terug
Uit: India Nu 125/126 (mei-aug 2)



Arbeid en Sportgoederenindustrie

Euro 2000 geen feest voor makers Indiase voetballen


Kinderarbeid en zeer lage lonen. Dat is het beeld dat we in het vorige nummer van India Nu (124, mrt-apr 2000) schetsten van de voetbalproductie in Punjab. De Sports Goods Foundation of India (SGFI) wil met financiële steun van de wereldvoetbalbond (FIFA) wat doen aan kinderarbeid. Het is nu al een 'success story', aldus de SGFI. Gerard Oonk ging opnieuw naar de Indiase 'sportgoederenregio', en sprak met betrokken organisaties én voetbalstikkers. Kinderarbeid vindt verborgen plaats. En de SGFI onkent dat de lonen ver beneden het wettelijk minimumloon liggen. Voor de makers van de Indiase voetballen - deels bestemd voor Euro 2000 - is het voorlopig slikken én stikken.

Wilt u op de hoogte worden gehouden over nieuwe ontwikkelingen over dit onderwerp?
Klik dan HIER !

Eén kind dat een voetbal aan het stikken is. Dat is het resultaat van een inspectie naar kinderarbeid in tweehonderd productie-eenheden in de eerste maanden van dit jaar. Een openbare brief van de SGFI meldt het met nauwelijks verholen trots. De inspecties zijn uitgevoerd door de gerenommeerde onafhankelijke controle-instantie Société Générale de Surveillance (SGS). SGS wordt daarvoor betaald door de wereldvoetbalorganisatie FIFA, die de 25 leden van de SGFI - allemaal exporteurs van voetballen en andere 'opblaasbare ballen' - toestemming heeft gegeven 'FIFA-gelicenseerde' ballen te produceren.
  In een gesprek met SGS zelf laat de coördinator van het inspectieteam, Namit Mutreja, weten het niet verstandig te vinden om nu al te melden hoeveel werkende kinderen er zijn gevonden: "We zijn pas net begonnen en mensen zouden wel eens onterechte conclusies aan de eerste resultaten kunnen verbinden." Het blijkt ook dat de inspecteurs alleen overdag gecontroleerd hebben en niet 's avonds als veel kinderen na school nog een aantal uren ballen stikken. Tijdens de volgende inspectieronde worden ook 's avonds bezoeken afgelegd. SGS heeft een team van twintig mensen waarvan er permanent acht op pad zijn in de voetbalregio. Ze werken op basis van een lijst met drieduizend productielocaties die door de leden van de SGFI zelf is opgesteld. De locaties zijn onderverdeeld in eenheden waar drie tot acht mensen werken en centra waar meer dan acht mensen werken.
  Volgens de SGFI-brief blijkt uit het rapport van SGS dat de voetbalstikkers zich nu bewust zijn van het feit dat kinderarbeid niet is toegestaan. Ook zou uit het SGS-rapport blijken, zo meldt de SGFI nadrukkelijk, dat zij 'prijzenswaardig werk' hebben verricht bij het creëren van bewustwording onder de stikkers.


Ontkenning

In de dorpen rond Jalandhar is de sfeer wat minder opgetogen. De 'bewustwording' dat kinderarbeid niet gewenst is, lijkt er vooral uit te bestaan dat werkende kinderen snel het hazenpad kiezen als ze onbekenden zien. Een van onze lokale begeleiders ziet drie kinderen van rond de tien jaar aan het werk. Bij een tweede bezoek blijken die kinderen weer verdwenen.
  De meeste volwassenen die ballen stikken geven zonder omhaal toe dat ook kinderen meewerken. Ook twee contractors (bemiddelaars) bevestigen dat er sprake is van kinderarbeid. Ze zijn van mening dat er weinig aan te doen is, vanwege de armoede van de gezinnen. De vraag of ze geen instructie van hun bedrijf, in dit geval Soccer International, hebben gekregen om kinderarbeid tegen te gaan, beantwoorden ze ontkennend.
  Directeur Ravinder Purewal van de SGFI vertelt een ander verhaal. Volgens hem is de kinderarbeid in de voetbalindustrie sterk afgenomen sinds het onderzoek daarnaar van twee jaar geleden door het National Labour Institute. De schatting was toen dat er in Jalandhar en omgeving tienduizend werkende kinderen zijn, waaronder 1350 kinderen die fulltime werken en geen school bezoeken. Dat ligt nu anders, meldt Purewal. Er is onlangs een bijeenkomst geweest met een of twee bemiddelaars van elk exporterend lid van de stichting om te bespreken hoe zij kinderarbeid kunnen tegengaan. Van elk bedrijf wordt verwacht dat het zijn bemiddelaars laat weten dat kinderarbeid onacceptabel is. Iedere bemiddelaar moet een contract ondertekenen met de belofte dat hij er voor zorgt dat kinderen geen ballen stikken.


Stikcentra

Inmiddels zijn door de meeste grote bedrijven, waaronder Mayor & Co, Soccer International and F.C. Sondhi - de eigenaar van het laatste bedrijf is tevens vice-voorzitter van de SGFI - stikcentra opzet. Deze centra maken het makkelijker om kinderarbeid te vermijden en er voor te zorgen dat de stikkers het loon krijgen waarop ze recht hebben. Volgens Purewal zijn er nu veertig centra waar ongeveer de helft van de productie plaatsvindt.
  In een van die stikcentra, van Soccer International, werken 72 vrouwen. Volgens de opzichter maken ze samen circa honderd ballen per dag. Elke bal levert de maakster ongeveer een gulden op. Vijftien cent per bal gaat naar de opzichter en naar twee ervaren stikkers die de kwaliteitscontrole uitvoeren en afgekeurde ballen repareren. Een oude vrouw vertelt dat zij één bal per dag kan maken. In een tweede centrum van Soccer International ligt de productie iets hoger. De 55 vrouwen maken daar 125 ballen per dag. Een aantal stiksters is wellicht net boven de dertien, maar nog wel erg jong.
  Net als in de centra van Soccer International, blijken de stiksters ook in de centra van F.C. Sondhi fors onder het officiële minimumloon van negentig gulden per maand te werken (ƒ 3,60 gulden per dag bij 25 werkdagen per maand). Een meisje vertelt dat ze zes jaar basisonderwijs heeft gevolgd en nu, nadat haar vader is overleden, sinds een jaar voetballen stikt. Ze maakt drie ballen per dag in een negenurige werkdag en verdient er vijftig gulden per maand mee. In het Training Centre Nangal Fateh Khan van F.C. Sondhi fabriceren 23 vrouwen ongeveer 45 ballen per dag. Voor het type Sondico 4 dat nu wordt gemaakt krijgen ze 85 cent. Volgens de opzichter kan een ervaren stikker maximaal drie ballen per normale werkdag maken. Zelfs dat maximum (ƒ 2,55) ligt dus nog ruim onder het minimumloon.

FIFA, Euro 2000 en de voetballen uit India

In 1995 verschenen de eerste berichten in de pers over kinderarbeid in de Pakistaanse voetbalproductie. Vooral na een schokkende documentaire kwamen de wereldvoetbalbond (FIFA), de Wereldfederatie van Sportgoederenbedrijven (WFSGI) en de grote sportmerken (Nike, Adidas, Reebok) in actie. De internationale vakbeweging (IVVV) greep de gelegenheid aan om met de FIFA een sociale gedragscode af te spreken. Deze code bevat de fundamentele arbeidsnormen, waaronder vrijheid van organisatie en een verbod op kinderarbeid, gedwongen arbeid en discriminatie op basis van geslacht, ras etcera, maar ook een 'leefbaar loon' en afspraken over het opzetten van een effectieve controle. De WFSGI en de bedrijven waren onaangenaam verrast en zetten de FIFA onder druk om de code niet te tekenen. De FIFA tekende niet.

Toch moest er wat gebeuren. In 1997 sloot de industrie dan ook een overeenkomst met onder meer Unicef, de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) en de Amerikaanse regering om kinderarbeid in het Pakistaanse Sialkot aan te pakken. Later werd besloten om een dergelijk programma, maar zonder de ILO en VS, ook in India op te zetten. De programma's in India en Pakistan worden door de FIFA gefinancierd. In India voert de Sports Goods Foundation of India (SGFI) dit programma uit. Daarnaast kwam de WFSGI zelf met een vrijwillige gedragscode die veel minder ver ging dan de 'FIFA-code'. In 1998 slaagde de internationale vakbeweging er in om een verbod op kinderarbeid en een aantal arbeidsrechten opgenomen te krijgen in de contracten die de ISL - de marketingorganisatie van de FIFA - afsluit met voetbalimporteurs. Alle importeurs die logo of naam van de FIFA of van een voetbalevenement - Euro 2000, World Cup etc. - willen gebruiken, moeten zo'n contract ondertekenen. De inhoud van het contract tussen ISL en voetbalimporteurs is niet zo krachtig als de oorspronkelijk FIFA-code, maar het is wél juridisch bindend.

Desondanks wordt het contract niet nageleefd. Uit onderzoek en uitvoerige gesprekken in 'het veld' (zie hoofdartikel) blijkt dat in de voetbalproductie in India wettelijke minimumlonen niet worden uitbetaald. Dit betekent een duidelijke schending van het contract, want daarin staat onder meer dat de wetten van het land moeten worden nageleefd. Daarnaast blijkt dat ook kinderarbeid in deze sector nog veelvuldig voorkomt, zij het verborgen. De FIFA/ISL betaalt momenteel de controle op kinderarbeid door SGS. Het lijkt niet meer dan logisch dat deze controle wordt uitgebreid tot betaling van - minimaal - het wettelijk minimumloon en de andere contractueel vastgelegde afspraken tussen FIFA/ISL en de importeurs van voetballen. De internationale vakbeweging is een groot voorstander van het betrekken van de ILO bij deze controle.


Grote aanpak

India's grootste exporteur van sportartikelen, Mayor & Co, pakt het ook groot aan als het om stikcentra gaat. Manager J.S. Sodhi vertelt dat het bedrijf nu vier stikcentra heeft. Nadat hij de nieuwe, modern geoutilleerde fabriek heeft laten zien die nu wordt geïnstalleerd, volgt een bezoek aan een stikcentrum aan de overkant van de weg waar honderdvijftig stikkers werken. Zij maken de topkwaliteit ballen van Mayor en krijgen volgens Sodhi ƒ 1,75 per bal, waarvan ze er volgens hem vier per dag kunnen maken. Het stikcentrum ziet goed uit: het is ruim opgezet, heeft goede verlichting, zitbanken voor de stikkers en er zijn toiletten en een verbanddoos. Zowel in de (oude) fabriek als het stikcentrum hangt de gedragscode van Adidas in het Engels en het Hindi aan de muur. De gedragscode meldt onder meer dat werknemers het recht hebben zich te organiseren en gezamenlijk met de werkgever te onderhandelen.
  De stikkers bij Mayor zijn echter niet georganiseerd, meldt Sodhi. Niet de stikkers, maar de vereniging van bemiddelaars 'onderhandelt' met de exporteurs over de stuklonen. Ook hun positie is zwak want zij zijn freelancers die bij onvoldoende prestaties - survival of the fittest, laat Sodhi weten - zo aan de kant gezet kunnen worden.
  De Indiase wet bepaalt dat productie-eenheden met meer dan 20 werknemers onder de Fabriekswet vallen. Deze wet geeft de werknemers een aantal rechten, waaronder een vaste aanstelling, een jaarlijkse bonus, dubbele uitbetaling van overwerk etcetera. Op de vraag of de stikcentra onder de Fabriekswet vallen, antwoordt Sodhi dat alle stikcentra onlangs een schriftelijke vrijstelling hebben gekregen van de deelstaatregering. Overigens is Mayor & Co van plan om in het stikcentrum tegenover de fabriek de komende twee tot drie jaar duizend werknemers te werk te stellen.
  Jai Singh van de organisatie Volunteers for Social Justice (VSJ) vindt het volkomen onterecht dat de centra vrijstelling hebben gekregen. Volgens komt dat omdat de centra zich als traingscentra voordoen, terwijl het gewoon productiecentra zijn. Ook vindt hij de arbeidsomstandigheden in de centra allerminst ideaal. In de meeste centra zitten de vrouwen uren op de grond, en bijten ze steeds de chemisch behandelde draad met hun tanden door. Rugpijn en opgezwollen vingers zijn veel voorkomende klachten.

Meerut: cricketbats en cricketballen

De stad Meerut, op zestig kilometer van New Delhi, is het tweede centrum van India's sportgoederenindustrie. Voetballen ontbreken niet, maar in Meerut worden vooral cricketbats en cricketballen gemaakt, zowel voor de buitenlandse als de binnenlandse markt. Ook in Meerut werkt een flink aantal kinderen mee aan het fabriceren van de bats, de cricketballen, voetballen en andere sportartikelen. Volgens Ramakant Chaurasia, werkzaam voor de Zuid-Aziatische Coalitie Tegen Kinderarbeid (SACCS) en zeer bekend in de regio, gaat het om circa tienduizend kinderen. Volgens het dagblad The Hindu (5 december 1999) zijn hun arbeidsomstandigheden aanzienlijk slechter dan in Jalandhar. Chaurasia vertelt dat de overheid onlangs een onderzoek heeft gehouden naar kinderarbeid. Van te voren werd het onderzoek en het tijdstip bekendgemaakt. Er werden weinig kinderen aan het werk gevonden.
Zelf runt SACCS in Meerut twee schooltjes voor kinderen die eerder sportartikelen hebben gemaakt. Ook probeert SACCS via haar Fair Play Campaign het onderwerp op de politieke en maatschappelijke agenda te krijgen.


Tegenstrijdig

De informatie over de werkelijke lonen die de stikkers verdienen is zeer tegenstrijdig. Purewal rekent voor dat een thuisstikker per dag zes à zeven goedkope ballen of drie à vier van topkwaliteit kan maken en daarmee minstens zes gulden verdient. Manager Sodhi van Mayor & Co houdt het op gemiddeld ruim vier gulden per dag. De stikkers zelf komen echter zonder uitzondering met een heel ander verhaal. Ze zeggen tussen één en anderhalve gulden per dag te verdienen. Dat laatste inkomen komt overeen met de cijfers van het onderzoek van het National Labour Institute (NLI) van twee jaar geleden. Satish Wasan, secretaris van de SGFI, bestrijdt de cijfers uit dat onderzoek (zie 'Sportgoederenindustrie Jalandhar in 2005 kinderarbeidvrij') en noemt het onderzoek te 'beperkt'.
  Zijn er inderdaad redenen om de inkomensgegevens uit het NLI-rapport aan te vechten? Volgens de heer M.P. Joseph heeft de adviescommissie voor het rapport - waarin de exporteurs ruim vertegenwoordigd waren - het rapport meermalen uitvoerig besproken. Joseph is coördinator van ILO-IPEC (het kinderarbeidprogramma van de Internationale Arbeidsorganisatie) in India, mede-opdrachtgever van het NLI-onderzoek. Enkele conclusies die onvoldoende onderbouwd waren zijn er uitgelaten. Uiteindelijk heeft de hele adviescommissie, inclusief de exporteurs, de passages over de lonen goedgekeurd. Het verbaast Joseph dat de SGFI ze nu weer bestrijdt.
  Minstens even verbazingwekkend is de uitspraak van Purewal van de SGFI dat exporteurs maar in enkele dorpen buiten het district Jalandhar voetballen laten maken, waaronder één dorp in het district Gurdaspur. Sodhi van Mayor & Co zegt dat zijn bedrijf géén ballen laat maken buiten Jalandhar.
  Dat staat haaks op waarnemingen tijdens een bezoek - eind 1999 - aan de wijk Gandhi Camp in de stad Batala in Gurdaspur. In Gandhi Camp werden door de meeste huishoudens ballen gestikt. Een informant schat hun aantal in Batala en directe omgeving op tienduizend. Mayor zou verreweg de grootste afnemer zijn. Deze bevindingen worden ondersteund door een onderzoek in Batala uit 1997 van Volunteers for Social Justice. Dit onderzoek schatte het aantal stikkers in Batala op zeven- tot achtduizend. De gestikte voetballen waren onder meer Mitre en Mundo, allebei merken die Mayor momenteel produceert. Mayor is ook de Indiase leverancier van voetballen voor Adidas en voetballen met het Euro 2000 logo die onder UEFA/FIFA licentie voor de Europese markt door het Engelse Mookie Toys worden geïmporteerd.


Kinderen

Wat gebeurt er voor de werkende kinderen om wie het allemaal begonnen is? Shikha Ghildyal, hoofd van de communicatieafdeling van Save the Children in New Delhi, kan er nog weinig over zeggen. Save the Children is samen met Unicef betrokken bij de advisering over en eventueel de uitvoering van een child protection programme. Ghildyal: "Eerst moeten we de omvang van het probleem in kaart brengen. Als er geen kinderen worden gevonden, kunnen we ook niets doen. Wellicht is meer onderzoek nodig, ook naar kinderarbeid buiten de sportgoederenindustrie."
  De SGFI roemt haar samenwerking met gereputeerde organisaties als Unicef en Save the Children. Beide organisaties zijn echter zelf wat voorzichtiger met het omschrijven van hun relatie met de SGFI. Gerry Pinto van Unicef zegt daarover: "We zien onszelf als adviseurs. We willen niet aan de kant blijven staan ook al is niet alles perfect." Ook Ghildyal vindt dat Save the Children vooral vakmatige ondersteuning moet geven. Zo heeft Save the Children bijvoorbeeld vorig jaar de inspecteurs van SGS getraind, maar "de eindverantwoordelijkheid blijft bij de SGFI liggen."
  Overigens is Ghildyal redelijk positief over de SGFI: "Ze worden elke dag beter." Als sterke kanten van de SFGI noemt ze dat de stichting opereert als eenheid. "Ze willen echt iets bereiken, ze zoeken contact met diverse groepen in de maatschappij", meent Ghildyal, die er vervolgens lachend aan toevoegt: "Ze willen ook dat hun business overleeft." Maar zwakke punten heeft de SGFI wel degelijk, vindt Ghildyal. "Wat ontbreekt is een ontwikkelingsperspectief, en samenwerking met een goede lokale non-gouvernementele organisatie en vakbonden." Ook de beperking van het programma tot 'opblaasbare ballen' (dus met uitsluiting van andere sportgoederen, red.) is een minpunt. En, besluit Ghildyal: "Het is me nog niet duidelijk hoe transparant de stichting nu werkelijk is."





Jai Singh (Volunteers of Social Justice) spreekt met kinderen


SACCS-school, Meerut




Gerard Oonk
(foto's: Gerard Oonk; cartoons: Vikram Kumar Nayak)

Wilt u op de hoogte worden gehouden over nieuwe ontwikkelingen over dit onderwerp?
Klik dan HIER !

Down and Out

Werken onder het Wereldkapitalisme

De sportgoederenindustrie is slechts één van de vele Indiase bedrijfstakken die drijven op informele arbeid: werk onder slechte omstandigheden, zonder officiële contracten, wettelijke bescherming en sociale zekerheid. Op 1 mei, de dag van de arbeid, vond in het Vakbondsmuseum in Amsterdam de opening plaats van een fototentoonstelling van Ravi Agarwal (de tentoonstelling was gedurende mei te zien). Deze Indiase milieudeskundige is onder meer oprichter van de milieuorganisatie Toxics Link. Daarnaast is hij ook fotograaf. Hij heeft veel foto's gemaakt van arbeid(st)ers in de Indiase informele sector: in de bakstenenindustrie, in steengroeven, op het land, op spoorwegstations, langs de weg, in rosse buurten, in de bouw, in de kleding- en textielindustrie, in de sieraden- en diamantindustrie etcetera.
De tentoongestelde foto's van Agarwal zijn terug te vinden in het door de Indiase Brinda Datta prachtig vormgegeven boek 'Down and Out, labouring under global capitalism' (Amsterdam University Press/Oxford University Press). De teksten zijn van de Nederlandse socioloog Jan Breman, die al veertig jaar onderzoek verricht naar arbeidsomstandigheden in de informele sector in de deelstaat Gujarat, en de Indiase sociaal wetenschapper en journalist Arvind Das, die onder meer onderzoek deed naar agrarische en industriële arbeid, en een boek schreef over de deelstaat Bihar. Informele arbeid(st)ers verdienen dan wel weinig, en staan onder en buiten 'het systeem', de economie kan niet zonder. Van de totale Indiase beroepsbevolking (naar schatting 330 miljoen), schrijft Das, werken er slechts zo'n 25 miljoen in de formele sector.
Dat betekent dat ruim 92 procent van de arbeid informeel is. Zij voegen met hun productie duidelijk economische waarde toe, maar profiteren daar zelf niet van. De vruchten van hun arbeid worden geplukt door een relatief kleine groep Indiërs. En natuurlijk ook - via export - door buitenlandse tussenhandel en consumenten.
Henk Boon



homepage Landelijke India Werkgroep

begin document

Landelijke India Werkgroep - 29 mei 2000