terug
Uit: India Nu 157 (september-oktober 2005)




Landelijke India Werkgroep bestaat 25 jaar

We zijn sterker en invloedrijker gebleken dan we zelf ooit durfden te dromen



De Landelijke India Werkgroep (LIW) bestond afgelopen 15 augustus 25 jaar. Reden tot feest? In ieder geval een goede aanleiding voor een openhartig gesprek met Gerard Oonk (1948), de huidige directeur van de LIW. Hij was erbij toen het allemaal begon, eind jaren zeventig, en hij is er nog steeds. Lange baarden, grote idealen: wat is er van een vereniging van India-werkgroepen geworden sinds de oprichting? Hoe zijn de thema's, de benaderingen en de activiteiten door de jaren heen veranderd? En wat is zijn visie op de toekomst? 'De baarden zijn inmiddels verdwenen, maar de idealen zijn er nog steeds.'


1980
Oprichting Landelijke India Werkgroep


1981
Actie Blauwe Revolutie in India
Indiase ambachtelijke vissers aan het werk in Puri, Orissa
foto: Henk Verbeek



1983
LIW-medewerker Gerard Oonk overhandigt minister Schoo een nota over de hulp aan India
foto: Jan Stegeman



1985
Actie Nooit meer Bhopal
De LIW samen met andere organisaties. Beeldhouwster Ruth Waterman werkt aan een beeld ter nagedachtenis van de slachtoffers van de ramp in Bhopal.



1989
Oud LIW-medewerkster Pit Gooskens overhandigt een boek over het Nederlands bedrijfsleven in India aan kamerlid Eveline Herfkens



1989
Actie Werk tegen Armoede
Panel met o.a. de kamerleden Herfkens en Weisglas over het Indiase bedrijfsleven
foto: Jan Stegeman



1991
Actie Werk tegen Armoede
Gerard Oonk spreekt op bijeenkomst van de campagne Werk tegen Armoede
foto: J. v.d. Grint



1993
Indiase actie voor Recht-op-werk
Landarbeiders in West-Bengalen in hongerstaking voor recht-op-werk
foto: 'Babu'



1996
Voorlichting over kinderarbeid
Kind slijpt halfedelstenen. De foto is door tienduizenden kinderen gebruikt voor een werkstuk
foto: Martine Kruijtbosch



1997
Handtekeningactie Teken tegen kinderarbeid
Een deel van de ruim 60.000 handtekeningen die Minister Melkert door de LIW kreeg aangeboden
foto: LIW



1997
Internationale Conferentie tegen Kinderarbeid
Minister Melkert tekent, na ontvangst van de handtekeningen, zelf de petitie tegen kinderarbeid
foto: Henk Boon



1997
Thema Verantwoord ondernemen
Bedrijven die het 'kinderarbeidvrije' Rugmark keurmerk gebruiken, steunen ook scholen voor kinderen die eerst tapijten knoopten
foto: LIW



1998
Campagne Onderwijs werkt beter
Bijeenkomst op het drielandenpunt ter afsluiting van de Nederlandse tak van de Global March Against Child Labour
foto: LIW



1999
Campagne EK Voetbal 2000
Meisje in Punjab heeft een bal gestikt die tijdens het EK Voetbal 2000 wordt verkocht
foto: LIW



2001
Internationale Conferentie tegen Kastendiscriminatie
in New Delhi
foto: LIW



2002
Actie Geen kinderarbeid in de Katoenzaadteelt
Meisje werkt op katoenzaadveld in Andhra Pradesh en past tegelijk op broertje
foto: LIW



2002
Het toenmalige LIW-team op de Mariaplaats in Utrecht
foto: LIW



2004
Stop Kastendiscriminatie - Steun de Dalits
Startbijeenkomst met o.m. Max van den Berg (PvdA), Erik Meijer (SP) en Sam Pormes (GroenLinks)
foto: LIW



2004
Stop Kastendiscriminatie - Steun de Dalits
Boekomslag van het indrukwekkende foto- en essayboek Leven als Dalit/Dalit lives
foto: Paul van der Stap



Jazeker, Gerard Oonk had 25 jaar geleden ook een baard. Dat zou je nu misschien niet meer zo snel geloven. Gerard Oonk is een kleine, tengere man met een serieuze, doch zachte blik in zijn ogen. Hij is een prettige man om mee te converseren. In zijn kantoor aan de Mariaplaats in Utrecht bekijken we enkele oude archieffoto's van de LIW uit de beginjaren. We zien onder andere dat het jonge kamerlid Eveline Herfkens een boek aangeboden krijgt over multinationals in India, lang voordat ze minister van Ontwikkelingssamenwerking werd. En we zien een aantal bebaarde LIW-medewerkers van weleer aan een lange discussietafel zitten, waaronder Kristoffel Lieten (momenteel hoogleraar kinderarbeid aan de UvA) en een serieus kijkende Gerard Oonk. Ja, ik weet ook niet waarom ik altijd zo serieus kijk op die oude foto's. Terwijl ik er toch juist van houd om mezelf te relativeren. Maar de onderwerpen waar wij het toen over hadden - en hebben - zijn natuurlijk ook niet mis.

J.H.: De mensen die India Nu én daarvoor de India Nieuwsbrief al lang lezen zullen het verhaal van de ontstaansgeschiedenis van de LIW wellicht kennen, maar de nieuwe abonnees vrees ik niet. Vertel eens hoe het allemaal is gegaan. Waarom 1980, waarom India, waarom jullie?

G.O.: Hoewel wij in 1980 officieel zijn opgericht als een vereniging, gaat de geschiedenis van de LIW veel verder terug dan het jaar 1980. Eind jaren zestig, begin jaren zeventig, was er vanuit studenten- en actiegroepen veel aandacht voor politiek en sociaal-economisch onrecht in de wereld. Het was de tijd dat de wereldwinkels opgericht werden. Daarin was ik ook actief. Er was toen vooral aandacht voor het revolutionaire Zuid-Amerika, de anti-apartheidsstrijd in Zuid-Afrika en de bevrijding van de Portugese koloniën. En natuurlijk ook voor een onderwerp dat helaas nog steeds op de agenda staat: eerlijke handel. India was begin jaren zeventig eigenlijk nog geen issue binnen dit netwerk van 'derde-wereldgroepen' en actiecomités. India stond vooral bekend als een zeer arm land met bovendien een onbegrijpelijk kastensysteem. Het was het 'verloren continent' van de jaren zestig, zoals tegenwoordig heel veel mensen over Afrika denken. Denk bijvoorbeeld aan de beroemde nationale inzamelingsactie Eten voor India uit 1966. Veel mensen hebben India - deels terecht - jarenlang enkel en alleen geassocieerd met hongersnood en armoede. Daarna kwam bij mij en vele anderen toch ook de fascinatie voor de gevarieerde en kleurrijke cultuur. Maar ik verdiepte me begin jaren zeventig ook via cursussen in de geschiedenis en de maatschappelijke problemen van India. In 1975 ging ik er voor het eerst liftend en met bus en trein als 'rugzaktoerist' naartoe, net als veel andere jongeren die de avontuurlijke 'hippie-route' volgden. Toen ik een paar jaar later als vervangende dienstplicht bij Novib voorlichting ging geven over Novib-projecten in de hele wereld, kwam mijn speciale belangstelling voor India weer boven. Ik wilde meer weten over dit land en raakte er meer en meer van doordrongen dat India een issue moest worden. In de tussentijd kwam ik natuurlijk ook in contact met mensen die zich al langer met India bezig hielden, in India werkten of daar gewerkt of gestudeerd hadden. De meest directe aanleiding voor het oprichten van de India werkgroep - ik was er zelf toen nog niet bij - was het afroepen van de noodtoestand in India in 1976 door toenmalig premier Indira Gandhi. In Nederland heerste destijds een positief beeld over deze noodtoestand. Het idee was namelijk dat het er in India zo slecht en chaotisch aan toe ging, dat het niet meer dan logisch was dat Indira de mensenrechten euen opschortte om het land op orde te brengen. De groeiende groep hoger opgeleide India-kenners en sympathisanten besloot toen dat India nu echt een issue was geworden. Diverse regionale India werkgroepen met een klein vrijwilligerssecretariaat in Utrecht richtten toen samen in 1980 officieel de Vereniging Landelijke India Werkgroep (LIW) op. Sindsdien krijgen we ook subsidie van wat ooit begon als de NCO of 'Commissie claus' en nu de Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling (NCDO) heet.

J.H.: Goed, toen was er de Landelijke India Werkgroep. Maar hoe toen verder? Want een studie- en discussiegroepje over India is natuurlijk leuk, maar concrete actie is iets anders. Wat werden jullie doelen en verwachtingen, en hoe probeerden jullie die te verwezenlijken?

G.O.: In eerste instantie waren wij inderdaad vooral een studiegroep en voorlichtingsgroep met enige actiebereidheid. Hoe dat laatste moest wisten we aanvankelijk nog niet zo goed. In die beginjaren was ons voornaamste doel het bewustmaken en het informeren van het Nederlandse publiek over sociaal-economische en politieke misstanden in India. Dit deden we door middel van publicaties zoals de India Nieuwsbrief en brochures, publiciteit en voorlichting, waaronder de jaarlijkse landelijke India dag. We hadden ook diverse regionale en thematische werkgroepen in het land die vooral voorlichtend bezig waren. In het begin waren we wat huiverig voor lobbyactiviteiten omdat dat in een zekere zin betekende dat je - ja het waren de jaren van 'kritiese aktie' - moest 'heulen met de vijand'. Maar al vrij snel werden we wat praktischer en begonnen we met actieve campagnes en concrete acties om toch meer invloed te krijgen op het - in onze ogen - verkeerde beleid van de minister van Ontwikkelingssamenwerking. Onze eerste concrete actie in 1981, onder de titel Blauwe Revolutie in India, was een groot succes. We waren er zelf beduusd van. Om de situatie even kort uit te leggen: minister de Koning van Ontwikkelingssamenwerking wilde zeventien grote Nederlandse garnalen-trawlers naar India exporteren onder het mom van ontwikkelingshulp. Deze visserijschepen zouden officieel diepzee gaan vissen, maar uit onderzoek bleek dat ze toch bijna allemaal in de kustwateren bleven waar ook de ambachtelijke vissers actief zijn. Die kustwateren waren al overbevist. Meer trawlers zouden dus alleen vele kleine, traditionele Indiase vissers brodeloos maken. De LIW was en is van mening dat het doel van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking met India juist inhoudt dat de kwetsbaren in de Indiase samenleving geholpen dienen te worden; niet de grote bedrijven! Onze prangende vraag aan minister De Koning was dan ook: is dit nu exportbevordering of ontwikkelingssamenwerking? Na de publicatie van een brochure en flinke publiciteit in de Volkskrant - werd door de minister afgezien van de levering van deze zeventien trawlers. Toen realiseerden we ons pas goed wat je ook als kleine groep kunt bereiken met een goed geïnformeerde en gerichte actie. Overigens riep die actie ook de nodige weerstand op. Zo stond er in 1981, toen wij met de actie tegen de levering van die garnalen-trawlers bezig waren, plotseling een auto van de Indiase ambassade voor onze deur. Ze kwamen eens kijken wat we deden en wilden al onze publicaties hebben. Kort daarna bleek bij de Indiase ambassade in Den Haag een lijst met LIW-medewerkers te bestaan die aan de tand gevoeld werden voordat ze een visum voor India kregen. Nietleuk, maar het betekende in ieder geval dat we serieus genomen werden.
Na de 'visserijactie' volgden al snel meerdere succesvolle acties, zoals onze kritiek op de 'kunstmesthulp' aan India die de kleine boeren en landarbeiders niet bereikte en daarna ook geleidelijk verminderd werd. Met het boek
India als melkkoe van de EG (1982) en veel publiciteit bestreden we de uitwassen van het exporteren van Europese boter- en melkpoederoverschotten naar India. Begin jaren negentig voerden we met organisaties die landarbeiders organiseerden de actie Werk tegen Armoede. Zij wilden werkgarantie voor Indiase landarbeiders zoals dat in de deelstaat Maharashtra al lang bestaat en wij vroegen het ministerie van ontwikkelingssamenwerking om proefprojecten op dat gebied te steunen. Interessant is dat het toen niet erg lukte maar dat er nu net in India een werkgarantiewet is aangenomen die landarbeiders honderd dagen werk per jaar tegen het minimumloon of een kleine uitkering garandeert. Van het begin van de jaren negentig dateert ook onze deelname aan de Schone Kleren Kampagne die in Nederland is begonnen en inmiddels een succesvol Europees netwerk is. Daar zijn we nog steeds actief in. Vakbonden en sociale bewegingen zijn altijd belangrijke inspiratiebronnen én samenwerkingspartners voor onze acties en campagnes geweest. Door de jaren heen zijn onze thema's echter wel veranderd. In de jaren negentig werden thema's rondom eerlijke handel en mensenrechten bijvoorbeeJd duidelijk belangrijker binnen de LIW. Onze bemoeienis met de ontwikkelingshulp werd relatief minder belangrijk. Het bepalen welke issues we op zouden pakken leverde natuurlijk vaak discussies op. Wij richtten ons met name op de politieke en sociaal-economische onderwerpen die Indiase organisaties zélf aankaartten. Neem bijvoorbeeld kinderarbeid. Je kunt het je nu echt niet meer voorstellen, maar in de jaren zeventig, en zelfs tachtig, was kinderarbeid gewoon geen issue binnen het werkveld van ontwikkelingssamenwerking in India. Men wist het niet of dacht dat het alleen een kwestie van armoede was en dat kinderarbeid vanzelf verdwijnt als de armoede minder wordt. Niet dus. Pas nadat de Indiase organisaties SACCS (South Asian Coalition on Child Servitude) en MV Foundation ons vanaf midden jaren negentig vroegen mee te werken aan het bestrijden van kinderarbeid werd het één van de grootste speerpunten binnen de LIW. Later kwamen daar maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) en de discriminatie van de kastelozen (Dalits) bij.

J.H.: Anno 2005 zijn de zogenaamde 'Derdewereldgroeperingen' en solidariteitsgroepen van weleer op één hand te tellen. De meeste van deze organisaties zijn aan interne conflicten ten onder gegaan, of hebben zichzelf opgeheven door gebrek aan leden. De baarden zijn verdwenen, zeg maar. De LIW lijkt echter ongeschonden uit de strijd te zijn gekomen. Wat waren jullie conflicten? En hoe zijn jullie daarmee omgegaan?

G.O.: Wij waren eigenlijk een laatkomertje in het netwerk van landen- en solidariteitsbewegingen in Nederland. De meeste solidariteitsgroepen bestonden allang en waren bovendien vaak gelieerd aan bestaande politieke bewegingen. De populaire actiecomités voor Nicaragua steunden bijvoorbeeld de sandinistische beweging en later de regering in Nicaragua. Toen 'de sandinistische revolutie' toch tegenviel kwam daar de klad in. De focus had te sterk gelegen op het geloof dat één beweging of partij de hele maatschappij zou kunnen verbeteren. Bij de LIW hadden we contacten met een grote diversiteit aan organisaties en stond de vraag centraal hoe we konden bijdragen aan de oplossing van meer concrete maatschappelijke kwesties. Wij hebben ook interne conflicten binnen onze werkgroep gehad. Maar uiteindelijk was het doel (solidariteit met de armen in India) altijd belangrijker dan het onderlinge conflict over hoe dat doel bereikt moest worden. Ons grootste interne conflict kwam voort uit de uiteenlopende visies op wat ontwikkelingssamenwerking nu eigenlijk was, wat het zou moeten zijn, en wat de rol van de LIW binnen dat complexe veld moest zijn. Zo bestond bij sommigen de mening dat de hulp aan India zonder enige voorwaarden gegeven moest worden omdat het eigenlijk een schuldinlossing van onze koloniale geschiedenis was (hoewel die met India maar zeer beperkt is). Ook vonden mensen dat hulp vooral gezien moest worden als onderdeel van 'westers imperialisme en overheersing' en dus vooral 'geproblematiseerd' moest worden. Beide benaderingen achtten het paternalistisch ten opzichte van de Indiase regering om te dénken dat je samen met Indiase organisaties alternatieven zou kunnen aandragen voor de hulp die vooral de rijken daar en de bedrijven hier hielp. Oplossingen aandragen was dan 'reformistisch' en uit den boze. Ikzelf vond en vind echter dat deze hulp juist wel moest voldoen aan een aantal voorwaarden om er voor te zorgen dat deze vooral ten goede van de armen zou komen en te voorkomen dat het in de zakken van de verkeerde mensen zou verdwijnen. En natuurlijk moet je daarbij aansluiten bij de plannen die de Indiase regering en maatschappelijke organisaties zelf maken. Hier was natuurlijk een patstelling. Want met deze drie zeer uiteenlopende benaderingen binnen één kleine organisatie kun je praktisch niets concreets meer doen. Een aantal mensen is uiteindelijk dan ook vertrokken, de meer praktische jaren negentig braken aan en er kwamen nieuwe medewerkers bij de LIW. Vooral vanaf het midden van de jaren negentig zijn we veel meer in Nederlandse en internationale coalities gaan werken, waarbij wij regelmatig het initiatief namen en nemen. Ook de samenwerking met Indiase organisaties en coalities werd steeds sterker. Dat begon met het keurmerk Rugmark voor tapijten zonder kinderarbeid en liep vervolgens uit op onze jarenlange betrokkenheid bij de wereldwijde Global March Against Child Labour. In Nederland gingen we daarbij nauw samenwerken met bijvoorbeeld de FNV, Novib en later ook Hivos. Met Hivos, FNV Mondiaal en de Algemene Onderwijsbond plus met Duitse, Ierse en natuurlijk Indiase organisaties voeren we nu de campagne 'Stop Kinderarbeid - School, de beste werkplaats'. Juist langdurige betrokkenheid van de LIW bij zo'n onderwerp plus de samenwerking met anderen levert echt resultaten op. Pas nog heeft het Europees Parlement een resolutie over kinderarbeid aangenomen die behoorlijk op onze lijn ligt. En recent zijn drie grote multinationals in India met onze partner MV Foundation gaan samenwerken om duizenden kinderen die in de katoenzaadteelt werken naar school te krijgen. Uiteindelijk is de LIW uitgegroeid tot een solide en gedegen organisatie met een wijdverbreid internationaal netwerk, waardoor het invloed kan uitoefenen op het beleid van bijvoorbeeld de Nederlandse overheid, de EU en bedrijven. Want ook op het terrein van maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn we zeer actief. Het is in feite ons grootste werkterrein. We zijn nu eigenlijk met onze beperkte middelen sterker en invloedrijker dan we zelf vroeger durfden te dromen.

J.H.: De toekomst, tenslotte. 'India is booming', horen we overal om ons heen. Zijn jullie in de toekomst verleden tijd, of kan de LIW juist een belangrijke rol gaan spelen? En welke vorm zal die rol dan aannemen, denk je?

G.O.: Allereerst is onze positie als werkgroep en onze werkwijze de afgelopen jaren al ontzettend veranderd. In al onze drie belangrijkste werkgebieden - kinderarbeid, MVO en de positie van Dalits - zitten we in nationale, Europese en internationale coalities. En we kunnen trouwens ook dwarsverbanden tussen de onderwerpen leggen. Zo brengt de LIW nu haar kennis op MVO-gebied in als het gaat om bestrijding van discriminatie van Dalits door grote bedrijven. Ons werkterrein is niet enkel meer beperkt tot India. Dat kan ook eigenlijk niet meer. Als je het bijvoorbeeld hebt over de instrumenten om kinderarbeid aan te pakken dan heb je het al gauw over het beleid rond kinderarbeid in het algemeen: van Nederland, de EU maar ook van bedrijven. Wel gebruiken wij daarbij natuurlijk vooral onze contacten en voorbeelden uit India. Coalitiegenoten brengen weer andere partners en voorbeelden mee. We benaderen de onderwerpen vanuit het perspectief van de internationaal afgesproken mensenrechten. Dat geeft je, naast samenwerking met goede partnerorganisaties in India en betrouwbare informatie, de geloofwaardigheid om zaken aan de orde te stellen. De tijd van 'ieder zijn eigen probleemkindje' is echt voorbij. India is inderdaad booming. We moeten met z'n allen erkennen dat India is uitgegroeid tot een supermacht van formaat. Maar economische groei gaat helaas zelden vanzelf gepaard met meer sociale en maatschappelijke gelijkheid. Daarvoor moeten de mensen in India in beweging komen en dat gebeurt ook op grote schaal. Wij kunnen daar soms vrij direct, maar vaker in Europees of internationaal verband, een bijdrage aan leveren. Solidariteit is zeker geen versleten woord voor mij. Want wie heeft er nu eigenlijk geprofiteerd van de zeer succesvolle IT-industrie in India van het afgelopen decennium? Geen landarbeider, Dalit of kleine boer die daar iets van heeft meegekregen! Dus zijn wij in de toekomst verleden tijd? Ik weet zeker van niet. Het gigantische mensenrechtenprobleem van discriminatie op basis van kaste is bijvoorbeeld voorlopig de wereld nog niet uit. En ook de vaak extreme vormen van uitbuiting niet. Maar het wordt nu wel nationaal én internationaal actiever bestreden. De strijd is veranderd, maar de strijd is zeker niet gestreden. De problemen zijn complexer geworden en worden steeds meer door een mondiale bril bekeken. Maar daardoor zijn er ook veel uitdagende mogelijkheden ontstaan voor het samenwerken aan de realisatie van mensenrechten. De baarden zijn dus wel verdwenen, de idealen zeker niet.

xxx



terug
HOME Landelijke India Werkgroep
tijdschrift INDIA NU
Landelijke India Werkgroep - 18 oktober 2005