terug
Uit: India Nieuwsbrief 55 (jul-aug 1988)



De rechten van werkende kinderen



Prof. mr. J.E. Doek is verbonden aan de rechtenfaculteit van de Vrije Universiteit Amsterdam, waar hij de leeropdracht familie- en jeugdrecht heeft. Voor verschillende internationale organisaties heeft hij zich beziggehouden met de rechten van kinderen, onder andere in India. Hij is tevens mede-oprichter en bestuurslid van de International Society For Prevention of Child Abuse and Neglect (internationale organisatie ter voorkoming van kindermishandeling en verwaarlozing), waar hij zich richt op het beleid ten aanzien van kinderen in ontwikkelingslanden.

Op straat de kost verdienen met een aapje.
(foto: R a g h u   R a i)

INB: Waar richt de 'International Society For Prevention of Child Abuse and Neglect' zich op?
Doek: Wij proberen te bereiken dat mensen die toch al professioneel met ontwikkelingsproblematiek bezig zijn, zich ook met kinderen gaan bezighouden. Als politici en beleidsmakers eenmaal warm lopen voor het onderwerp zullen er ook financiële middelen beschikbaar gesteld worden. We willen dat het maatschappelijk gezien een erkend probleem wordt. Doel is de mensen in de ontwikkelingslanden te mobiliseren, te motiveren, actief te maken en te ondersteunen waar nodig.
Die bewustwording van specialisten die in dit veld werkzaam zijn (variërend van kinderartsen, huisartsen, kinderpsychiaters, kinderpsychologen en cultureel-antropologen tot politiemensen, juristen en maatschappelijk werkers) gebeurt via een eigen internationaal tijdschrift met wetenschappelijke artikelen. Ook organiseren we om de twee jaar een congres.

INB: Dus u ondersteunt niet zelf projecten?
Doek:
Nee, we hebben geen financiële middelen om zelf projecten te ondersteunen. Wel hebben we een bemiddelende functie. We zeggen bijvoorbeeld tegen NOVIB en ICCO - en daar zijn we al een aantal jaren mee bezig - dat er behalve grote mensen en grote werknemers ook nog kleine mensen en kleine werknemers zijn. En we zeggen dat het natuurlijk prachtig is als je doet aan bewustwording en ondersteuning van vakbonden, maar tot nu toe blijken vakbonden niet de beste belangenbehartigers van kinderen. Er moet dus gezocht worden naar mogelijkheden om voor de rechten van kinderen op te kunnen komen.
We verwachten nu in de komende jaren meer steun van onze fondsen voor onderzoek naar de levensomstandigheden van kinderen en voor projecten ten bate van kinderen.


    Straatkinderen

INB: Hoe zien die projecten waar u voor bemiddelt eruit?
Doek:
Er zijn eigenlijk twee duidelijke doelgroepen, namelijk straatkinderen in de grote steden en werkende kinderen in bepaalde uitbuitende en gevaarlijke omstandigheden.
Het woord straatkinderen slaat op het feit dat deze kinderen hun brood op straat verdienen. Sommige kinderen wonen ook op straat en een klein deel van hen woont er zonder familieleden. Alleenstaande zwerfkinderen komen meer voor in Latijns-Amerika (vanwege de snelle urbanisatie daar) dan in Afrika en Azië. India heeft relatief minder zwerfkinderen. Er is ook lang niet zoveel aandacht voor. Er is echter wel een trend waarneembaar dat straatkinderen ook in Azië en Afrika steeds meer op de agenda komen te staan van bijeenkomsten in het kader van onderzoek, politieke activiteiten en werkprojecten.
Voor zwerfkinderen worden integrale programma's opgezet. Er wordt een regelmatige bron van inkomsten gecreëerd middels kleine werkgelegenheidsprojectjes waarbij straatmarktactiviteiten (bijvoorbeeld schoenpoetsen, kranten- en groentenverkoop) beter worden georganiseerd en ondersteund. Zo wordt er gezorgd voor bakfietsen en voor gezamenlijke inkoop op plaatselijke groenteveilingen. Kinderen lenen zelf officieel van het project; zo wordt de zelfstandigheid van de jonge ondernemers bevorderd en wordt hen geleerd dat ze ook moeten investeren om uitzicht op ontwikkeling te krijgen.
Daarnaast is ook scholing (een paar uur per dag) aangeboden buiten de piekuren van de handel, zodat het de handel niet beïnvloedt. Op school krijgen de kinderen een gratis maaltijd en medisch onderzoek.
Naar kinderen die in fabrieken werken is de laatste jaren veel onderzoek verricht, bijvoorbeeld naar de afschuwelijke arbeidsomstandigheden in glasfabrieken, sloopfabrieken en steenslijperijen. Deze veldonderzoeken mondden uit in rapporten, politieke acties en geld voor projecten.

INB: Hoe worden de rechten van de kinderen gewaarborgd, en hoe wordt tevens erkend dat kinderen kleine volwassenen zijn?
Doek:
Straatkinderen kun je niet alleen behandelen als werknemers omdat je dan geen aandacht geeft aan de dingen waar ze als kind recht op hebben: behoorlijke scholing, vrije tijd, en de mogelijkheid tot ontplooiing in de samenleving zonder beladen te worden met teveel verantwoordelijkheid. Aan de andere kant zijn het werknemers en willen ze vaak ook als zodanig gezien worden, dat wil zeggen serieus genomen worden in de dingen die ze doen. Hun positie moet dus serieus genomen worden en niet altijd gedramatiseerd worden als zijnde iets verschrikkelijks. Veel van die kinderen zijn niet zo zielig als wij wellicht vanuit ons standpunt geneigd zijn te denken. Wat belangrijk voor die kinderen is, is dat de handel geld oplevert en dat ze niet lastig gevallen worden door concurrenten die vooral middels bedreigingen hun handel pogen weg te nemen. Wat zo'n project biedt is dus een soort bescherming en een stukje zicht op ontwikkeling. Als je kinderen kunt bijbrengen dat je via een goed georganiseerde handel, goede inkopen en goed investeren ook wat geld aan die handel over kunt houden, biedt je ze wat perspectief.
Ook de gezinnen erbij betrekken is belangrijk, bijvoorbeeld door middel van inkomensverwerving voor het gezin in zijn totaliteit (waar een kind overigens best een aandeel in kan hebben), zodat niet alles op de schouders van de kinderen terechtkomt. Vaak is de vader namelijk werkeloos.
Een andere mogelijkheid is te proberen om volwassenen een inkomen te laten verdienen en wellicht het kind een bijdrage te laten leveren, zodat het kind in ieder geval de ruimte heeft naar school te gaan.
Het gaat dus in feite om het creëren van allerlei soorten werk: vrouwen-thuiswerk, zodat de zorg voor hun kinderen geen complicaties geeft, of het starten van kleine ondernemingen (bijvoorbeeld eettentjes). Je helpt hierdoor gezinnen met investeringen, je geeft ze er geld voor.


    Nieuwe wet

INB: U zegt dat er in India niet zoveel aandacht voor straatkinderen is, misschien omdat ze er (nog) niet zoveel voorkomen. Er is echter wel erg veel aandacht voor illegale kinderarbeid in bedrijven.
Doek:
Ja, in India krijg je vrij harde informatie omtrent kinderarbeid. Op de vraag "Wat moet eraan gebeuren?", krijg je een uiteenlopend antwoord. Er is in beginsel geen meningsverschil over de noodzaak om de extreme exploitatie van werkende kinderen een halt toe te roepen. Dat geldt ongetwijfeld voor gebonden arbeid in bijvoorbeeld de tapijt- en glasindustrie, maar ook in de landbouw.
Tot nu toe heeft de bestaande wetgeving die deze kinderarbeid verbiedt echter geen effect. Wetgeving is niet onbelangrijk maar het komt er natuurlijk op aan of je in staat bent de wetgeving uit te voeren en toe te passen. Stel dat men weet dat er kinderen werken in die en die fabriek, en daar zou een eind aan worden gemaakt, hoe moet het gezin dan rondkomen? En wat moeten die kinderen doen, als er geen onderwijs geboden wordt?
Sommigen zien de oplossing in een radicaal verbod op kinderarbeid, liever vandaag nog dan morgen. Anderen zijn van mening dat het geleidelijk moet, dat je beter kunt streven naar verbeteringen van de werkomstandigheden van de werkende kinderen. Volgens de radicalisten is dat echter een impliciete en soms zelfs expliciete aanvaarding van kinderarbeid. Dit is de kern van de discussie die hier momenteel in India over woedt.

INB: In India is kortgeleden een nieuwe wet op kinderarbeid, de Child Labour Bill, aanvaard in het parlement. Deze wet schaft kinderarbeid niet af, maar keurt het onder bepaalde voorwaarden goed. Aan de voorwaarden (regelmatige werktijden, minimumloon, mogelijkheid tot scholing) moet voldaan worden door fabrieken die kinderen in dienst nemen. Wat is uw mening hierover?
Doek:
Ik ben het er mee eens. De kinderarbeid direct en radicaal uitroeien kan niet, kijk maar naar de Nederlandse geschiedenis: na het kinderwetje van Van Houten in 1874 heeft het nog enkele decennia geduurd voor we een algemene leerplicht hadden voor kinderen tot 12 jaar. Het valt niet te verdedigen dat kinderarbeid in India, Kenia, Thailand of waar dan ook, van de ene op de andere dag uit te roeien zou zijn. Het uitroeien is een taai proces, omdat er gedurende lange tijd een beleid gevoerd moet worden dat consequent gericht is op het terugdringen van kinderarbeid.
Veranderingen moeten stelselmatig aangebracht worden. Dit heeft twee redenen. Kinderarbeid is cultureel ingeworteld in India. Een deel van de ouders heeft immers ook als kind gewerkt. Dat maakt dat veel ouders kinderarbeid iets vanzelfsprekends vinden. Daarnaast is kinderarbeid een economische werkelijkheid: inkomsten van kinderen zijn belangrijk. Die kun je niet zomaar afschaffen zonder dat dat effecten heeft voor de economische basis van het land. Ik ben dus geen radicalist en zie de Child Labour Bill als een stap in de goede richting.

INB: Betekent aanvaardinq van deze wet niet dat ook grote ondernemingen, multinationals, kinderarbeid kunnen gaan gebruiken? Hoe staat u daar tegenover?
Doek:
Buitenlandse bedrijven halen nooit kinderen binnen. Je zult in een fabriek van bijvoorbeeld Philips geen kinderen zien werken. Wel besteden ze het werk uit aan kleinere Indiase bedrijven. Wat deze wet vooral poogt te doen is daar waar kinderarbeid toch al bestaat, minimaal de werkomstandiqheden van de betrokken kinderen te verbeteren.
De nieuwe wet is minder krachtig dan de vorige, maar die werd überhaupt niet toegepast. Met deze wet heeft de Indiase regering haar nek uitgestoken ten aanzien van kinderarbeid. En dat is van psycholoqisch belang.
De nieuwe wet geeft in ieder geval de mogelijkheid iets te doen. Of dat ook zal gebeuren, zal afhangen van de alertheid van groepen in India die druk zullen moeten blijven uitoefenen op de regering. Ontwikkelingsorganisaties in Nederland moeten deze groepen steunen, zodat deze erop blijven toezien dat de wet goed wordt uitgevoerd.


    Familie-arbeid

INB: Aan de ene kant is er consensus over de mening dat de uitbuitende vorm van kinderarbeid in fabrieken niet voor mag komen. Daar wordt nu geprobeerd iets aan te doen, alhoewel dat noq heel moeilijk blijkt te zijn. Maar heel veel vormen van arbeid worden buiten beschouwing gelaten, zoals familie-arbeid. Wat vindt u daarvan?
Doek:
Wat is familieverband? Ook in het kinderwetje van Van Houten bij ons in de vorige eeuw was familie-arbeid toelaatbaar. Dus in India is de situatie momenteel niet veel anders dan die in Nederland vroeger. Maar als je mikt op een stapsgewijze politiek, dan begin je met de meest evidente en ook politiek nauwelijks betwistbare vormen van kinderarbeid, die inmiddels in India al op grote schaal aan de orde zijn gesteld, en waar, wat de ontoelaatbaarheid ervan betreft, ook geen verschil van mening over is.
Geleidelijkaan moet je een beleid ontwikkelen waarbij je stelselmatig telkens een stap zet, en moet je de regering ook onder constante druk blijven zetten. India heeft een regerinq die in ieder geval de schijn wekt er iets aan te doen. Overigens is het niet alleen maar schijn als je naar de feiten kijkt. India heeft samen met de Philippijnen de enige regerinq die expliciet aan de ILO gevraaqd heeft om dit probleem te onderzoeken en suggesties te doen omtrent de aanpak ervan.

INB: Kinderarbeid ontneemt kinderen hun ontplooiingsmogelijkheden. Het zijn met name meisjes die thuis werken. Zullen meisjes in de ontwikkeling die u schetst niet een achterstand oplopen omdat hun arbeid pas in de allerlaatste fase aan de orde wordt gesteld?
Doek:
Zelf vind ik huishoudelijke arbeid van meisjes iets heel anders dan de uitbuitende vormen van kinderarbeid. Natuurlijk vind ik wel dat meisjes ook recht op onderwijs hebben. Maar daar is men in India pas kort mee bezig. Misschien ligt daar een taak voor de Indiase vrouwenbeweging.

XXX




begin document

tijdschrift India Nu

HOME Landelijke India Werkgroep

Landelijke India Werkgroep - 10 augustus 2009