten die in staat stelt het hele jaar door te vissen, een investering die minstens 30.000 tot 50.000 roepies vergt. In de praktijk komt het erop neer dat de grotere exporteurs van garnalen uit Kerala de moderne visserij kontroleren, terwijl de traditionele visserij in handen is van een rurale elite die haar macht baseert zowel op landeigendom als op haar monopoliepositie in de verhandeling van rurale produkten, waaronder ook vis en garnalen valt, die gevangen worden door de "traditionele" vissers.

 Vlerkprauw (katamaran)

 Kano (vallam)
Er is een groeiende polarisering van de vissersbevolking in enerzijds een kleine bezittende rurale elite met haar vertakkingen naar de grote exporteurs in de havensteden en anderzijds de grote massa van de viswerkers die geen eigen vistuig bezitten. Zo'n 80 procent van de viswerkers is volstrekt bezitloos, ongeacht of ze op moderne boten werken of op kano's. De meerderheid is zo arm dat ze schulden heeft bij de eigenaar van de boot of kano waarop ze werkt. Slechts 18 procent van de vissers werkt met eigen vistuig en netten. Ze hebben meestal schuld bij de handelaren die hun vis opkoopt. Ze kunnen niet rondkomen van wat ze verdienen met hun eigen vistuig, zodat ze in het hoogseizoen in dienst treden van één van de grote kanobezitters. Uiteindelijk blijkt het verschil tussen viswerkers onderling minder groot dan algemeen werd aangenomen. De vele studies die er tegenwoordig verschijnen, benadrukken allen het bestaan van verschulding als de oorzaak van de bestaande armoede onder alle typen viswerkers. Er zijn weliswaar verschillen: een klein deel van de viswerkers die op moterboten werkt, verdient gemiddeld drie keer zoveel als een arbeider op een kano. Maar deze laatste verdient weer twee maal zoveel als een arbeider die vanaf het strand de zegen binnen helpt halen. De slechtst betaalde arbeiders zijn de kinderen die met de strandzegen werken en de duizenden meisjes die garnalen pellen voor de export, een aktiviteit die met de "moderne" visserij ingang heeft gevonden.
De verschillen die tussen de viswerkers bestaan, vallen echter in het niet vergeleken met de inkomsten van eigenaren van kano's en boten. In beide vormen van visserij is er een kleine elite die het gros van de winsten opstrijkt. In de traditionele visserij is de ongelijkheid groter dan op moderne boten. Eigenaren van strandzegens krijgen een aandeel van de vangst die het tienvoud is van die van een arbeider, kano-eigenaren het zevenvoud en booteigenaren het viervoud. Hierdoor is de traditionele visserij winstgevender dan de moderne. Investeringen in een kano betalen zichzelf terug in één jaar, terwijl degenen die hun kapitaal in een boot hebben geïnvesteerd jarenlang in de schuld blijven en zelfs verlies zouden lijden als de Keralese overheid geen forse subsidies op benzine en onderdelen zou geven en "zachte" leningen zou verstrekken.


    Kleinschalige visserij uitgeroeid?

De reden voor de geweldige winsten die vooral in de traditionele visserij mogelijk zijn, moet gezocht worden in het voortbestaan van een systeem van produktie waarin de rurale elite in staat is de exportgarnalen goedkoper te krijgen van de viswerkers dan moderne vissers ze op de markt kunnen brengen. Deze laatsten moeten immers op zijn minst de prijs voor benzine en de afbetaling van hun dure boten terugzien. De viswerkers in de traditionele visserij zijn zo volledig afhankelijk van hun bazen, vooral doordat ze bij hen in het krijt staan, dat ze afgescheept kunnen worden met net genoeg om niet van de honger om te komen. Hierdoor kan "traditioneel" gevangen vis gemakkelijk tegen de "moderne" vis konkurreren, hetgeen verklaart waarom de gemechaniseerde boten zo weinig winstgevend blijken te zijn.
De gemechaniseerde visserij bestaat alweer ruim 25 jaar. Hoewel in het begin het aantal gemechaniseerde boten snel groeide, is het aandeel van de traditionele visserij al zo'n 15 jaar stabiel, met 70 procent van de visvangst. Vaak wordt het voorgesteld alsof binnen die sektor nauwelijks iets verandert. Maar in werkelijkheid zijn de ontwikkelingen zo ingrijpend dat ze een ernstige bedreiging vormen voor de visarbeiders.
De invoering van buitenboordmotoren is daar een voorbeeld van. In de laatste vier jaar zijn duizenden Yamaha-motoren ingevoerd door eigenaren van grote kano's, met hulp van de overheid. Eén van de direkte gevolgen - waarover we merkwaardig genoeg nauwelijks iets vernemen - is dat grote aantallen vissers hierdoor werkloos werden. Doordat de tijd die nodig is om de visgronden te bereiken aanzienlijk is verkort, konden de eigenaren volstaan met één kano in plaats van twee of drie zoals voorheen. De arbeiders die op de overtollige kano's werkten zijn ontslagen. Bovendien krijgen degenen die mochten blijven een lager deel van de vangst, want hoe groot de vangst ook is, de benzinekosten moeten er in ieder geval van betaald worden. Ook het gebruik van ijs werkt nadelig voor de arbeiders, inzoverre dat de vis nu makkelijker op verre markten verhandeld kan worden. Hierdoor wordt hun aandeel in natura, de vis voor eigen konsumptie, steeds kleiner. Van de hogere prijs die ervoor betaald wordt, zien de visarbeiders nauwelijks iets terug.
Als er al sprake is van een dreigende uitroeiing van de kanovisserij, met name dan van de werkgelegenheid in die sektor, dan is het maar zeer de vraag in hoeverre dat de overbevissing door trawlers aangerekend kan worden. Een flink deel van de verslechtering waar de vissers zich tegen verzetten, komt ongetwijfeld door de veranderingen in de visserij sektor zelf, en met name door de aktiviteiten van een kleine kapitaalkrachtige elite die van oudsher in staat is gebleken de vissers volledig onder haar kontrole te houden. Dat zij daarbij gebruikmaakt van de alom geprezen "aangepaste technologieën", die de problemen van vissers zouden moeten helpen oplossen, is alleen maar logisch. Technologie kan op zich geen sociale verbetering brengen voor degenen die op de rand van het bestaan balanceren. Daarvoor is ook de macht nodig die nu in handen ligt van de elite die de vismarkt monopoliseert.


    Machtsverhoudingen

Eén van de gevolgen van de macht die een kleine elite bezit, is de verdeeldheid die er onder de viswerkers bestaat. Het duidelijkst komt die naar voren in de tegenstelling tussen vissers op gemechaniseerde boten en degenen die met kano's vissen. Zeeslagen zijn in Kerala nog steeds aan de orde van de dag. In april jongstleden werden vier vissers gedood terwijl ze een trawler die 's nachts opereerde, probeerden te stoppen. Hoewel er geen enkel vooruitzicht is op verbeteringen voor viswerkers als het aantal trawlers terug wordt gedrongen - dit zou

De gemotoriseerde vissersvloot
immers alleen de macht van de elite vergroten - zijn de moderne boten een gemakkelijk doelwit om de groeiende ontevredenheid onder vissers te kanaliseren. Dit gebeurt haast vanzelf, gezien het feit dat er nauwelijks massa-organisaties van viswerkers zijn die kunnen wijzen op de belangenovereenkomsten tussen allen die in de visserij werken.
De bestaande vissersbonden hebben een sterk kommunalistisch karakter, dat wil zeggen dat ze vissers organiseren volgens kaste of religieuze overtuiging, en zowel de viswerkers als de elite verenigen. Vaak worden de bonden van katholieke vissers door de kerk gekontroleerd. Grote eigenaren van kano's en strandzegens en vishandelaren hebben zitting in kerkbesturen en heffen op de vangsten nog eens 5 tot 10 procent belasting voor de kerk zodat hun belangen en die van de geestelijkheid nauw verbonden zijn. Het is maar zeer onlangs dat de Fisherpeople's Union, die vijf jaar geleden is opgericht, een voorzichtig vraagteken plaatste bij de rol van de elite bij het organiseren van vissers, niet in het minst omdat ze ervaren heeft hoe haar pogingen de vissers te organiseren gestrand zijn. De priesters in de vissersparochies legden de dalende vangsten uit als een goddelijke straf voor de groeiende linkse sympathieën van viswerkers. Ook werden door deze priesters bonden opgericht om de politisering van viswerkers tegen te gaan, waar de leden leningen konden krijgen tegen slechts de helft van de rente die de eigen koöperaties van vissers vragen. Het is duidelijk dat dit soort taktieken alleen maar kan bijdragen aan de verslechtering van de situatie van viswerkers en dat hun verdeeldheid door anderen uitgebuit blijft worden. Een werkelijke verbetering zal niet gemakkelijk bereikt kunnen worden zolang de rol van de grote visexporteurs bij de groeiende overbevissing buiten schot blijft. Zij zijn het immers die de prijs van vis monopoliseren en die profijt trekken van de toenemende verarming van viswerkers. Dat deze laatsten een uitweg zoeken door de zee steeds intensiever te gaan bevissen, is slechts een teken van hun onmacht de greep van de rurale elite en de grote handelaren van zich af te schudden.

Het is te hopen dat bij het bewustzijn dat de grenzen voor intensivering van de visserij bereikt zijn, ook het besef groeit dat de bestaande onderlinge konkurrentie van viswerkers, het mechanisme is waarmee de handelselite haar monopoliepositie weet te waarborgen.

XXX




begin document

tijdschrift India Nu

HOME Landelijke India Werkgroep

Landelijke India Werkgroep - 26 oktober 2012