terug
Uit: India Nieuwsbrief 48 (mei-jun 1987)




Tribalen in Noordoost-India



In 1947, het jaar van de Indiase onafhankelijkheid, voelden de meeste bevolkingsgroepen in India zich onderdeel van de nieuwgevormde Indiase natie. Gezamenlijk had men zich tientallen jaren ingezet voor de onafhankelijkheidsstrijd tegen de Britten. Al snel daarna werd het bestaansrecht van diezelfde natie ter diskussie gesteld door allerlei groepen die hun eigen belangen ondergesneeuwd zagen worden door de belangen van de Indiase staat als geheel.
Zo neigen veel van de in India levende groepen tribalen er sterk naar om hun culturele identiteit door middel van onafhankelijkheid of autonomie bevestigd te willen zien. Wat betreft woongebied, leefwijze, taal, godsdienst en ras voelen tribalen zich niet verwant aan de doorsnee Indiërs. Met name in Noordoost-India eskaleert de situatie steeds verder. En hoewel het een uiterst komplexe warboel van meningsverschillen, onverzoenlijke standpunten, misverstanden en misdragingen is, lijkt het toch zinnig de situatie van de tribalen in dit gebied nader te belichten.


Een illustratief voorbeeld van hoe de belangen van India en die van tribalen kunnen botsen vormen de Naga's. Deze groep van 16 stammen, die momenteel uit ongeveer een half miljoen mensen bestaat, bewoont al sinds mensenheugenis de heuvels tussen de rivieren de Chindwin (in Birma) en de Brahmaputra. De stammen kunnen elkaar onderling niet verstaan. Als een grotendeels tot het christendom bekeerd volk met een zeer eigen kultuur voelen zij zich in het geheel niet verwant met de Indiërs uit de vlakten.


    Koloniale grenzen

Om de huidige situatie te kunnen doorzien is het noodzakelijk te beginnen bij de kolonialisatie van Nagaland door de Britten in de vorige eeuw. In 1820 voegden die Assam toe aan het uitdijend Brits-India. De regelmatige overvallen van krijgslustige Naga's uit de naburige dichtbeboste heuvels op bewoners van de Assamese vallei werden door de Britten niet lang getolereerd. Verscheidene strafexpedities naar het gebied van de Naga's volgden. Met name de Angami-stam verweerde zich hiertegen met guerrillataktieken. Uiteindelijk veroverden de Britten in 1866 hun grondgebied. De Angami's werden gedwongen tot het betalen van belasting en het leveren van werkkrachten.

Nog niet gehuwde meisjes en jongens van de Angami-Naga's bij het clan-festival.
Hierdoor verzwakt en in aanzien gedaald, werden de Angami's vervolgens voortdurend lastig gevallen door hun traditionele vijanden, de Sema-Naga's, die spoedig daarna ook gepacificeerd werden, zoals dat heet. Grote delen van het Naga-territorium kwamen op deze manier onder invloed van de Britten. Die hielden overigens rekening met de op een kulturele kloof gebaseerde vijandschap tussen de Naga's en de hen omringende bevolkingsgroepen, terwijl ze er voor zorgden dat er maar weinig Indiërs uit de vlakte in Nagaland toegelaten werden.
Toen het in de jaren dertig van deze eeuw duidelijk werd dat de Engelsen binnen afzienbare tijd zouden vertrekken, begonnen de Naga's zich als een eenheid op te stellen. Net als de meeste andere bevolkingsgroepen van het subkontinent, maar met een ander doel. Want overal elders ontstond een gevoel van een gemeenschappelijke Indiase identiteit, die uiteindelijk zou moeten leiden tot het vertrek van Engelsen en het ontstaan van een onafhankelijke republiek India. De Naga's echter zagen het aanstaande vertrek van de Engelsen slechts als dé gelegenheid om hun eigen onafhankelijkheid weer terug te krijgen. De basis voor een lang slepend konflikt was gelegd.
De Naga's organiseerden zich in de Naga National Council (NNC). De NNC hield als standpunt aan dat de eigen identiteit van de Naga's slechts gegarandeerd kon blijven middels volledige politieke onafhankelijkheid, d.w.z. onafhankelijkheid in de vorm van een souvereine staat. Na de verdeling van Brits-India in India en Pakistan voelden de Indiase leiders zich daartoe niet bereid. Tijdens een bezoek in 1947 van een NNC-afvaardiging onder leiding van Z.A. Phizo, verklaarde Nehru: "We kunnen jullie komplete autonomie geven, maar nooit onafhankelijkheid. Die kunnen we geen enkele deelstaat, groot of klein, toestaan." De Naga's vatten deze verklaring op als een dreigement tot annexatie. Op 14 augustus 1947, één dag voor de Indiase onafhankelijkheidsverklaring, verklaarden de Naga's zichzelf onafhankelijk. Er werd geen aandacht aan besteed.


    Eskalatie

Vanaf 1947 kwam dat deel van Nagaland dat niet in Birma lag onder bestuur van de deelstaat Assam. Britse en inheemse bestuurders werden vervangen door Indiase. De antipathie van de Naga's tegenover hun nieuwe 'bezetters' nam alleen maar toe nu hun hoop op onafhankelijkheid niet werd beantwoord. De Naga's stuurden geen volksvertegenwoordigers naar Delhi, want dat zou erkenning van de autoriteit van India betekenen. Om duidelijkheid te geven aan de regering in Delhi en tegelijk om ze onder druk te zetten, werd in 1951 een referendum gehouden. De uitslag gaf aan dat 99% van de Naga's vóór volledige onafhankelijkheid was. De Indiase regering erkende het referendum niet en sprak haar bezorgdheid uit over 'kommunistische elementen die de tribalen opstookten'. Men dacht de kwestie middels een soort koude oorlog te kunnen regelen.
Op herhaald aandringen van de NNC kwam Nehru het volgende jaar naar Nagaland om de situatie met de Birmese leider U Nu, die in hetzelfde schuitje als Nehru zat, te bespreken. Nehru weigerde een petitie van de Naga's in ontvangst te nemen. Hierop vertrok de grote massa mensen die Nehru toe had willen spreken, weer naar huis, de premier met een handjevol officials achterlatend. Volgens Nehru kon de petitie, waarin nogmaals de eis tot onafhankelijkheid onderstreept werd, nooit door die primitieve tribalen geschreven zijn. Het was het werk van missionarissen en Britse bestuurders die hun invloed in Nagaland terug probeerden te krijgen. Ten einde raad namen de Naga's hun toevlucht tot een middel dat de Indiërs zelf tegen de Britten gebruikt hadden: burgerlijke ongehoorzaamheid. Er werden geen belastingen meer betaald, en de kinderen werden van school gehouden. De Indiase regering reageerde precies zoals de Engelsen eertijds: men arresteerde de NNC-leiders en stuurde politieversterkingen naar het gebied.
Vanaf die tijd eskaleerde de situatie. Grote groepen Naga's namen hun toevlucht tot guerrilla-aktiviteiten tegen de Indiase politie en legereenheden die inmiddels ook werden gestuurd. In maart 1956 werd door de NNC de Federale Regering van Nagaland gevormd. Er werd een grondwet gemaakt en een provisorisch leger bijeen getrommeld. De strijd tussen de guerrilla's en het Indiase leger nam zienderogen toe, met als gevolg dat ook dorpelingen het slachtoffer werden. Er kwamen in Delhi berichten binnen over het in brand steken van dorpen door het Indiase leger en over het veelvuldig martelen en vermoorden van dorpelingen, die met de gewapende strijd niets te maken hadden. Gefrustreerd door de onzichtbaarheid van hun tegenstanders, keerden Indiase soldaten zich tegen de ongewapende, maar in ieder geval zichtbare dorpsbevolking.
Naga-strijders kwamen in die jaren, maar ook nog in de jaren zestig en nu sporadisch weer in de tachtiger jaren, met gedetailleerde lijsten van misdaden begaan door het Indiase leger. Ze beschrijven de slachtoffers, de aard van de misdaden, plaatsen, data en vaak ook de namen van de betrokken legereenheden of zelfs van individuele soldaten. Hoewel het bewijs van de juistheid van die rapporten niet onomstotelijk vaststaat, zoals de Indiase regering sinds die tijd voortdurend naar voren brengt, lijkt het toch eerder een zaak voor de regering om te bewijzen dat de beschuldigingen niet waar zijn, zeker gezien het feit dat sinds de jaren vijftig geen onafhankelijke buitenlandse waarnemers in Nagaland meer zijn toegelaten.


    Guerillastrijd

In de loop der jaren werden de Naga's verdeeld. Een gedeelte van de bevolking was het grote verlies aan mensenlevens en materiaal beu, en wenste tot een akkoord te komen met de machtige vijand. De Naga People's Convention werd opgericht, en een delegatie gaf aan Nehru te kennen dat de grote meerderheid der Naga's nog steeds streefde naar komplete onafhankelijkheid, maar intussen bereid was met minder genoegen te nemen. Nu werd wel naar hen geluisterd. In 1963 werd de staat Nagaland officieel toegevoegd aan de statenfederatie van India.
De extremistische Naga's bleven samenwerking als verraad zien en zetten de guerrillastrijd onverminderd voort. Het Indiase leger ging over op de zogenaamde 'hamlet grouping' techniek om guerrilla's te isoleren van hun achterban. Alle familieleden van guerrillastrijders uit een bepaald dorp werden opgepakt en elders in grote schuren ondergebracht en op rantsoen gezet.
Uiteindelijk werden er serieuze pogingen tot wapenstilstand ondernomen van beide zijden, waarmee erkend werd dat geen van beide partijen kans zag te winnen. Er werd een speciale vredeskommissie ingesteld, die in 1964 sukses had: er werd voor onbepaalde tijd een staakt het vuren uitgeroepen, en men begon politieke onderhandelingen. De Indiase regering deed dat met het idee dat daarmee de gematigde Naga's hun invloed op de situatie konden laten gelden. De NNC zag in de onderhandelingen de eerste stap op weg naar erkenning van de souvereiniteit van Nagaland. De onderhandelingen waren dus gedoemd te mislukken, en het staakt het vuren werd slechts aangehouden zolang beide partijen er baat bij dachten te hebben.

Nadat het Indiase leger in 1971 Oost-Pakistan geholpen had met het verkrijgen van zijn zelfstandigheid (waardoor de Naga's belangrijke bases in dat gebied verloren), beëindigde India het staakt het vuren. Met een grote hoeveelheid legereenheden in de buurt dacht de regering voorgoed een einde te kunnen maken aan de onafhankelijkheidsstrijd van de Naga's. De NNC werd officieel verboden en ging ondergronds. Kleine groepjes, de strijd beu, splitsten zich af. Het Indiase leger met haar enorme overmacht aan wapens en manschappen maakte,

"De leiders van de Naga-ondergrondse zijn hier. Nee meneer, hier." (cartoon: Laxman)
door de ongrijpbaarheid van de guerrillastrijders, samen met provinciale autoriteiten de burgerbevolking tot doelwit. Elke hulp die aan de guerrillastrijders gegeven werd, werd onherroepelijk streng bestraft. Het Indiase leger ging weer over tot dezelfde methoden als in de jaren vijftig, en opnieuw kwamen er gedetailleerde rapporten uit Nagaland binnen in Londen, waar NNC-leider Phizo sinds 1960 in ballingschap leefde. Dorpen die guerrilla's ondersteunden werden volgens die rapporten in brand gestoken, inklusief oogsten en voedselvoorraden. De betrokken dorpelingen werden veelal geslagen, gemarteld of verkracht.
Ondanks de overmacht slaagde het leger er niet in de Naga-bevrijdingsbeweging definitief de kop in te drukken. En toch, langzamerhand, begon de deelstaat Nagaland te funktioneren, met vertegenwoordigers in het Indiase parlement, en met eigen politie- en legereenheden. De Indiase regering begon veel geld te investeren in de 'ontwikkeling' van Nagaland, dat als exploitatiegebied van hout een belangrijke funktie kreeg. Al vrij snel ontstond er een nieuwe, stedelijke middenklasse onder de Naga's, die steeds meer belang kreeg bij de handhaving van de autoriteit van India in Nagaland. De druk die India op de Naga-burgerbevolking legde begon vruchten af te werpen.
Sinds het midden van de jaren zeventig is de verdeeldheid onder de Naga's, evenals de invloed van de centrale regering, alleen maar groter geworden. Wat er nog van het Naga-verzet rest heeft Birma als uitvalsbasis gekozen. Mede hierdoor is het verzet in kontakt gekomen met China en hebben meer revolutionaire ideeën ingang gevonden. Zulke ideologieën lijken in heel zuid- en zuidoost-Azië vooral bij tribalen wortel te schieten.


    Andere stammen

Duidelijk is dat de zeven deelstaten in Noordoost-India ook met deze ontwikkelingen zijn meegegaan. En heel begrijpelijk, omdat de geschiedenis van andere tribalen in dit gebied parallel loopt met die van de Naga's.
De Mizo's (of Lushei) bijvoorbeeld zijn net als de Naga's een groep bergstammen. Ze zijn echter georganiseerd in een systeem van stamhoofden. Vlak voor de onafhankelijkheid van India kwam een groep Mizo's tegen dit systeem in opstand. Zij zorgden dat hun partij, de Mizo-Unie, na de Indiase onafhankelijkheid invloed kreeg in het gebied, dat als een distrikt bij Assam ingelijfd was. In 1959 werd het Mizo Nationaal Front opgericht, dat in 1966 de wapens tegen het centrale gezag opnam teneinde de onafhankelijke staat Mizoram te kreëeren. De reaktie van de Indiase regering was vergelijkbaar met die tegen de Naga's: sterke militaire repressie naast een mogelijke bereidheid tot politieke konsessies. In 1971 ontstond in het kader van een algehele staatkundige reorganisatie van Noordoost-India, de Union Territory of Mizoram, een bijna-deelstaat met een redelijke mate van autonomie. De reorganisatie probeerde ook aan de roep om autonomie van andere tribalengroepen in de regio tegemoet te komen. Het uiteindelijke resultaat was de verdeling van Assam in vijf deelstaten (Assam, Meghalaya, Nagaland, Manipur en Tripura) en twee Union Territories (Mizoram en Arunachal Pradesh), en een flinke overmacht aan legereenheden in het gehele gebied die voor relatieve en meestal tijdelijke rust zorgen.
Door deze taktiek werd de opstand van de Mizo's in de jaren zeventig gesmoord. Maar zodra het vuur in het ene gebied gedoofd is, laait het in een volgend gebied weer op. In de jaren tachtig lijkt Manipur de sterkste en best georganiseerde opstandelingenbeweging te hebben. Manipur's tribale bevolking bestaat uit ongeveer 300.000 tot het hindoeïsme bekeerde Meitei's. Hun twee bevrijdingsbewegingen, PREPAK en PLA, strijden zowel voor autonomie en onafhankelijkheid als tegen de ekonomische en kulturele overheersing en 'kolonisatie' door de Mayang, d.w.z. de Indiërs uit de vlakte, vooral afkomstig uit Bengalen, maar ook uit verafgelegen streken als Rajasthan en Punjab.

De opstandelingen steken veel energie in de politieke bewustmaking van de Meitei-dorpsbevolking, die hen voor het grootste deel steunt. Langzaam maar zeker is er in Manipur een brede volksbeweging aan het ontstaan, die de inflatie en voedseltekorten zoals die in Manipur en elders in het noordoosten voorkomen, vooral toeschrijft aan wanbestuur vanuit Delhi, dat bekrachtigd wordt door middel van militair machtsvertoon.
In enkele andere staten van Noordoost-India (Meghalaya en Arunachal Pradesh) heeft het verzet nog nauwelijks gewelddadige vormen aangenomen. Ook hier vormen tribale organisaties de basis en is het verzet vooral gericht tegen de binnendringers in hun grondgebied en kultuur, met name de Bengali's.
De grote uitzondering in dit gebied is de deelstaat Tripura waar de tribalen stevige aanhangers zijn van de kommunistische CPI(M) en waar al tien jaar een Links Front Regering bestaat. Extremistische Tripuri's laten geregeld van zich horen door, ondermeer vanuit bases in Bangladesh, massale slachtpartijen aan te richten. In juni 1981 werden in één nacht 550 mensen vermoord in de hoop de tegenstellingen tussen tribalen en immigranten aan te wakkeren.


    Dilemma

De Indiase regering staat voor een ernstig dilemma, dat zwaar op haar drukt. Van de ene kant wil zij de rechten van de tribalen in het noordoosten erkennen en respekteren, en de meningsverschillen het liefst langs politieke weg oplossen. Van de andere kant wordt ze van diverse zijden door afscheidingsbewegingen (in Punjab, Kashmir, Tamil Nadu en de noordoostelijke deelstaten) onder druk gezet. En afscheiding is juist datgene wat India zich niet veroorloven kan zonder het voortbestaan van haar staatkundige eenheid op het spel te zetten. Dat er daarom militaire middelen tegen gewapende afscheidingsbewegingen worden ingezet is vanuit dit standpunt te begrijpen. De manier waarop die middelen gebruikt worden is echter niet te rechtvaardigen. Niet alleen vanuit politiek, maar zeker ook vanuit menselijk oogpunt lijkt het de regering in Delhi geboden om via nadere wegen haar gelijk te halen. meer een noodzaak. Het zal echter nog wel even op zich laten wachten voor het zover is dat kinderen kunnen genieten van verstaanbare leuke en/of leerzame programma's. Tot die tijd zullen zij het helaas moeten doen met hetgeen ze voorgeschoteld krijgen.

XXX




begin document

tijdschrift India Nu

HOME Landelijke India Werkgroep

Landelijke India Werkgroep - 22 februari 2010