![]()
|
|
De balans die voor India wordt opgemaakt is in hoofdlijnen positief van toon en vol optimisme. Er is in het afgelopen decennium veel vooruitgang geboekt. Er gaan meer kinderen dan ooit naar school. Vooral meisjes profiteren meer van het onderwijs dan ooit tevoren. Maar - en ook hier kunnen cijfers bedrieglijk zijn - in veel gevallen is er sprake van relatieve vooruitgang. De achterstand voor meisjes blijft in het onderwijs aanzienlijk en in veel staten is de kloof tussen rijk en arm nog groot als het gaat om deelname aan onderwijs.
Onderwijs is in India een verantwoordelijkheid van de nationale overheid én van de deelstaten. Deze gedeelde verantwoordelijkheid heeft tot gevolg dat er op onderwijsgebied grote verschillen bestaan tussen de verschillende deelstaten. De voorsprong van Kerala en Tamil Nadu op Bihar en Uttar Pradesh is enorm. Het is dus van belang om bij alle getallen en analyses van het onderwijs in India goed te kijken naar de verschillen tussen de diverse deelstaten.
Onderwijs voor iedereen?
Elke overheid staat voor de cruciale vraag of
zij in staat is om via haar beleid alle sociale
lagen van de bevolking in gelijke mate
aan het onderwijs te laten deelnemen en
daarvan te laten profiteren. Voor wat betreft
India is het UNESCO-rapport duidelijk.
‘De rijkste bevolkingsgroepen kennen de
hoogste onderwijsdeelname.’ In India -
meer nog dan in Nepal en Bangladesh - is
de kloof tussen arm en rijk nog zeer groot.
Terwijl van de twintig procent rijksten in
India ongeveer negentig procent deelneemt
aan het basisonderwijs, nemen vier van de
tien kinderen uit de armste gezinnen geen
deel aan onderwijs. Zij blijven nog steeds
uitgesloten. Voor hen is de overheid er nog
niet in geslaagd om toegang tot het onderwijs
te realiseren. De barrières (kosten,
bereikbaarheid) blijken nog te hoog.
Armoede en gebrek aan deelname aan het
onderwijs gaan hand in hand.
Armoedebestrijding moet in het teken staan
van het bereikbaar maken van het onderwijs
voor alle groepen. Om de eenvoudige reden
dat onderwijs hét instrument bij uitstek kan
zijn (voorzichtigheid hieromtrent is geboden)
om mensen kansen in de maatschappij
te geven. De grote vraag is of de Indiase
overheden juist deze doelstelling - armoedebestrijding
via onderwijs - voortvarend
aanpakken. Het is het dilemma van het
halfvolle en het halflege glas: enerzijds is er
enorme vooruitgang geboekt in aantallen,
anderzijds is er een groot percentage dat
nog niet wordt bereikt.
Leerkracht onder druk
In vrijwel alle rapporten die over het onderwijs
in India verschijnen, wordt van de
leerkrachten een tamelijk negatief beeld
geschetst. Het meest beroerd was nog wel
een rapport van de Wereldbank dat stelde
dat elke dag een op de vier leraren niet voor
de klas staat, maar bezig is met andere dingen.
Een rapport waar de Indiase bonden
gefundeerde kritiek op hadden. Maar het
kwaad was al geschied en de resultaten van
het rapport begonnen een eigen leven te
leiden. Ook een meer vakbondsvriendelijk
blad schreef onlangs: ‘Op overheidsscholen
hebben de leerkrachten een betere vooropleiding,
maar dat betekent niet dat er beter
wordt lesgegeven. Bovendien zijn de leraren
daar niet gemotiveerd. Zijn ze eenmaal benoemd,
dan komen ze niet meer opdagen,
want ze krijgen toch wel betaald.’ Daarmee
is de toon gezet en het beeld geschapen van
de luiwammes voor de klas.
Kortom, de leerkracht in India staat onder
druk. Het moet gezegd: er is veel gaande
rondom de positie van de leerkracht.
Algemeen wordt onderkend dat het vak van
leerkracht niet bijster populair is. De betaling
is zeer matig - ook al is er de zekerheid
van inkomen - en de maatschappelijke
waardering is laag. Leerkrachten staan voor
overvolle klassen, beschikken over weinig
lesmaterialen en hebben naast lesgevende
taken nog allerlei andere werkzaamheden
te verrichten. De introductie van de
zogenaamde ‘para-teachers’ heeft zeker
ook een bijdrage geleverd aan de afbrokkeling
van de positie van leerkrachten in
India. Para-teachers zijn leerkrachten die
na hun middelbare school geen enkele
vakopleiding hebben genoten. Van hen
wordt verwacht dat zij een zekere basiskennis
hebben en dus wel les kunnen geven. De
introductie van de para-teachers verspreidt
zich momenteel als een olievlek over vrijwel
alle deelstaten van India. De reden dat
overheden de para-teachers met zo veel
kracht promoten is tweeledig. Voorop staat
dat de para-teachers uiterst goedkoop zijn.
Zij verdienen een vijfde van de leerkracht
met een opleiding. Derhalve een zeer effectieve
bezuinigingsmaatregel, voor de
korte termijn. Ook helpen de para-teachers
de statistieken op te krikken. Immers, meer
leerlingen gaan naar school en dat geeft
een positieve indruk voor de Millenniumdoelstellingen.
Maar uiteindelijk gaat het
niet om de aantallen en de percentages,
maar om de kwaliteit van het onderwijs. En
op dit punt zijn vrijwel alle deskundigen het
eens: de introductie van de para-teachers
biedt geen reële bijdrage tot de verbetering
van de kwaliteit van het onderwijs in India.
Een bijzondere rol hierbij spelen de vele
buitenlandse en door het buitenland gefinancierde
NGO’s. Maar al te vaak financieren
deze organisaties schooltjes - veelal op
het platteland - met leerkrachten zonder
opleiding. Het enthousiasme van die leerkrachten
moet hun gebrek aan vakkundigheid
compenseren. Een werkwijze die veel
terechte vragen doet oproepen.
Uitdagingen
De Indiase overheid beroept zich op de
hoge kosten van onderwijs. Die zijn ook
aanzienlijk als een overheid serieus is
met de bekostiging van kwalitatief goed
onderwijs. Toch zijn de overheidsuitgaven
voor onderwijs in India aan de bescheiden
kant in vergelijking met andere landen.
Sterker, UNESCO bericht dat in India sprake
is geweest van een neerwaartse trend in de
overheidsbestedingen.
Wanneer zo’n ontwikkeling zich in de
toekomst zou doorzetten heeft dat voor de
toekomst grote gevolgen. Het zou leiden
tot een bestendiging en een verdieping van
de al duidelijk bestaande scheiding tussen
onderwijs voor de rijken en de armen in de samenleving.
Degenen die het zich kunnen permitteren,
zullen steeds meer gebruik maken
|
En daarmee raakt het UNESCO-rapport aan de kern van het grote politieke vraagstuk waar India de komende decennia een antwoord op moet zien te vinden: wil ze serieus werk maken van een samenleving waarbij de armen en achtergestelden ook een serieuze kans van slagen hebben? Is er de politieke wil om bestuurs- en onderwijshervormingen zo in te richten dat de kloof tussen rijk en arm niet nog verder verwijdt? Het UNESCO-rapport verwoordt het zo: ‘de huidige onderwijshervormingen door de overheden komen nog te weinig ten goede aan de armen en achtergestelden. Ook al scoort de regio als geheel steeds beter op de doelen van ‘Onderwijs voor Iedereen’, er blijven grote verschillen bestaan tussen en binnen de landen. Dit werkt algemene vooruitgang op het gebied van onderwijs tegen.’ Het is een waarschuwend geluid van een internationaal erkend en gezaghebbend instituut. Het onderwijs in India staat dus nog voor grote uitdagingen wil het niet alleen getalsmatig het doel van ‘Onderwijs voor Iedereen’ bereiken, maar ook kwalitatief en maatschappelijk tot aanvaardbare oplossingen komen.
![]() |
![]() | ![]() |
![]() |
