|
 Straatkinderen
Ontdekking van de jaren tachtig
Een kwart van de werkende kinderen woont op straat. Ze schrapen wat geld bij elkaar door te bedelen of de verkoop van vuil. Vaak zijn deze kinderen weggelopen van huis omdat ze de armoede thuis emotioneel niet meer aankonden. Maar het is een misverstand te denken dat alleen kinderen die geen dak boven hun hoofd hebben straatkinderen zijn.
 jongetje bezig met het maken van handbezems (foto: L u u k K r a m e r) |
|
Verstedelijking heeft in de arme landen veel problemen met zich meegebracht. Een groot deel van de stedelijke bevolking heeft geen toegang tot adequate huisvesting, gezondheidszorg, onderwijs en werkgelegenheid. Zij overleven in krottenwijken en moeten rondkomen van een schamel inkomen als dagloner in de informele sector.
De kinderen van de stedelijke armen vormen de meest kwetsbare groep. Door de armoede moeten ze een bijdrage leveren aan het gezinsinkomen. Ze werken op straat, als bedelaar, vuilraper (zie kader) of verkoper.
De armoede leidt vaak tot sociale problemen (alcoholisme, mishandeling, uiteengevallen
families) waardoor het gezin geen veilig thuis meer is voor het kind. Ouders zijn niet meer in staat hun kinderen voldoende veiligheid en zorg te bieden. Veel kinderen lopen weg van
huis omdat ze de situatie thuis emotioneel niet meer aankunnen. Het leven op straat biedt een ontsnappingsmogelijkheid.
Randgroepjongeren
De straatkinderen in Latijns-Amerika hebben meer aandacht gekregen dan die in India. India is vrij laat in het erkennen van het probleem van straatkinderen. Kinderarbeid krijgt al langere tijd aandacht; straatkinderen worden wel een 'ontdekking van de jaren '80' genoemd.
Straatkinderen vindt men niet alleen in ontwikkelingslanden. Overal in steden komen ze
voor, als gevolg van industrialisatie, economische recessie en armoede. Het probleem is voor het eerst beschreven in de jaren '40 in de Verenigde Staten, door wetenschappers in Chicago
die onderzoek deden naar zogenoemde street-corner boys. Ook de huidige Europese welvaartstaten kampen met een steeds groter wordende groep van randgroepjongeren en jeugdige daklozen. De omvang en oorzaken van dit probleem en de omstandigheden waarin deze jongeren leven, zijn echter van geheel andere aard dan die in ontwikkelingslanden.
Bordeelhouders
Onderzoek naar straatkinderen is schaars, evenals statistieken daarover. Deze zijn meestal gebaseerd op grove schattingen en zijn tamelijk onbetrouwbaar. Men schat dat van alle straatkinderen in de Derde Wereld 40 procent in Latijns-Amerika leeft, 30 procent in Azië en 30 procent in Afrika.
 straatkinderen in Bombay (foto: B e r t E r n s t e) |
|
Cijfers over het aantal straatkinderen in India zijn nauwelijks beschikbaar. De Indiase overheid heeft alleen getallen over het aantal weeskinderen onder de 14 jaar of het aantal werkende kinderen. Onderzoek naar straatkinderen in New Delhi wees uit dat ongeveer 25 procent van de werkende kinderen straatkinderen zijn. In New Delhi wordt het aantal werkende kinderen geschat op 400.000, wat het aantal straatkinderen op zo'n 100.000 zou brengen. Schattingen van het aantal werkende kinderen in India lopen uiteen van 12 tot 44 miljoen. Wanneer de situatie in het hele land vergelijkbaar is met die in New Delhi zou dit betekenen dat heel India 3 tot 11 miljoen straatkinderen telt. Maar of die vergelijking opgaat is zeer de vraag.
Sommige onderzoekers melden dat 85 procent van alle straatkinderen jongens zijn.
Veel meisjes zijn door de angst en onveiligheid op straat een gemakkelijke prooi voor bordeelhouders. Ze worden 'onzichtbaar', maar hun situatie is niet minder ernstig.
Het merendeel van de jongens is tussen 12 en 14 jaar, terwijl
de gemiddelde leeftijd van meisjes iets lager ligt. De meeste jongens werken als bedelaar, afvalraper, verkoper of hebben een baantje in de informele dienstensector. Bijna de helft van hen is verslaafd aan marihuana, tabak of alcohol.
Misverstand
Het is een misverstand te denken dat alleen kinderen die op straat 'wonen' en geen dak boven hun hoofd hebben, straatkinderen zijn. De meest gehanteerde definitie van een straatkind is opgesteld door een internationaal programma van niet-gouvernementele organisaties: "elke minderjarige jongen of meisje, voor wie de straat (in de breedste zin van het woord) de meest belangrijke leefomgeving is geworden, waar hij of zij de meeste tijd doorbrengt,
De vuilrapertjes van Bangalore
In Bangalore werken veel straatkinderen in de informele afvalverwerking. Deze sector vormt een belangrijke bron van inkomsten voor vele stedelijke armen. Ze bestaat uit een netwerk van vuilrapers, tussenhandelaren, groothandelaren en recyclingbedrijfjes. Kinderen werken op alle niveaus in dit netwerk, maar de meesten werken als ragpicker (vuilraper). In Bangalore zijn tussen de 20.000 en 30.000 vuilrapers, waarvan de meesten vrouwen en kinderen afkomstig zijn uit de laagste kasten. Sommige kinderen wonen bij hun ouders, maar ook velen zijn wees of weggelopen van huis.
Het vuilrapen is een zware bezigheid. Zodra het licht wordt gaan de vuilrapers de straat op omdat dan de beste afvalmaterialen te vinden zijn. Alles wat geld oplevert wordt verzameld: glas, scherven, plastic, papier, batterijen, metaal, lege medicijnflesjes en soms ook beenderen. Dit afval wordt doorverkocht aan tussenhandelaren.
De gevolgen van het vuilrapen voor de gezondheid van de vuilrapers zijn nog onvoldoende onderzocht. Veel vuilrapers zijn besmet met wormen, wat waarschijnlijk wordt veroorzaakt door uitwerpselen die zich in het afval bevinden. Snijwonden leiden vaak tot infecties, die tetanus kunnen veroorzaken. Vuilrapers lopen ook een grote kans gebeten te worden door honden en ratten die op de vuilnisbelten rondhangen. Ze kunnen daardoor de dodelijke ziekte hondsdolheid oplopen. Veel vuilrapers zeggen dat ze vaak verkouden zijn omdat ze in weer en wind, zonder geschikte kleding, buiten aan het werk zijn.
Bangalore heeft verschillende projecten voor kinderen werkzaam als vuilrapers. Het Ragpickers Education and Development Scheme (REDS) is een project van de rooms-katholieke kerk, dat onderdak, training en gezondheidszorg biedt aan jonge vuilrapers. Een ander project is het Jayarejendra Ragpickers Project van de Karnataka State Council for Child Welfare. Dit programma biedt voeding, gezondheidszorg, training en recreatiemogelijkheden aan jonge vuilrapers. Het tracht kinderen te motiveren voor basisonderwijs en/of hen aan ander werk te helpen.
Bron: X
|
|
zonder de bescherming of supervisie van een volwassene die verantwoordelijk is voor hem of haar." Ook Unicef hanteert deze definitie, hoewel zij niet spreekt van straatkinderen, maar van "kinderen in zeer moeilijke omstandigheden."
Straatkinderen worden meestal onderverdeeld in twee categorieën: children on the street en children of the street, 'kinderen op de straat' en 'kinderen van
de straat'. Deze onderverdeling is gebaseerd op de mate waarin het kind nog contact met de ouders onderhoudt en de motieven van het kind om op straat te zijn.
Driekwart van de straatkinderen zijn 'kinderen op de straat': kinderen die regelmatig contact hebben met hun ouders of familieleden. Ze zijn gedwongen op straat te leven om een bijdrage te leveren aan het gezinsinkomen of omdat beide ouders overdag en 's avonds werken en daarom niet voor hun kinderen kunnen zorgen. Veel van deze kinderen slapen 's nachts thuis bij hun ouders.
Straat als thuis
De overige 25 procent van de kinderen zijn 'kinderen van de straat'. Voor hen is het straatleven een ontsnapping aan de spanningen en emoties van een verstoord familieklimaat. Toch hebben ook de meesten van deze kinderen nog contact met hun ouders, zij het veel minder vaak dan de 'kinderen op de straat'.
Vijf tot tien procent van de 'kinderen van de straat' heeft helemaal geen familiecontact meer: het zijn de voorgoed weggelopen kinderen, wezen en verlaten kinderen. Sommige onderzoekers zien deze kinderen als een derde, aparte groep.
Beide groepen straatkinderen ontberen de bescherming en zorg die noodzakelijk is voor een gezonde ontwikkeling. De problemen van de 'kinderen van de straat' zijn echter vele malen groter dan die van de 'kinderen op de straat'. Deze laatste groep heeft in elk geval nog enigszins een 'thuis'. Voor de 'kinderen van de straat' is de straat niet alleen een plek geworden om een inkomen te verwerven, maar tevens de enige plaats waar zij onderdak, voedsel en psychische steun van lotgenoten kunnen krijgen. De straat is letterlijk hun thuis geworden.
xxx
Geraadpleegde literatuur:
Sabattini, Andrea. On becoming a Street Child. A field study in the city of Cordoba. (Academisch Proefschrift). Amsterdam: Universiteit van Amsterdam, 1996.
Phillips, W.S.K. Street Children in India.
Jaipur: Rawat Publications, 1994.
|
|